Inleiding
Aris heeft in de mannelijke lijn geen nageslacht en de familienaam is in zijn geslacht dus uitgestorven. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat het verhaal van Aris in de vergetelheid zou verdwijnen. Juist dat maakt het bijzonder om zijn verhaal te kunnen optekenen.
Kampen, november 2016
Henry Wagensveld
Aris (Arris) van Wagensveld (Wagensvelt)
Aris (Arris) van Wagensveld (Wagensvelt), van beroep meester timmerman/ houtkoper/ houtzaagmolenaar, werd geboren in Scherpenzeel (“In ’t Dorp”) als zoon van Jan van Wagensvelt en Geertje Derksen van Maanen. Hij werd op 5 april 1725 in Scherpenzeel gedoopt[1]. Aris is overleden in Amsterdam (“buijten de Raampoort Aan de moolen graauwe haas”) en werd op 29 februari 1780 aldaar begraven (in de Noorderkerk)[2].
(Afbeelding 1)
Wat Aris heeft doen besluiten om naar Amsterdam te vertrekken, dat zal nooit duidelijk worden. Misschien ging hij wel samen met zijn oudste zuster Geertruid het avontuur aan. Geertruid overleed in maart 1745 in Amsterdam “ten huijse van Harmanus Rees op de Lourier gragt bij de eerste dwars Straat Noord Zij.” Deze Harmanus Rees (meester kuiper Harmanus (Harmen) van Rees(z)) was de latere schoonvader van Aris.
Als we ons tot de feiten beperken en we inzoomen op de persoon Harmanus van Rees, dan blijkt dat hij zeker geen onbekende van de familie van Aris en Geertruid was. Hermanus trouwde namelijk op 12 mei 1715 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Aaltje Cornelisse Legeweij. Deze Aaltje was, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, een nicht van Geertje Dercksen van Maanen, de moeder van Aris en Geertruid. Uit de inschrijving van Harmanus en Aaltje in het ondertrouwregister van Amsterdam[3] blijkt dat Aaltje werd geassisteerd door haar moeder Jannetje van Maanen uit “E” (Ede).
Nu valt daar nog niet zoveel uit af te leiden. Dat lukt echter wel als we kijken naar de inschrijving van de ondertrouw van haar zus Teunijsjen. Zij trouwde op 13 mei 1725 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Hendrik Tappe. Daar wordt ook de band met de familie Tappe, die later in dit hoofdstuk ook nog voorkomt, duidelijk. In de inschrijving van ondertrouw van Teuntje[4] wordt haar moeder voluit Jannetje Breunesse van Maanen genoemd. Zij woonde, blijkens de inschrijving, in “Eden” (Ede). Deze Jannetje, de grootmoeder van Cornelia van Rees, is vrijwel zeker een zus van de grootvader van Aris, Derck Breunissen van Maenen.
Aris trouwde op 25 mei 1749 in Amsterdam (Nieuwe Kerk)[5] met Cornelia van Rees[6], geboren in Amsterdam, gedoopt op 22 augustus 1717 aldaar (Noorderkerk)[7], dochter van Harmanus (Harmen) van Rees(z) en Aaltje Cornelisse Legeweij. Cornelia is overleden in Amsterdam (“ten huijzen van Haar Zoon Jan van Wagensveld op de Haarlemmerdijk by die buyte dommerstr:”) en werd op 31 december 1788 aldaar begraven (in de Noorderkerk)[8].
(Afbeelding 2)
Aris kreeg voor het aangaan van zijn huwelijk schriftelijk toestemming van zijn moeder. In het ondertrouwregister wordt echter geschreven dat hij consent (toestemming) van zijn vader heeft ingebracht. Zijn vader is ergens in die periode overleden, dat zal de oorzaak van de onduidelijkheid zijn geweest.
(Afbeelding 3)
Aris werd, door zijn huwelijk met Cornelia, poorter (burger) van de stad Amsterdam[9]. Hij werd ingeschreven in het register van de behuwde en ingeboren poorters[10]: “25 Julij 1749 Arris van Wagesvelt, Van Scherpenceel, Timmerman, getr: Cornelia van Reese, dogter van Harmanus van Reese, kuijper” (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812).
(Afbeelding 4)
Op 25 juni 1755 werd Aris van Wagensvelt, woonachtig aan de “Rosestraat”, na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, als lidmaat ingeschreven in de lidmatenregisters van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Amsterdam.
Aris en Cornelia lieten op 22 januari 1757 door notaris Kier van der Piet te Amsterdam hun testament opmaken (Notaris Kier van der Piet, 1757): “Testament van man x vrouw zonder fideicommis. In de Naame Des Heere Amen. Op den twee en Twintigsten Januarij, des Jaars seventien hondert, seven en vijftig, ’s avonds de klokke omtrent Negen uuren Compareerden voor mij kier van der Piet openbaar Notaris te Amsteldam bij den Edn hove van Holland geadmitteerd Arris van Wagensveld, Meester Timmerman, en Cornelia van Rees Echtelieden, woonenden binnen deze Stad in de roosestraat tusschen de princegragt en de eerste dwarsstraat”.
Aris en Cornelia leggen vast dat de langstlevende recht heeft op de volledige nalatenschap. In de akte wordt wel vermeld dat de langstlevende zich verplicht, “naar gelegenheid des boedels”, hun kinderen, voor zover die uit hun huwelijk worden geboren, “tot mondige jaeren[11], huwelijk of andere geapprobeerden staat (…) op te voeden en groot te maken”. In geval van het overlijden van één van hen beiden stellen zij de langstlevende aan als voogd over de eventuele kinderen.
Zij behouden zichzelf het recht voor een voogd aan te wijzen in geval de langstlevende, na het overlijden van de ander, zou willen hertrouwen. Zij dienen, als zij hertrouwen, wel de legitieme porties van de erfenis aan hun eventuele kinderen uit te keren. Mochten er uit het huwelijk geen kinderen worden geboren, dan laat Aris zijn goederen na aan zijn moeder, Geertie van Maanen, weduwe van Jan van Wagensveld en Cornelia laat haar bezittingen na aan haar ouders, Hermanus van Rees en Aaltie Legeweij. “De testateuren hebben verklaard niet boven de f 2000:-:- gegoed te zijn”. Cornelia noemt in deze akte niet haar zoon Jan die werd geboren uit haar eerste huwelijk[12]. Mogelijk was hij al overleden.
Aardig om te vermelden dat Aris en Cornelia in diverse Amsterdamse registers terugkomen als getuigen bij familieaangelegenheden.
- Cornelia was, samen met Anthonij Tappé, getuige bij de doop van Hendrik van Velp, zoon van Johannes van Velp en Johanna Tappé, in de Noorderkerk in Amsterdam (10 mei 1767).
- Aris en Cornelia waren beide getuige bij de doop van zijn nichtje Geertie, dochter van Dirk van Wagensveld en Claartje van den Toorn in de Westerkerk in Amsterdam (11 oktober 1750).
- Aris en Cornelia waren beide getuige bij de doop van zijn neefje Jan Jacob van Beek, zoon van Fredrik van Beek en Reyntje van Wagensvelt in de Oude Kerk in Amsterdam (5 april 1761).
- Aris was huwelijksgetuige voor zijn zwager Pieter Dixkes bij de inschrijving van diens ondertrouw met Anna van Wagensvelt (7 januari 1768).
- Aris was in 1773 getuige bij de inschrijving van de ondertrouw van dochter Johanna Aletta,
- Cornelia was getuige bij de inschrijving van de ondertrouw van zoon Jan (1787) en dochter Harmina (1784).
- Aris en Cornelia waren beide getuige bij de doop van kleindochter Kornelia Kastelijn, dochter van Rijk Kastelijn en Johanna Alettha van Wagensveldt in de Noorderkerk in Amsterdam (27 april 1777).
Aris trad ook tweemaal op als gevolmachtigde voor zijn schoonzus Clara van den Toorn en haar echtgenoot Dirk van Wagensveld. Het ging om de verkoop van onroerend goed voor de schepenen van Amsterdam. Het betreft hier delen van de nalatenschap van de overleden grootvader van Clara, Gijsbert Martensz van den Toorn. De eerste verkoop, waarvoor Aris “specialyk gevolgmachtigd” was, vond plaats op 26 oktober 1756 en betreft de verkoop van een huis “staande en leggende aan de Baangragt tusschen de Reguliers-gragt en de Vijsel-gragt” aan Hendrik Koopman. Op 20 januari 1768 ging het om de verkoop van “Een agter Huijs en erve Staande en gelegen op Oostenburg in de derde Straat in de gang van de hoop getekent No.4” aan Jurriaan Oversteeg (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Op 25 januari 1759 kocht Aris van Wagensveld, voor de schepenen van Amsterdam, van Hendrik Tappe, de oom van zijn vrouw Cornelia[13]: “de helfte in drie agterhuijsjes met hunne Erven en een open gang, en een gesloote Steene Poort daarvoor, aan de Straat of gragt, Staande op de Lauriergragt aan de noord zijde, even voor bij de dwarst daarvoor Staat Si deus Pro nobis quis contra nos[14], streckingen met de Steene poort voor van de gragt tot agter aan de eerste gang genaamd het Kramershoffje in de Laurierdwarsstraat”. Het geheel van deze drie achterhuisjes, samen staande achter de poort met het opschrift “Si Deus Pro Nobis Quis Qontra Nos”, werd op 11 februari 1735 door genoemde Hendrik Tappe (van beroep meester glasemaker), en diens zwager Hermanus van Rees (van beroep meester kuijper, de schoonvader van Ares), gekocht van de erven Laurens Struijkman en Maria Overvaart (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Uit de inschrijving van de begrafenis van de schoonmoeder van Aris (18 september 1760) blijkt dat zij bij hem in huis woonde. Aaltje overleed op 16 september 1760 in Amsterdam (Maandelykse Nederlandsche Mercurius, 1760). Zij werd op 18 september dat jaar begraven in de Oude Zijds Kapel aldaar. In het begraafregister werd aangetekend: “den 18de September Begraven Aaltje Legewij, Wed: Harmanus van Rees, ten huijse van haar behuwt zoon Arris van Wagensveld, op de Louriergragt voor bij de Eerste Dwarsstraat Noordzij laat Meerder Jarige kinderen na”.
Aris van Wagensveld kocht op 18 maart 1762, voor de Schepenen van Amsterdam: “Een húijs en Erve Staande ende gelegen op het Leidse Plijn, bezuijden de leijdse Straat getekent No 2” in Amsterdam. Hij kocht dit vastgoed van Catharina Jansz, gehuwd met Jan Frank, als zijnde de wettige erfgenamen van wijlen Pieter Minnen en diens echtgenote Barendje Brinkeringh. Hij kocht op dezelfde datum van de voorgenoemde erven van Pieter Minne een niet genummerd “huijs en Erve, Staande en leggende op het Leijdse Plijn, bezuiden de leijdse Straat” (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
In 1762 en 1763 wordt Aris genoemd in de “Lyste Van de capiteinen, luitenants en Officieren over de 60 vaandelen Burgers binnen de stad Amsterdam”. Hij wordt (samen met Harmanus Doorn) in de lijst van “De Naamen en Woonplaatsen der Brandmeesteren” genoemd als brandmeester in wijk 38 in Amsterdam: “Arris van Wagensveld, dito (n.z. voor op de Lauriergraft) verby de I dwarst” (Schouten, Petrus, 1763 en 1768).
Op 21 januari 1768 verkocht Aris van Wagensvelt, namens zijn vrouw Cornelia van Rees(t), als zijnde de laatst nog levende erfgenaam van haar ouders Hermanus van Rees(t) en Aaltje Legeweij, voor de schepenen van Amsterdam, twee huizen van wijlen zijn schoonvader aan Jacobus Carpentier: “Twee Huisen en hunne erven, Staande en gelegen naast elkanderen in de Roosestraat voorbij de laatste dwarsstraat voor aan in de hanematte gang; zijnde de Twee eerste huijsjes in dezelve gang” (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Arris liet op 21 februari 1769 door notaris Egidius Cremer “ad Lites” (met het oog op een juridisch proces) een “Gener: Procuratie” (een algehele machtiging) ten gunste van Jonathan Jeremias Haverkamp opmaken om namens hem te handelen in alle voorkomende juridische kwesties (Cremer, Notaris Egidius, 1769).
Aris kocht op 16 februari 1771 voor de Schepenen van Amsterdam van Klaas Kuijper Junior: “Een Wagenschots Houtzaagmolen[15] zynde Een Paltrok genaamt de Grauwe Haas, met de Huysinge, Knechts wooningen, lootsen en verder opstallen (:buiten de twee Lootsen op de Werf deser Moolen staande de eene toebehoordende aan Hendrik Broekhuysen en d’ andere aan Dirk van Dam die deselve nevens de gronden zoo verre die afgeschut zyn zullen mogen gebruiken tot den Eersten Juny deses Jaars 1771, dog als dan verpligt zullen zyn dese lootsen en ’t geen van hen op die Werf is er af en naa zich te neemen en de welke onder deese koop niet begreepen zyn:) Staande op Stadtgrond op het Eerste of Nieuwe Pad tusschen de Raam en Zaag- Molens Poorten”. Aris betaalde voor deze molen negenduizend gulden (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
In het register van ontvangsten en uitgaven van het houtzaagmolenaarsgilde wordt Aris op 21 juni 1771 genoemd toen hij entreegeld betaalde: “21 dito Arris van Wagensvelt van Duijt gelt van de Mole De grawe haas” (Houtzaagmolenaarsgilde, 1771).
(Afbeelding 5)
Op 15 juli 1777 verkocht Ares van Wagensveldt zijn huizen en erven aan het Leidse Plein, die hij in 1762 heeft aangekocht, voor de Schepenen van Amsterdam, aan Dirk Kopersmit en diens echtgenote Anna Rombouts. Aris verkocht eveneens op 15 juli 1777, namens zijn vrouw Cornelia van Rees(t), als zijnde de laatste nog levende erfgenaam van haar ouders Hermanus van Rees(t) en Aaltje Legeweij, voor de Schepenen van Amsterdam, wederom vastgoed uit de nalatenschap van wijlen zijn schoonvader. Hij verkocht aan Claas Roos “een Huys en Erve staande en leggende op de Noordzyde van de Lauriergragt verby de eerste dwarsstraat met een Achterhuys en Erve daar agter aan met een vrye uytgang van ’t Perceel in de Veyl Conditie getekent No. 2” (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Daarnaast verkocht hij voor zichzelf, op dezelfde dag, eveneens aan Claas Roos, zijn eigen deel in deze huizen aan de Lauriergracht, te weten: “Twee Achterhuysjes met hunne Erven en open gang en Poort daar voor aan de straat off gragt Staande op de Lauriergragt aan de Noord Zyde even voor by de dwarsstraat Synde bevorens geweest drie Agterhuysjes in een koop dan waar van ’t een by ’t Perceel in de Vyl Conditie getekent No. 1”. Bij elkaar is dit het geheel van de hiervoor genoemde huizen die stonden achter de poort met het opschrift “Si Deus Pro Nobis Quis Contra Nos” (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Voor het gerecht van Woudenberg passeerden op 30 maart en 18 mei 1779 twee verklaringen betreffende leveranties van hout aan Aris. Reijer van Heijligenberg uit Overlangbroek verklaarde in 1775, in opdracht van Hendrik Geijtenbeek uit Woudenberg, 600 heijmasten van 40 voet lang te hebben gehakt, gerooid en klaar te hebben gemaakt in het Doornse Bosch bij Maarsbergen. Vervolgens verklaren Aard van Heijligenberg en Jan Lokhorst, beiden woonachtig in Langbroek, dat zij op 26 januari 1775 de heijmasten uit het bos naar de stenen brug hebben gebracht. Reijer van Heijligenberg en Cornelis van Domselaar, beiden woonachtig in Overlangbroek, verklaren dat zij van de heijmasten vlotten hebben gemaakt en deze in zes reizen over de Kromme Rijn, de Vecht, de Amstel en de Singel buiten de Kamppoort in Amsterdam hebben gebracht bij Arris van Wagensveld, de molenaar van “Den Graauwen Haas” (Gerecht Woudenberg, 1665-1811).
Mogelijk betaalde Aris niet voor de genoemde heijmasten en heeft de volgende vermelding daarop betrekking: Hendrik van Geijtenbeek (woonachtig in Woudenberg) geeft op 23 mei 1778, onder getuige van Teunis en Evert Bosch, een machtiging af ten laste van Barend Nibbrigh (woonachtig te Amsterdam) om namens hem betaling te eisen voor 600 door hem, aan schuldenaar Arris van Wagensvelt (koopman in houtwaren te Amsterdam), geleverde heimasten (Woudenberg, H.M. van, 2009).
Aris komt nog één keer in beeld in Scherpenzeel. Hij deed op 2 september 1778, met zijn broers Hendrik en Derck en zijn zusters Annaetjen en Lubberta Hendrijna, voor het gerecht van Scherpenzeel (bestaande uit schout G.M. van Seumeren en de schepenen Jan van Santen en Peeter Druijff) afstand van de erfenis van hun moeder “Geertjen van Maenen weduwe en boedelhouderse van wijlen hun vader Jan Wagensveldt”. De verwachting is dat hun moeder vanwege haar hoge ouderdom en verval van krachten niet lang meer te leven heeft. Omdat zij meer schulden dan goederen heeft, doen de kinderen afstand van de erfenis. De kinderen beloven wel hun moeder een nette begrafenis te geven. Uiteindelijk heeft het voor Aris geen nu meer gehad, hij overleed ruim een jaar voor zijn moeder (Huis Scherpenzeel, 1434-1926).
Aris overleed eind februari 1780 in Amsterdam[16]. Dit werd publiek bekend gemaakt in de “Maandelykse Nederlandsche Mercurius voor de Maand maart 1780” (Maandelykse Nederlandsche Mercurius, 1780). Onder het kopje “Naamlyst der Overleedenen, die Begraven zyn binnen Amsterdam sedert den 8 February 1780, voor zo verre men dezelve heeft kunnen bekomen” wordt hij genoemd: “Dingsdag den 29 dito. Arris van Wagensvelt, Houtkooper. N.O.K.[17]”. Hieronder de inschrijving van zijn overlijden in het begraafregister van de Noorderkerk in Amsterdam[18].
(Afbeelding 6)
In de “Amsterdamsche Courant” van 1 april 1780 werd de volgende oproep geplaatst: “Alle de geenen welke iets pretendeeren hebben van, of verschuldigd zyn aan wylen Arris van Wagensveldt, in leven Houtkooper, gewoond hebbende en onlangs overleeden zynde aan de Molen De Graauwen Haan, op ’t Nieuwe Pad, buiten de Raampoort deezer Stad, worden verzogt daar van opgaave te doen, uiterlyk voor primo Mey aanstaande, ten Comptoire van den Notaris Jacob van Campen, op de Keizersgragt, by de Westermarkt, te Amsterdam” (Amsterdamsche Courant, 1780). Dit was een normale procedure wanneer een ondernemer overleed. Zijn of haar onderneming kwam dan tot een einde en de zaken moesten worden afgehandeld.
Het is niet onwaarschijnlijk dat Aris in 1777 zijn vastgoed niet uit luxe verkocht. Mogelijk deed hij dat als investering in zijn houthandel. Dat het daar niet heel goed mee ging blijkt uit het feit dat “Cornelia van Rees wed. Aris van Wagensveldt” op 23 juni 1780 zowel haar boedel (zowel zakelijk als privé), als die van haar overleden man, aanbood aan de heren van de Desolate Boedelkamer in Amsterdam[19]. Cornelia en Aris hadden, bij zijn leven, zo wordt vermeld, een compagnonschap met Lambertus de Wet, ook genoemd als Lambertus de Wilt. Op 28 juni 1780 werden Jan Bruijn, Reindert Jansz A:L: en Pieter Schmitz door de Kamer aangesteld als bewaarders (sequestors) van de boedel. Cornelia ondertekende de aanvraag met “Cornelia Van Rees Weedüwe Aris van Waagensveld” (Commissarissen van de Desolate Boedelkamer, 1780).
Het genoemde compagnonschap tussen Aris en Lambertus de Wit werd al eerder beëindigd. Dit blijkt uit een advertentie in de “Amsterdamsche Courant” van 31 december 1776: “Alzo de Compagnieschap in EEKEN WAGENSCHOT van Lambertus de Wit en Ares van Wagesvelt, gecanteert is met primo December 1776, dewyl Lambertus de Wit en Ares van Wagesvelt, elk voor zig zelven negotieeren” (Amsterdamsche Courant, 1776).
De boedelinventarisatie volgde kort daarna op 17 juli 1780. Aardig om te vermelden is de “romlerij” die men vond in het “In ’t Comptoortje” en de “clavencimbel” die in huis stond. Deze behoorde toe aan een van de dochters. Verder zijn alle zaken beschreven die zowel in huis als bij de molen en de loodsen werden gevonden. Deze inventarisatie wordt als volgt afgesloten: “Verklaare Ik Ondergeschreven dezen Inventaris te zijn deugdelijk x oprecht, zonder Mijns wetens iets te hebben verzwegen ofte agtergehouden belovende zoo mij noch iets te vooren mogte komen tot mijnen boedel behoorende deze Inventaris ten allen tijde te zullen amplieeren en Vermeerderen, bereijd zijnde de deugdelijkheid van deze mijne opgave des gerequireerd wordende met solemneelen Eede te bevestigen. Amsterdam 4e Julij 1780 C V Rees Wed A V Waagensveldt”.
Op 12 juli, 20 juli en op 5 augustus werd bij het stadhuis een plakkaat opgehangen waarin alle schuldeisers van wijlen Aris van Wagensveld werden opgeroepen zich op “den 16e Augs 1780 ten 12 1/2 Uuren” te vervoegen “ten Comptiore van den Notaris J:A: Lette, in het Burgerweeshuis”. De preferente schuldeisers eisten een totaalbedrag van f 9638:10:8. Onder de concurente schuldeisers, die in het totaal een bedrag van f 19338:17:4[20] hadden te vorderen, bevonden zich ook de zwager van Aris en Cornelia, Pieter Dixken (Dixkes) (Betreffende openstaande obligaties voor een totaalbedrag van f 3642:16:- (inclusief rente)) en schoonzoon Rijk Castelijn (Voor f 155:-:- (na aftrek van openstaande posten nog voor f 40:16:-)). De weduwe van L. de Wit (Lambertus de Wet/ Wilt) wordt ook genoemd onder de schuldeisers. Blijkbaar had zij toch nog enig aandeel in de onderneming, of betreft het een resterend deel van de uitkoopsom. Het gaat in totaal om een vordering van in f 999:9:-. Dit is opgedeeld in een bedrag van f 911:18:10 “per resto weg: de Compagn: Schap” en rente à f 87:10:6 (“Intr. Na Gissing tot dato”).
Na de registratie van schuldeisers en van de schulden werd op dezelfde dag, 16 augustus 1780, het faillissement van Cornelia van Rees uitgesproken. Mogelijk heeft het faillissement van Cornelia te maken gehad met de economische achteruitgang in die tijd. Zo was er in 1763 en 1773 sprake van beurscrisis (Sautijn Kluit, mr. W.P., 1865). Daarnaast dreigde de vierde Nederlands-Engelse zeeoorlog die op 21 december 1780 daadwerkelijk uitbrak. Het kan uiteraard ook zo zijn Aris de zaken wel goed onder controle had, maar dat zijn investeringen nog niet het rendement hadden opgeleverd waarmee zijn onderneming schuldenvrij kon worden gemaakt. Zo blijkt later bijvoorbeeld dat hij in 1774 zijn molen heeft laten herbouwen. Dat moet een forse investering zijn geweest. Aris is ook niet heel oud geworden en waarschijnlijk had hij geen opvolger. Daarmee kwam een einde aan zijn onderneming, alsmede aan de inkomsten ervan.
Wanneer we de balans opmaken blijkt niet dat het bedrijf nog vorderingen of eigen vermogen had, anders dan zijn inboedel (inventaris), de molen (met bijbehorende gebouwen) (vaste activa) en de voorraden. Dat is dan wel weer opmerkelijk. Misschien waren deze posten wel geïnd, maar er wordt nergens gesproken over een contant bedrag in de vorm van kas of banktegoeden. Misschien zijn er op voorhand wel bepaalde schulden mee voldaan. We zullen het niet mee kunnen achterhalen, maar het is duidelijk dat de onderneming meer schuld dan bezit had en dus niet solvabel was.
De “Grauwe Haas” ging in 1782 in de verkoop. De aankondiging van verkoop werd geplaatst in de “Amsterdamsche Courant” van 3 december 1782 en 24 december 1784. Wat interessant is aan deze advertentie, is dat wordt vermeld dat de molen in 1774 is gebouwd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat Aris de oude molen, die hij in 1771 kocht, heeft gesloopt en een nieuwe heeft gebouwd. De advertentie: “H Broekhuizen, J. van den Bergh Dirksz., J. Speekman, H. Lauwerhek en J. van Orssagen Paulusz., Makelaars zullen op Dingsdag den 24sten December, te Amsterdam in ’t Oude Heeren Logement verkoopen: Een in ’t Jaar 1774 Nieuwgebouwde sterke en welgelegen houtzaag-moolen, zynde een Paltsrok, geschikt tot Wageschot en Balkzagen, genaamt de Graauwe Haas, met zyn Werf en kapitaale Huizinge, Knegts Wooninge, Loots en Houttuinen, Schuit, Schuitenhuis en verdere Getimmertens, ’t welk aan den Moolen behoord, mitsgaders deszelfs Gereedschappen, zo als by den Inventaris zal te zien zyn, met dezelfs annexe Tuin, Tuinhuis &c. Staande en gelegen buiten de Raampoort op ’t eerste Nieuwe Pad, binnen de Jurisdictie van deeze Stad; breeder by Biljetten, en Dingsdags en Donderdags voormiddags te zien, mits vertoonende een Briefje door een der Makelaars getekend. De Bewyzen van Eigendom en Veilconditie zullen 4 dagen voor en op den Verkoopdag te zien zyn ten Compt. van den Notaris Mr. C.W. Dekker” (Amsterdamsche Courant, 1782).
Dat de molen niet werd verkocht, blijkt uit een advertentie in de “Amsterdamsche Courant” van 31 december 1782: “De Houtzaag-Moolen, genaamt De Grauwe Haas, staande en gelegen buiten de Raampoort, op den 24 December 1782 geveild, is niet verkogt, maar blyft uit de hand te koop: nader bericht by de Makelaars Hendrik Broekhuyzen, I van den Berg, J Speekman, H Lauverhek en J. van Orsagen Paulusz.” (Amsterdamsche Courant, 1782). Om toch inkomsten te generen uit de leegstaande molen zette schoonzoon Rijk Castelein het huis bij de molen te huur. Hij plaatste de volgende advertentie in de “Amsterdamsche Courant” van 25 januari 1783: “Te Huur, om ten eerste te kunnen aanvaarden, een kapitaale Huizinge en Tuin, gelegen buiten de Raampoort, aan de Molen de Graauwe Haas; te bevragen by den Heer Ryk Castelein aan de Molen de Cornelia.” (Amsterdamsche Courant, 1783).
Uiteindelijk kwam het toch tot verkoop van “De Grauwe Haas”. Kort na de eerder genoemde aankondiging van verhuur werd de molen op 8 juli 1783 door de Cornelia van Rees, weduwe van Aris van Wagensveldt, verkocht aan Huijbert Kuijper. Cornelia werd geassisteerd door Hendrik Broekhuijsen (als haar voogd in deze), haar schoonzoon Rijk Kastelijn en Hendrik Lauerbek, “zo men die naast kon gekrijgen”. In de akte wordt de volgende beschrijving van de molen opgenomen: “Een Wageschots Houtzaagmolen, zijnde een Paltsrok, genaamd de Grauwe Haas, met Huizinge, knechtswooningen, Lootzen en verdere opstallen, staande op Stads grond op het eerste of nieuwe Pad, tusschen de Raam en Zaagmolens-Poorten, mitsgaders de gereedsschappen bij de evengemelde Molen behoordende.” (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
Dochter Johanna Aletta van Wagensvelt heeft, samen met haar echtgenoot Rijk Kastelijn, op 7 maart 1780, voor notaris Willem Decker te Amsterdam, afstand gedaan van de nalatenschap van haar vader (Notaris Willem Decker, 1780). De andere twee kinderen, Jan en Harmina, beiden meerderjarig en ongehuwd, lieten in een akte, welke op 27 juni 1783 voor notaris Cornelis Willem Decker te Amsterdam passeerde, vastleggen dat zij afzien van hun rechten op “De Grauwe Haas” (Notaris Cornelis Willem Decker, 1783).
Cornelia overleed eind december 1788 ten huize van haar zoon Jan aan de Haarlemmerdijk[21]. Zij werd op 31 december dat jaar in de Noorderkerk in Amsterdam begraven.
(Afbeelding 7)
De kinderen van Aris en Cornelia
- Johanna Aletta van Wagensveld (Wagensvelt), gedoopt op 3 september 1749 in Amsterdam (Noorderkerk) Volgt 1.1.
- Geertruij van Wagensveld, gedoopt op 11 juli 1751 in Amsterdam (Nieuwe Kerk)[22]. Geertruij is overleden in Amsterdam en werd op 20 september 1751 aldaar begraven (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof)[23].
- Jan van Wagensveld, gedoopt op 14 juni 1752 in Amsterdam (Noorderkerk) Volgt 1.2.
- Harmina van Wagensveld (Wagensveldt), gedoopt op 22 september 1754 in Amsterdam (Noorderkerk) Volgt 1.3.
- Cornelis van Wagensveld, gedoopt op 2 februari 1757 in Amsterdam (Noorderkerk)[24]. Cornelis is overleden in Amsterdam (“Roose Straat”) en werd op 16 februari 1757 aldaar begraven (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof)[25].
1.1 Johanna Aletta van Wagensveld (Wagensvelt)[26], gedoopt op 3 september 1749 in Amsterdam (Noorderkerk)[27], dochter van Aris (Arris) van Wagensveld (Wagensvelt) en Cornelia van Rees. Johanna Aletta is overleden op 2 januari 1822 in Amsterdam (“LeidseKruisstraat bij (de) Korteleidse dw(ars) Straat”).
Johanna Aletta trouwde op 14 februari 1773 in Amsterdam (Nieuwe Kerk)[28] met Rijk Kastelijn[29]·[30]·[31], van beroep houtzaagmolenaar[32]/ houtkoper, gedoopt op 10 februari 1732 in Breukelen[33], zoon van Kasparus Kasteleijn en Aafie Jans Wolf. Rijk is overleden in Amsterdam (“buyten de Raampoort, aan de Moole de Cornelia”)[34] en werd op 19 augustus 1796 aldaar begraven (in de Noorderkerk)[35]·[36].
1.2 Jan van Wagensveld[37], van beroep schavenmaker/ brandmeester[38]/ soldaat[39], gedoopt op 14 juni 1752 in Amsterdam (Noorderkerk)[40], zoon van Aris (Arris) van Wagensveld (Wagensvelt) en Cornelia van Rees. Jan is overleden op 8 mei 1793 in Batavia ((Nederlands) Oost-Indië).
Jan trouwde op 22 april 1787 in Amsterdam (Oude Kerk)[41]·[42] met Adriana Menso Backer, geboren op 29 november 1752 in Amsterdam[43], dochter van Gerardus Menso Backer en Hester (Pieters) Obbes. Adriana is overleden in Amsterdam (“op de Haarlemmerdijk bij de Dommerstraat”)[44] en werd op 4 maart 1788 aldaar begraven (in de Noorderkerk)[45].
Kinderen van Jan en Adriana:
- Levenloze tweeling van Wagensveld, geboren in Amsterdam (“op de Haarlemmerdijk bij de Dommerstraat”) en op 21 februari 1788 aldaar begraven (in de Noorderkerk)[46].
1.3 Harmina van Wagensveld (Wagensveldt), gedoopt op 22 september 1754 in Amsterdam (Noorderkerk)[47], dochter van Aris (Arris) van Wagensvelt (Wagensveld) en Cornelia van Rees. Harmina is overleden op 5 april 1806 in Amsterdam (“op de Prinsegragt, bij de Prinse Straat”)[48].
Harmina trouwde op 15 februari 1784 in Amsterdam (Walenkerk (Hugenotenkerk))[49]·[50] met Gerardus Menso Backer Junior, geboren op 20 februari 1756 in Amsterdam[51], zoon van Gerardus Menso Backer en Hester (Pieters) Obbes.
Aantekeningen
[1] Inschrijving in het doopregister: “Den 5 April. Aris, zoon van Jan van Wagensvelt en Geertje van Manen, In ’t Dorp”.
[2] Inschrijving in het begraafregister: “29 Arris van Wagenveldt houtkooper buijten de Raampoort Aan de moolen graauwe haas”.
[3] Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 26 april 1715): “Harmanus van Reesz van Weesel oud 34 jare op de Lauriersgragt geast met sijn vader Sibartus van Reesz x Aaltje Leegweij, van E: oud 28 jare in de Wolvenstraat haar moeder Jannetje van Maanen Tot E.” Was getekend: “Hermanus van Reesz” en “Aeltien Cornelisse”.
[4] Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 17 april 1725): “hendrik Tappen van Nothoorn oud 25 jaar inde Wolvenstraat sijn moeder Swaantje Sluijter Tot Nothoorn & Teuntje Legeweij van Eden oud 29 jaar woont als voorn haar moeder Jannetje Breunesse van Maanen Tot Eden” Was getekend: “hendrik Tappen” en “teunijsjen legeweij”.
[5] Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 8 mei 1749): “Aris van Wagensvelt Van Scherpenseel oud 29 jaar in de Dirk van Nassteeg (vermoedelijk de Dirk van Assensteeg of Dirk van Hasseltsteeg) Zijn moeder Grietie van Marren tot Scherpenseel & Cornelia van Rees, van Am Oud 32 jaar op de Louriersgragt gesepareerd vroú van Jan Morren in den dato 30 junij 1744”. Was getekend: “Arris Van Wagensveld” en “Cornelia Van Rees”. Uit het register van huwelijksafkondigingen (Nieuwe Kerk) blijkt dat Aris “opde Nieuwendijk” woonde.
[6] Cornelia trouwde eerder op 26 november 1737 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Jan Hendrik Morre, gedoopt op 4 mei 1714 in Amsterdam (Westerkerk), zoon van Jan Morre (Moor) en Hendrina (Hendrijna) Spoor(s). Getuige waren Jan Hendrick Spoor en Niesje Potgeter. Het huwelijk werd op 30 juli 1744 in Amsterdam door scheiding ontbonden. Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 8 november 1737): “Jan Hendrik Morre, Van Am oud 23 Jaar inden Niesel Geasst met Sijn Vader Jan Morre & Cornelis van Rees, Van Am oud 21 Jaar op de Louriergt Geasst met haar Vader Harmen van Rees. Was getekend: “Jan hendrik morre” en “Cornelia Van Rees”.
[7] Predikant: ds. Nicolaus Wiltens. Getuigen waren haar grootmoeder Jannetje van Mane en oudoom Jan Broenes van Mane.
[8] Inschrijving in het begraafregister: “31 – Cornelia van Rees Weduwe Arris van Wagensveld, ten huijzen van Haar Zoon Jan van Wagensveld op de Haarlemmerdijk by die buyte dommerstr:”
[9] Er waren drie manieren om poorter te worden: Je werd geboren als de zoon van een poorter, je kocht het poorterschap of je trouwde met een poortersdochter. Aris werd poorter door zijn huwelijk met poortersdochter Cornelia.
[10] De inschrijving werd ook opgenomen in het Generaal Poorterboek: “1749, 25 Julij: Aris van Wagesvelt, van Scherpenceel Timmerman heefft als getrout hebbende Cornelia van Reese dogter van Hermanus van Reese Kuyper en poorter”.
[11] De volwassen leeftijd.
[12] Jan Morre, gedoopt op 12 oktober 1738 door ds. van Schelluijne in de Oudezijds Kapel in Amsterdam. De getuigen bij zijn doop waren zijn grootouders Jan Morre en Hendrina Spoor.
[13] Hendrik Tappe(n) trouwde op 13 mei 1725 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Teunisjen Legeweij, een zus van Aaltje Legeweij, de moeder van Cornelia.
[14] De Latijnse versie van vers 31 uit het Bijbelboek Romeinen 8: “Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn”.
[15] In een wagenschot houtzaagmolen werden dunne planken gezaagd die voor de scheepsbouw werden gebruikt.
[16] Uit het register (de gaarder) van de belasting (de impost) op het begraven blijkt dat Aris is overleden aan de gevolgen van koorts. Dit is wat zijn schoonzoon Rijk Kastelijn op 25 februari als reden van overlijden aangeeft bij het stadsbestuur. De erven van Arris werden in de vierde vermogensklasse aangeslagenen er werd 3 gulden impost betaald.
[17] N.O.K. is de afkorting van Noorder Kerk.
[18] Het overlijden werd ook in het contra begraafboek opgenomen en wijkt iets af van de inschrijving in het reguliere begraafregister. “16 roef en baar” betekent een baar met een constructie daarop welke het doodskleed mooi deed vallen.
[19] De Desolate Boedelkamer was een instelling die onbeheerde nalatenschappen en failliete boedels afhandelde. De Desolate Boedelkamer hield op te bestaan na de invoering van de Code de Commerce. De Code de Commerce werd door keizer Napoleon ingesteld en werd later vertaald in het Wetboek van Koophandel. Aangezien in de Code Napoleon geen bepalingen ten opzichte van de handel waren opgenomen, werd de Code de Commerce hieraan toegevoegd.
[20] 19.338 gulden (één gulden is 20 stuivers); 17 stuivers (één stuiver is 16 penningen) en 4 penningen.
[21] Uit het register (de gaarder) van de belasting (de impost) op het begraven blijkt dat Cornelia is overleden aan een “Colijk”. Dit is wat haar schoonzoon Gerardus Menso Backer Jr. op 29 december als reden van overlijden aangeeft bij het stadsbestuur. De erven van Cornelia werden in de vierde vermogensklasse aangeslagen en er werd 3 gulden impost betaald.
[22] Predikant: ds. Petrus Noordbeek. Getuigen: Haar grootmoeder Gertien van Maanen en oudoom Hendrik van Wagensveld.
[23] Aris van Wagensveld (haar vader) gaf op 20 september 1751 het overlijden van Geertruy aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Inschrijving in het begraafregister: “20 – Kv: Aris van Wagensveld gent Geertruij”.
[24] Predikant: ds. Winoldus Budde. Getuigen: Zijn grootouders Harmanus van Reesz en Aaltje Leegeweij.
[25] Aaltje de Warm gaf op 15 februari 1757 het overlijden van Cornelis aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Inschrijving in het begraafregister: “16 – Kv: Aris van Wagensvelt uyt Roose Straat – Cornelis”.
[26] Johanna Aletta en Rijk worden, naast de doop van hun dochters (Afie Alida (1 mei 1774 (Oude Kerk))) en Kornelia (27 april 1777 (Noorderkerk))), ook twee maal genoemd als doopgetuige. De eerst bij de doop van Alette Klasijna van der Woude op 24 april 1785 (Noorderkerk), dochter van Frerik van der Woude en Antje Krajenhorst en daarnaast bij de doop van Johannes van Nieuwkerk op 29 januari 1790 (Nieuwezijds Kapel), zoon van Dirk van Nieuwkerk en Jannetje Kastelijn.
[27] Predikant: ds. Johannes Boskoop. Getuigen: Haar grootouders Harmanus van Rees en Aaltjen Legeweij.
[28] Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 29 januari 1773): “Rijk Kastelijn, Van Breukelen, gereformeert, oud 40 jaren buijten de Raampoort, ouders doot, geadsist met sijn swager Luijmbartus Speyers (met) Johanna Aletta Van Wagensveld van Amstr Gereform Oud 23 jaren woont als voorn Geadsisteert met haar Vader Aris van Wagensveld”. Ondertekening: “Rijk Kastelijn” en “Johanna Aletta Van Wagensveldt”.
[29] Rijk werd op 21 januari 1768 poorter (burger) van de stad Amsterdam: “21 (Jan(uari)) Castelijn / Rijk / molenaer Soon van Casparus Castelijn molenaer en poorter.” Rijk was een ingeboren Poorter. Het recht ging hier van vader op zoon over. Je kon dit recht ook kopen of je kreeg het door te trouwen met een poortersdochter (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812).
[30] Op 14 maart 1771 verkocht Rijk Castelijn, namens zichzelf en zijn zuster Alida (echtgenote van Lumbartus Speyers), als erfgenamen van hun vader Casparus Castelijn, de molen “De Juffrouw” aan Fredrik Bakker (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
[31] Ryk Kasteleyn, woonachtig in “Buiten-Wyk No. 4”, wordt omstreeks 1786 genoemd in een lijst van voorstanders van de Fransen en tegenstanders van de oude constitutie (Naamlijst, ca. 1786).
[32] Rijk Castelijn Casparuszoon kocht op 11 december 1764 van Jan de Bruijn 1/16 part in de molen “het Fortuijn” (ook genaamd “De Cornelia”. Op 12 december 1769 kocht hij nog eens 1/16 part in deze molen van de erven van Dirk van der Plaat. Zijn vader was reeds sinds 1742 eigenaar van een halve part in deze molen (Transportakten Amsterdam, 1563-1811).
[33] Inschrijving in het doopregister: “Den 10 Febrij 1732 Een Kindt Gedoopt Dat genaamt is Rijck De Vader Casparus Castelijn De Moeder Aafje Jans d. Wolff De getuijge Aagje Boelhouwer Huijsvrouw van Pieter Castelijn”.
[34] Uit het register (de gaarder) van de belasting (de impost) op het begraven blijkt dat Rijk is gestorven aan verval van krachten (ouderdom). De erven van Rijk werden in de derde vermogensklasse aangeslagen, er werd 6 gulden impost betaald.
[35] Inschrijving in het begraafregister: “Rijk Kastelyn, Houtkoper, buyten de Raampoort, aan de Moole de Cornelia”.
[36] In de “Amsterdamsche Courant” van 3 en 8 september 1796 wordt de volgende advertentie geplaatst: “Die eenige pretentien hebben ten laste van, of iets verschuldigd zyn aan wylen Ryk Castelyn, gewoond hebbende en overleeden zynde onder de Jurisdictie der Stad Amsterdam, of eenige Goederen, concerneerende deszelfs Boedel, onder hun berustende mogten hebben, worden hier mede verzogt, zulks schriftelyk op te geeven, uiterlyk voor primo October 1796, ten Comptoire van den Notaris Mr. C.W. Decker, op den Cingel by de Luthersche Oude Kerk, te Amsterdam” (Amsterdamsche Courant, 1796).
[37] Jan werd op dinsdag 8 augustus 1786 als poorter (burger) in de poorterboeken van de stad Amsterdam ingeschreven: “Wagesvelt (Jan van) Schavemaker Zoon van Aris van Wagesvelt in leven Timmerman en p(oorter)”. Doordat de vader van Jan poorter was, ging dit recht automatisch op hem over (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812).
[38] In 1781 wordt Jan genoemd in de lijst van “Naamen en Woonplaatsen Van haar Ed. Gr. Achtb. De Heeren Regeerders der Stad Amstelredam Dezes Jaars 1781. Als mede van eenige bedienden der zelve”. Hij wordt (samen met Klaas de Vrieslander van de “Moolen ’t Blaauwe Hart”) in de lijst van “De Naamen en Woonplaatsen der Brandmeesteren” genoemd onder de “Brandmeesteren Van de Wyken buiten de Stad” als brandmeester in “Wyk 4 tot de Spuyt A” in Amsterdam: “Jan van Wagensveld, Moolen de Graauwe Haas” (Schouten, Petrus, 1781).
[39] Jan is vrijwel zeker dezelfde persoon als Jan van Wagensfeldt die op 3 augustus 1789 als soldaat in dienst trad bij de VOC. Hij kwam in dienst via een werfofficier. Dat hield in dat hij niets verdiende, maar tijdens zijn dienst werd voorzien van uitrusting en leeftocht. Jan vertrok die dag aan boord van het schip “de Zeebouwer” naar de Oost. Het schip bereikte de Kaap op 23 november en Batavia op 1 maart 1790. Jan overleed in Azië, vermoedelijk in Batavia (VOC Opvarenden, 1633-1794).
[40] Predikant: ds. Winoldus Budde. Getuigen: Zijn oudoom Hendrik van Wagensveld en grootmoeder Geertje van Maane.
[41] Het huwelijk werd om 11:00 uur ingezegend door ds. Winoldus Budde.
[42] De ondertrouw werd zowel in het kerkregister als in het register van de Puije ingeschreven. Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 6 april 1787): “Jan Van Wagensveldt, van Amst Gereformeerd oud 30 Jaaren op de princegragt geads. met Consent van sijn moeder Cornelia van Rees buyten de Raampoort (met) Adriana Menso Backer van Amst Mennoniet oud 30 Jaaren, op de Roose gragt geads met haar vader Gerardus Menso Backer”.
[43] Deze geboortedatum is afkomstig uit het geboorteregister van de Lam en Torenkerk (doopsgezind). Leden van deze kerk werden gedoopt na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis. Adriana legde op 13 februari 1774, samen met haar zus Marretje, belijdenis af en werd toen gedoopt. Getuigen waren haar ouders Gerrit Menso Bakker en Hester Obbes.
[44] Uit het register (de gaarder) van de belasting (de impost) op het begraven blijkt dat Adriana in het kraambed is gestorven (“kraamz”). Dit is wat haar haar broer Jacobus Menzo Backer op 1 maart als reden van overlijden aangeeft bij het stadsbestuur. De erven van Adriana werden in de vierde vermogensklasse aangeslagen en er werd 3 gulden impost betaald.
[45] Inschrijving in het begraafregister: “Adriana Menso Bakker, Huisvrouw van Jan van Wagensveld, op de Haarlemmerdijk bij de Dommerstraat”.
[46] Inschrijving in het begraafregister: “-dito- 2 dood ter Weereld gekomen Kinderen van Jan van Wagensveld, op de Haarlemmerdijk bij de Dommerstraat”.
[47] Predikant: ds. Adrianus Buurt. Getuigen: Haar grootouders Harmanus van Rees en Aaltje Lageweij.
[48] Haar echtgenoot gaf haar overlijden op 8 april 1806 aan, zo blijkt uit het belastingregister. Uit dit register blijkt dat Hermina is overleden aan de gevolgen van een “Slijm beroerte”. Zij was 52 jaar en liet geen kinderen na. Hermina werd op 9 april 1806 op het Noorderkerkhof in Amsterdam begraven. Inschrijving in het begraafregister: “9 – Hermina van Wagensvelt Huisvrouw van Gerardus Menzo Bakker, op de Prinsegragt, bij de Prinse Straat”.
[49] De ondertrouw werd zowel in het kerkregister als in het register van de Puije ingeschreven. Inschrijving in het ondertrouwregister (Amsterdam (Kerk) | 30 januari 1784): “Gerardus Menso Bakker Junior, van Amsterdam, Mennoniet Oud 25 Jaar op de Roosegragt Geadst met zijn vader Gerardus Menso Bakker (met) Hermina van Wage
nfeldt, Van Amsterdam Geref Oud 28 Jaar op de Egelantiersgragt Geadst met haar moeder Cornelia Van Rees. Acte verleent om in de Walenkerk te trouwen”. Ondertekening: “Gerardus Menso Backer Junior” en “Harmienaa van Wagensveldt”.
[50] Het huwelijk werd bevestigd door: “Par Monr Winter Prop: a La V: E:”
[51] Deze geboortedatum is afkomstig uit het geboorteregister van de Lam en Torenkerk (doopsgezind). Leden van de doopsgezinde kerk werden gedoopt na het afleggen van geloofsbelijdenis. Van Gerard is niet bekend dat hij lid geworden is van de doopsgezinde gemeente van Amsterdam.
Bronnenlijst (Afbeeldingen)
- Afbeelding 1. (1757, januari 22). Notaris Kier van der Piet (Archief notarissen ter standplaats Amsterdam): Testament Arris van Wagensveld. Handtekening Aris van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam.nl).
- Afbeelding 2. (1749, mei 8). Ondertrouwregister Amsterdam (1565-1811). Inschrijving van Aris van Wagensveld en Cornelia van Rees. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam.nl).
- Afbeelding 3. (1749, april 24). Ondertrouwregister Amsterdam (1565-1811) (Bijlagen). Huwelijksconsent voor Aris van Wagensveld. Scherpenzeel: FamilySearch.org via Zoekakten.nl.
- Afbeelding 4. (1749, juli 25). Archief van de Burgemeesters: Poorterboeken (1584-1812). Inschrijving Aris van Wagensveld in het Generaal Poorterboek. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchiefamsterdam.amsterdam.nl).
- Afbeelding 5. (1771, juni 21). Archief van de Gilden en het Brouwerscollege/ Archief Houtzaagmolenaarsgilde. Inschrijving Aris van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Afbeelding 6. (1780, februari 29). Begraafregister Amsterdam (1553-1811) (Noorder Kerk en Kerkhof). Inschrijving Aris van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Afbeelding 7. (1788, december 31). Begraafregister Amsterdam (1553-1811) (Noorder Kerk en Kerkhof). Inschrijving Cornelia van Rees. Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
Bronnenlijst (Specifieke bronnen)
- Amsterdamsche Courant. (1776, december 31). Vermelding van Ares van Wagesvelt. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Amsterdamsche Courant. (1780, april 1). Vermelding van Arris van Wagensveldt. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Amsterdamsche Courant. (1782, december 3 en 24). Vermelding van “de Graauwe Haas”. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Amsterdamsche Courant. (1782, december 31). Vermelding van “de Grauwe Haas”. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Amsterdamsche Courant. (1783, januari 25). Vermelding van “de Graauwe Haas”. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Amsterdamsche Courant. (1796, september 3/8). Vermelding van Rijk Castelijn. Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl (voorheen kranten.kb.nl)).
- Commissarissen van de Desolate Boedelkamer. (1780). Archief van de commissarissen van de desolate boedelkamer. Desolate boedel van Cornelia van Rees wed. Aris van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Gerecht Woudenberg. (1665-1811). Gerecht Woudenberg. Archief Eemland (www.archiefeemland.nl).
- Houtzaagmolenaarsgilde. (1771). Archief van de Gilden en het Brouwerscollege. Archief Houtzaagmolenaarsgilde. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Huis Scherpenzeel. (1434-1926). Vermelding in het archief van de familie van het Huis Scherpenzeel. Inleiding: In de getypte inventaris uit 1934 bevindt zich geen inleiding op dit archief, maar alleen de volgende veelzeggende tekst: ‘Beschrijving van een collectie stukken, welke zich bevonden in een ijzeren trommel en in de muurkast in de achterkamer op het Kasteel Scherpenzeel.’ Scherpenzeel: Archief Huis Scherpenzeel (Gelders Archief (0430): www.geldersarchief.nl).
- Maandelykse Nederlandsche Mercurius. (1760). (Volumes 8-11). Vermelding van Aaltje Legewij. B. Mourik (Gedigitaliseerd door Google Books (2007)).
- Maandelykse Nederlandsche Mercurius. (1780, maart). (Volumes 48-51). Vermelding van Arris van Wagensvelt. B. Mourik (Gedigitaliseerd door Google Books (2007)).
- Naamlijst. (ca. 1786). Naamlyst van ruim zestien duizend perzoonen, Welke, door tekening getoond hebben te zyn Voorstanders der Franschen, en Haaters der Oude Constitutie. Early Dutch Books Online (www.earlydutchbooksonline.nl).
- Notaris Cornelis Willem Decker. (1783, juni 27). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Afstandsverklaring. Akte van afstand Jan en Hermina van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam).
- Notaris Egidius Cremer. (1769, februari 21). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Arris van Wagensfeld machtigt Jonathan Jeremias Haverkamp om namens hem te handelen. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (notarieel.archief.amsterdam).
- Notaris Kier van der Piet. (1757, januari 22). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Testament van Aris van Wagensveld en Cornelia van Rees. Registratie van het testament van Arris van Wagensveld. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam.nl).
- Poorterboeken Amsterdam. (1584-1812). Archief van de Burgemeesters: Poorterboeken. Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Schouten, Petrus. (1763 en 1768). Lyste van de capiteinen, luitenants en officieren over de 60 vaandelen burgers binnen de stad Amsterdam. Amsterdam (t’ Amstelredam): P. Schouten (Petrus Schouten, Ordinaris Drukker van de Naamwyzer der Magistraats en andere Persoonen, in de Kalverstraat) (Gedigitaliseerd door Google Books in opdracht van de Koninklijke Bibliotheek (2014)).
- Schouten, Petrus. (1781). Naamen en Woonplaatsen Van haar Ed. Gr. Achtb. De Heeren Regeerders der Stad Amstelredam Dezes Jaars 1781. Als mede van eenige bedienden der zelve. Amsterdam (t’ Amstelredam): P. Schouten (Petrus Schouten, Ordinaris Drukker van de Naamwyzer der Magistraats- en andere Persoonen, in de Kalverstraat (Gedigitaliseerd door Google Books in opdracht van de Koninklijke Bibliotheek).
- Transportakten Amsterdam. (1563-1811). Archief van de schepenen van Amsterdam. Registratie van de overdracht van onroerend. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
- Woudenberg, H.M. van. (2009, maart). Aantekening uit de genealogie Wagensveld (recente toevoeging (2015/ 2016)). Notarieel Woudenberg 2462, Nr. 37, f. 121-121vo; 23-05- 1778: Machtiging van Hendrik van Geijtenbeek ten laste van Barend Nibbrigh. Vereniging Oud Scherpenzeel (http://oudscherpenzeel.nl/wpcontent/uploads/ genealogie-pdf/Wagensveld.pdf).
- VOC Opvarenden. (1633-1794). Scheepssoldijboeken. De scheepssoldijboeken vormen de basis van de personeelsadministratie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Per uitreis van elk schip worden daarin alle betaalde opvarenden vermeld, in totaal zo’n 655.000 personen in de periode 1700-1794. Nationaal Archief (vocopvarenden.nationaalarchief.nl).