Otten | De geschiedenis en genealogie van een Wekeroms geslacht

Voorwoord


Aan de stamreeksen van mijn grootouders, die te vinden zijn op deze website, ontbreekt die van mijn oma Geurtje van Voorst (geboren Otten) (1910-1992). Dat heeft de volgende reden: Onderzoek naar haar stamlijn heeft mij altijd getrokken. In de loop der jaren heb ik dan ook het nodige onderzoek verricht naar deze familie. Ik heb zelfs zoveel data verzameld dat het mogelijk was een genealogie op te stellen. Daarmee is het onderzoek naar deze familie dus breder geworden dan enkel de stamreeks van oma. Het is echter niet eerder tot een verdere uitwerking van deze gegevens gekomen.

Toen ik de genealogieën van de families (van) Wagensveld had afgerond (december 2015), heb ik de genealogie van Rijck Otten (†1766) opnieuw ter hand genomen. Inmiddels heb ik alle data die ik heb verzameld samengevoegd in deze genealogie. Daarnaast heb ik opnieuw (verdiepend) onderzoek gedaan naar deze familie en heb ik de genealogie aangevuld en uitgebreid met de gegevens die dit onderzoek opleverde.

Dankwoord: In de eerste plaats wil ik alle familieleden, verdere verwanten en mede-genealogen bedanken die mij van informatie hebben voorzien, welke mede heeft bijgedragen aan de totstandkoming van deze publicatie.

Het past mij hier een bijzonder woord van dank toe te voegen voor de medewerkers van het gemeentearchief in Ede. Ik heb de nodige dagen in het archief doorgebracht voor o.a. dit onderzoek en ik ben erg blij met de geboden service en de betoonde hulpvaardigheid.

Henry Wagensveld, Kampen


Inhoudsopgave


  • Inleiding
  • 1: De voorouders van Rijck Otten (†1766)
    • 1.1 Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmaten- registers (DTBL)
    • 1.2 Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom
    • 1.3 Verwantschap
    • 1.4 Ott Gerritsen (op Willikhuizen)
    • 1.5 Gerrit Otten
    • 1.6 De kinderen van Ott Gerritsen en Jantjen Gisberts
    • 1.7 De volkstelling van 1749
    • 1.8 Verpondingsregisters
    • 1.9 Overige belastingregisters
  • 2: De genealogie van Rijck Otten (†1766)
  • 3: Aantekeningen
  • 4: Bronnenlijst (Inleiding)
    • 4.1: Bronnenlijst (Afbeeldingen)
    • 4.2: Bronnenlijst (Algemene bronnen)
    • 4.3: Bronnenlijst (Specifieke bronnen)

Inleiding


Deze publicatie valt feitelijk uiteen in twee delen. De genealogie van de familie Otten begint in het tweede deel van dit onderzoek bij Rijck Otten (†1766). Hij was de oudste directe voorvader in de vaderlijke stamlijn van oma, van wie met zekerheid kan worden vastgesteld dat hij in deze stamlijn thuishoort.

Oudere voorouders: Er zijn echter wel aanwijzingen te vinden naar mogelijke oudere voorouders. Zo kan met vrij grote zekerheid worden gesteld dat de vader van Rijck, de in de buurt “Willikhuysen” woonachtige, Ott Gerritsen was. Direct bewijs hiervoor heb ik niet gevonden, maar omdat er wel de nodige indirecte bewijzen zijn, ben ik in het eerste deel begonnen met het uitwerken van het mogelijke voorgeslacht van Rijck en mogelijke andere verwantschappen.

De familienaam Otten: De familienaam Otten is een patroniem, ofwel een vadersnaam. In dit geval noemde Rijck, de zoon van Ot (of Otto), zich Rijck Otten. Dit net zoals Willem, de zoon van Jan, zich Willem Janssen noemde. Ot was natuurlijk niet zo gemakkelijk naar een patroniem om te buigen als Jan. Er zijn overigens wel aantekeningen bekend waarin de zoon van Ot het patroniem Ots of Oths kreeg toebedeeld. In verreweg de meeste gevallen werd het patroniem geschreven als Otten.

Registratie van de familienaam: Vanaf 1811 ging iedereen in Nederland, dit was één van de verplichtingen die was gekoppeld aan de invoering van de Burgerlijke Stand, een vaste en erfelijke achternaam dragen. In deze genealogie loopt de stamlijn via Otto (Ot/ Oth) Rijcksen (1727-1765) en Willem Otten (1759-1811) naar Rik (Willemsen) Otten (1798-1880).

Deze Rik was de aangewezen persoon die in 1812 een familienaam had kunnen laten registreren. Zijn wettelijke vertegenwoordigers, hij was toen nog maar veertien jaar oud en dus nog minderjarig, hebben dit nagelaten. Hoewel hij zijn eigen patroniem, Willemsen, als achternaam had kunnen gaan voeren, heeft hij ervoor gekozen om dat van zijn vader, Otten, aan te nemen. Zijn nageslacht draagt dus sindsdien de achternaam Otten.

Doelstelling: Het primaire doel van dit onderzoek was het achterhalen van de mannelijke stamlijn van mijn grootmoeder Geurtje Otten en de herkomst van haar familienaam. Daarin stond de vraag centraal wie mijn directe voorouders waren. Daarbij was het doel om, naast het verzamelen van de genealogische gegevens, te proberen om een, zo gedetailleerd mogelijk, persoonlijk beeld te creëren van deze personen.

Scope: Hoewel de familienaam Otten in heel Nederland voorkomt (de naam komt het meeste voor in het (noord) oosten van het land (CBG|Familienamen, 2016)), heb mij in dit onderzoek beperkt tot het geslacht Otten uit Wekerom, zijnde afstammelingen van Rijck Otten. Ik heb daarbij een kleine verbreding gemaakt door ook de gezinsstaten van Willem Otten, een vermeende broer van Rijck, en van diens zoon Jan Willemsen (van) Zandbergen, op te nemen in deze publicatie.

Details en verwijzingen:

Genealogische data: Deze zijn afkomstig uit de plaatselijke Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenregisters (DTBL), de plaatselijke registers van de Burgerlijke Stand (BS) en de plaatselijke Bevolkingsregisters (BR). Latere data zijn ontleend aan familieadvertenties en registers van begraafplaatsen. Alle doop, trouw en begraafinschrijvingen zijn terug te vinden in de registers van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerken, tenzij anders is vermeld.

Verwijzingen: Aan deze publicatie is een overzicht toegevoegd van de overige geraadpleegde bronnen (zijnde geen DTBL, BS of BR). In de tekst zijn verwijzingen naar het bronnenoverzicht toegevoegd in subscript.

Leeswijzer: Notities en aantekeningen: De notities en aantekeningen bij de personen die voorkomen in deze genealogie zijn verwerkt in eindnoten. Het nummer dat u ziet in de hoofdtekst correspondeert met hetzelfde nummer in de aantekeningen. Door op het nummer in de tekst te klikken komt u bij de betreffende notitie. Door vervolgens op het nummer te klikken voor de notitie komt u weer terug in de hoofdtekst.

Adressen: Voor zover bekend wordt de plaats van geboorte en overlijden zo specifiek mogelijk genoemd. Eerst wordt de hoofdplaats (plaats van aangifte) genoemd. Wanneer in de akte een specifieker adres wordt genoemd, dan heb ik dat tussen haakjes overgenomen. In verband met de openbaarheid van de akten geldt dit voor geboorteakten tot plm. 1915 en voor overlijdensakten tot plm. 1960.

Tot slot: In de bronvermeldingen verwijs ik vaak niet alleen naar de archiefinstelling, maar ook naar de website van de archiefinstelling of naar indexen. Het is niet altijd zo dat de gegevens ook online zijn te raadplegen, of dat ik deze uit de indexen heb overgenomen. Ik heb, zoveel als mogelijk, de originele bronnen geraadpleegd. Om fouten te voorkomen, is mijn advies dat, waar mogelijk, te doen.


1 De voorouders van Rijck Otten (†1766)


Voordat ik de genealogie van Rijck Otten verder uitwerk wil ik wat gedachten delen over mogelijke oudere voorvaders in dit geslacht. De geschiedenis van de familie Otten gaat ver terug in de tijd. Om verder terug te komen in de tijd voor Rijck wordt lastig. In het Oud Rechterlijk Archief van de Veluwe en Veluwezoom (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812), als ook in de registers van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Otterlo en Ede, komen verschillende personen voor wiens naam de indruk wekt dat ze verwant zouden kunnen zijn aan Rijck.


1.1 Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmaten- registers (DTBL)


De eerste bron die we gaan bekijken zijn de Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmaten- registers (DTBL) die zijn bijgehouden in de tijd van Rijck. De kerkadministratie kan worden gezien als een voorganger van de latere Burgerlijke Stand.

Rijck was lid van de (Nederduitsch) Gereformeerde kerk. Deze kerk werd bij de Unie van Utrecht in 1581 erkend als de publieke kerk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tijdens het Twaalfjarig bestand (1609-1621) vond de Generale Synodevergadering van de Gereformeerde Kerk plaats in Dordrecht (1618-1619). Deze vergadering is bepalend geweest voor de geschiedenis van de kerk(en).

Het belangrijkste punt dat op de agenda van de vergadering stond was de wrevel die was ontstaan tussen de twee stromingen in deze kerk: de Remonstranten (navolgers van de leer van Jacobus Arminus) en de Contraremonstranten (navolgers van de leer van Franciscus Gomarus). De Contraremonstranten vormden een meerderheid en begin 1619 werden de Remonstranten uitgesloten van deelname aan de synodevergadering. De Remonstrantse leer werd na de vergadering officieel verboden.

De tijdens de synodevergadering ingenomen standpunten werden vastgelegd in de Dordtse Leerregels. Deze dienden als theologische onderbouwing van de afwijzing van de Remonstrantse leer. Deze leerregels vormen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis (Brès, Guido de, 1561) en de Heidelbergse Catechismus (Olevianus, Casper en Ursinus, Zacharias, 1563) de “Drie formulieren van Eenigheid”, de basis van de Gereformeerde Kerk. Een ander belangrijk agendapunt  was de vertaling van de Bijbel. Tijdens de synodevergadering werd namelijk opdracht gegeven de Bijbel in het Nederlands te laten vertalen. Deze zogenaamde Statenvertaling werd in 1637 afgerond.

Tot slot werd ook de eerste kerkorde van de kerk, welke werd opgesteld na de Generale Synodevergadering van 1578, herzien. Deze kerkorde werd tot 1816 gehandhaafd in de Gereformeerde Kerk. De Gereformeerde Kerk, voluit de Nederduitsch Gereformeerde Kerk, werd, zoals geschreven, de publieke kerk van de Republiek. Dit duurde voort tot de Franse inval in 1795, toen werden kerk en staat gescheiden. De kerk verloor daarmee haar publieke functie. Wel behield de kerk haar administratieve functie tot de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 (Wagensveld, H., 2015).

Er zijn uit de tijd van Rijck weinig gegevens bewaard gebleven. De oudste kerkboeken die bewaard zijn gebleven van Ede en Otterlo (waar de mensen uit Wekerom naar de kerk gingen, omdat Wekerom zelf geen kerk had) gaan terug tot 1715 (Ede) en 1679 (Otterlo). De doopinschrijving van Rijck is niet in deze registers gevonden. Hij zal dus voor die tijd zijn geboren. Uit de stukken die er nog wel zijn kunnen we de volgende inschrijvingen vinden:

  • 3 augustus 1679: Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo: “Aartje[1], dogter van Ot Gerritsen, en Aaltjen Jans, van Wekrum”.
  • 19 december 1680: Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo: “Willem, Sone van Ot Gerritsen, en Jantjen Gijsbers van Willijckhuisen”.
  • 11 september 1681: Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo: “Gijsbertje[2], Dogter van Ot Gerritsen. En Aaltje Jans van Weekrum”.
  • 30 april 1682: Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo: “Willem, Soon van Ot Gerritsen, en Jantjen Gijsberts van Willijkhuisen”.
  • 1690: Lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo te “Willikhuysen”: Otto Gerrits.
  • 1700-1730: Ergens in de periode dat ds. Boonzaaijer in Otterlo stond werd Otto Gerrits te Wekerom (hij was nr. 64) aangenomen tot lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo.

1.2 Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom


Wekerom, waar Rijck woonachtig was, was een buurt in het scholtambt of schoutambt Ede. In het scholtambt stelde de landheer zelf, of middels tussenkomst van de landdrost of de landrichter, een schout met schepenen aan voor de uitvoer van zijn beleid. Het hertogdom Gelre, waarin Ede gelegen is, is hier een voorbeeld van. Gelre was opgedeeld in vier kwartieren: Drie richterambten (Veluwezoom, Oldebroek en Nijbroek) en het landdrostambt (Veluwe). Er werd daarin een landrichter of landdrost aangesteld die verantwoordelijk was voor de gang van zaken. Onder deze macht vielen dan de schoutambten als laagste uitvoerende macht. Het schoutambt kan vergeleken worden met het huidige gemeentebestuur.

Overigens is het goed hierbij aan te tekenen dat de oude adel hier vaak ook nog een spreekwoordelijke “vinger in de pap” had. Het scholtambt Ede is daar een voorbeeld van. Het bestuur lag het bestuur in handen van de ambtsjonkers, die zich bezig hielden met het algemene bestuur, met name het kerkelijk en openbaar bestuur, binnen het ambt.

In de buurtschappen, zoals de buurt van Wekerom, de Valk en Eschoten, die onderdeel uitmaakten van het schoutambt Ede, was nog sprake van een lokaal bestuur en specifieke rechtsgang, de zogenaamde buurtspraak. Deze werd uitgevoerd door de buurtrichter, de buurtmeester en de buurtscheuter. De buurtrichter was de voorzitter van de buurtgvergaderingen (buurtspraak), de buurtmeester hield als secretaris de administratie van de buurt bij en de buurtscheuter zag toe op de naleving van de afspraken die tijdens de buurtspraak werden gemaakt. De regels van de buurt werden herzien, besproken en vastgelegd tijdens de buurtspraak. De buurt was een onderling samenwerkingsverband van grondeigenaren in de betreffende buurt die gezamenlijk beschikten over de grond die eigendom was van de buurt (Wagensveld, H., 2015).

De buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten heeft bestaan tot 1858. In dat jaar werd de buurt opgeheven en de buurtgrond werd verdeeld onder de geërfden. De taken van de buurt werden reeds in 1851 overgenomen door het gemeentebestuur. Dit was een gevolg van de invoering van de Gemeentewet.

Een interessante bron uit die tijd zijn de zogenaamde protocollen van opdracht. Dit was de centrale administratie van de verkoop van onroerend goed in het landdrostambt van de Veluwe. In het archief van de protocolhouders, nu onderdeel van het Oud Rechterlijk Archief van de Veluwe en Veluwezoom, waarin Wekerom als buurt van het scholtambt Ede terug te vinden is, vinden we de volgende aantekeningen terug (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812):

  • Op 20 juni 1686 verkochten Evert Gijsberts en zijn vrouw Gerbrichjen Beerts aan Ot Gerritsen en zijn vrouw Jantjen Gisberts, een huis en hof waar Willem Jansen op woont, met de kamp land en het bosje met het kampje, voorts de “Kruijsbree” aan de “Hammerwech” met de beide “Lichtevooren” en het maatje aan de oostzijde, “een hoeve op de Diephorst” en “een hoeve op de Kortehoeve”. De verkoop werd op 5 september 1701 geregistreerd.
  • Op 2 oktober 1686 passeerde voor het gerecht een borgstelling door dr. Josias van Harn, secretaris der stad Arnhem, en diens echtgenote Ermgarda Verstegen. Zij geven daarbij het erf Willickhuijsen, gelegen onder het ambt van Ede in het kerspel Lunteren (=Wekerom), in onderpand. Er wordt daarbij aangetekend dat Ot Gerritsen hiervan de pachter is.
  • Op 15 juni 1690 verkochten Evert Gerritsen en zijn vrouw Aeltjen Gisberts aan Ot Gerritsen en zijn vrouw Jantjen Gisberts, “Een halff molr (molder) Bouwlant onder Weckerum in den Enck in d’ Campen belant Oostwaerts d’ koopers, west d’ kinderen van Gelckenhorst zuijt Franck Beerts wede en Noort d’ geml (gemelde) Item een plachdeel op d’ gemeente”. De verkoop werd op 5 september 1701 geregistreerd.
  • Op 22 januari 1699 verkochten Gisbert Geurtsen en Willemtjen Alberts een half molder land genaamd “de Turffacker”; een half molder land genaamd “de Kruijsbree”; een schepel land op “de Kruijsbree”; een half molder “op Schaephuijsen” in twee percelen en als laatste drie hoekjes hooiland “in de Slunt op de Dieffthorst en op de Cortehoeve” met drie plaggenveldjes op de gemeente van Wekerom. De kopers waren Ot Gerritsen en zijn vrouw Jantjen Gisberts (voor de helft), en Gerrit, Willem, Gijsbert en Rijck Otten (voor de wederhelft). De verkoop werd op 5 september 1701 geregistreerd.

1.3 Verwantschap


Na de voorgaande opsomming wil ik u meenemen in mijn theorie met betrekking tot de ouders en grootouders van Rijck. In veel genealogieën worden Ott Gerritsen en Aaltje Jans genoemd als de ouders van “onze” Rijck Otten.

Mijn hypothese: Het lijkt mij meer aannemelijk dat Ott Gerritsen en Jantjen Gisberts de ouders waren van Rijck. Tot die conclusie kom ik als ik de aankoop van onroerend goed op 22 januari 1699 door Ott Gerritsen en Jantjen Gisberts (voor de helft) en Gerrit, Willem, Gijsbert en Rijck Otten (voor de wederhelft) als uitgangspunt neem voor deze genealogie. Ik ga er vanuit dat Gerrit, Willem, Gijsbert en Rijck Otten zonen waren van de genoemde Ot en Jantjen, al wordt dit niet expliciet zo benoemd.

Een aanname moet onderbouwd worden en daarom kijken we eerst naar de betreffende akte uit het Oud Rechterlijk Archief van de Veluwe en Veluwezoom, daterende van 5 september 1701. In deze akte wordt het transport (de overdracht) van het hierna volgende onroerend goed door Gisbert Geurtsen en Willemtjen Alberts, waarschijnlijk de ouders van Jantje, op datum 22 januari 1699 vastgelegd:

  • Een halff mlr (molder) lant gent (genaamd) d’ Turff acker
  • Item een halff mlr (molder) lant gent (genaamd) d’ kruijs bree
  • Item een sch: (schepel) lant oock op d’ kruijs bree
  • Item een halff mlr (molder) op Schaephuijsen in twee stucken
  • En laetstelijck drie hoeckjen hoijlant in d’ Slunt op d’ diefft horst en op d’ corte hoeve
  • en drie plachdelen op d’ gemeente van Weckerum

797-0345(Afbeelding 1)

Mijn aanname baseer ik vervolgens op het volgende feit: De kleinzoon van Rijck, Willem Otten, kreeg, bijna honderd jaar later, op 19 mei 1794, bij de boedelscheiding van zijn ouders Otto Rijksen en Teuntje Willemsen, percelen grond toegewezen waarvan de naam overeen komt met die van de percelen die in 1699 worden genoemd. Het gaat hier om: “de Turvakker”, “de Kruijsbree”, “Schaapshuijsen”, “een vierde part van een Hoeff op de korte hoeven” en “een vierde deel Hooijland in het Slunt”. Deze percelen zijn tussentijds nooit verkocht en dus kennelijk van vader op zoon vererfd. Hoewel ik deze stelling niet met verdere feiten of sluitende documentatie kan onderbouwen of beargumenteren, kies ik toch Ott Gerritsen en Jantjen Gisberts als de ouders van Rijck Otten. De genoemde overeenkomsten kunnen haast geen toeval zijn.


1.4 Ott Gerritsen (op Willikhuizen)


Wanneer Ott op Willikhuizen is gaan wonen is niet bekend. In 1680 woonde hij er, zo blijkt uit de voorgaande aantekeningen uit doopregister van Otterlo. Uit een akte van 8 augustus 1677, waar door Willem Kampert een obligatie wordt overgedragen aan Anneken Voncken, blijkt dat het erf en goed “Willinckhuijsen” destijds eigendom was van Aert Willemsz en werd gebruikt en bewoond door Willem Hendricks Voscul. Het lijkt erop dat de gegevens van de obligatie zijn overgenomen, want uit een akte van 13 september 1678 blijkt dat dezelfde Willem Campert op 8 augustus 1676 zijn erfdeel in Willickhuijsen heeft opgeëist en verkocht aan Lubbert Hendrickse Voscuijll.

Het kan kloppen dat Ot in 1677 nog niet op Willikhuizen woonde. Uit een akte van 11 september 1675 blijkt dat hij toen nog minderjarig was. In de betreffende akte, waaruit blijkt dat de verkopers hun aandeel in een huis en hofstede in “Weeckerom” verkochten aan Jan Gerritsen en Hendrikje Geurts (zijn vrouw), worden als verkopers genoemd: Heijmen Willemsen en zijn vrouw Marrij Teunis (voor 1/4 part), genoemde Heijmen Willemsen handelende namens Otto Gerrits en Gerrit Otten, zowel voor zichzelf als voor Steven Aertse (zij voor 1/8 part uit 1/4 part). Ik ga er dan vanuit dat we het hier hebben over “onze” Ot, maar dat is niet met zekerheid vast te stellen.


1.5 Gerrit Otten


In een akte die op 2 september 1677 het gerecht passeerde wordt mogelijk de vader van Ot genoemd. Een zekere Gerrit Otten bezwaarde die dag 1/14 gedeelte van een “huijs hoff met twee campties lant” genaamd “het Engeken”, alsmede twee stukje grond in de “Oostermehen” en tot slot een “halve hoeve holts” in het “Weeckerumse bosch, gelegen in het ambt van Ede, buurschap Weeckerum”, welke aan hem toebehoorden, met een hypotheek van honderdvijftig gulden, dit ten behoeve van Evert Gerritse en Aeltien Gijsberts. De hier genoemde Aeltien Gijsberts was voor de familie van Ot geen onbekende. Zij was namelijk een zuster van Jantjen Gisberts, de vrouw van Ot (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Gerrit Otten(Afbeelding 2)


1.6 De kinderen van Ott Gerritsen en Jantjen Gisberts


Als we de akte van 5 september 1701 (die gaat over de overdracht van onroerend goed op 22 januari 1699) als uitgangspunt nemen voor deze genealogie, dan kennen we de namen van vier zonen van Ot en Jantjen:

  • Gerrit Otten: Zeer waarschijnlijk Gerrit Otten, woonachtig in de buurt Wekerom, die ca. 1700 lidmaat was van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Gerrit Otten. de zoon van Ot Gerritsen NB. d’ ouders gaan na Otterlo”. In de lidmatenlijst van 1722 wordt hij niet meer genoemd.
  • Willem Otten[3]: Zeer waarschijnlijk Willem Otten die op 29 maart 1720 in Putten trouwde met Gijsbertje Jans. Gijsbertje (Gisbertie) was de dochter van Jan Hendricksen en Maritie Dirckse die op 10 februari 1689 in Nijkerk werd gedoopt. “Willem Otten” overleed op 16 juli 1764 in Ede (Wekerom (“Wekrom”)). Zijn weduwe overleed op 20 april 1782 in Ede (Wekerom (“Wekrom”)).
  • Gijsbert Otten[4]: Zeer waarschijnlijk Gijsbert Otte uit Wekerom die op 24 april 1729 in Ede trouwde met Hendrikje Jansze uit de buurt Doesburg. Hij zal dezelfde persoon zijn geweest als “Gijsbert Otten” die op 3 november 1765 in Ede (Wekerom (“Wekrom”)) overleed.
  • Rijck Otten: Het nageslacht van Rijck is verder uitgewerkt in de genealogie die volgt op deze inleiding.

Het is niet bekend of Ot en Jantjen meer zonen hadden, wel weten we nog van een dochter. Haar naam was Grietje.

  • Grietje Otten[5]: Grietje trouwde in 1696 met haar neef van moederszijde: Gerrit Aartsen Ham (later genaamd Hooijer). Gerrit was een zoon van Aart Gijsberts Ham, een broer van haar moeder Jantjen Gisberts. Huwelijksdispensatie werd op 9 september 1696 verleend door het Hof van Gelderland (Wartenaar, R., 1984).

Rest wel de vraag waarom Grietje niet wordt genoemd in de akte van 1701 die ik als uitgangspunt heb gekozen voor deze genealogie. Naar ik vermoed is die vraag gemakkelijk te beantwoorden. Grietje was in 1699, in tegenstelling tot haar broers, reeds getrouwd en viel daarmee waarschijnlijk buiten de “maatschap”.


1.7 De volkstelling van 1749


Toen in 1749 een volkstelling plaatsvond gingen de ambtenaren ook door het dorp Wekerom (“Weeckerum”). Rijk Otten, (doende) “bouwereij”, woonde op een onverdeeld erf in Wekerom. Hij had, zo blijkt uit het register, twee inwonende kinderen die ouder waren dan 15 jaar. Zijn huis telde 2 haardsteden. Rijk had “4¼ morgen sandagtig of ligt Land, besaayt zyn of ’t eene Jaar door ’t ander besaayt worden”. Inwonend (“in de Cost”) was de weduwe van Arnoldus IJpenburgh (Albertje Everts).

De broers van Rijck, Gijsbert en Willem (aangenomen dat het broers van elkaar waren), waren minder bedeeld dan Rijck (al was Rijck ook geen kapitalist volgens de aantekeningen in het register). Zij waren beiden van beroep daghuurder en woonden in een huis op het erf van de buurvrouw van Rijk: de weduwe van Evert Aardsen. Zij waren daar werkzaam in de huishouding en op het land. Zij hadden wel eigen haardsteden, Gijsbert twee en Willem één, waaruit blijkt dat ze dus niet inwonend waren. Beiden woonden zij met twee personen in huis (waarschijnlijk zij en hun echtgenotes) en hadden zij geen kinderen tussen de 5 en 10 jaar oud en tussen de 10 en 15 jaar oud.

Volkstelling(Afbeelding 3)


1.8 Verpondingsregisters


Hiervoor heb ik al iets geschreven over de verkoopakten die bekend zijn uit de tijd van Ott Gerritsen. Nu is er nog een ander register wat meer duidelijkheid kan geven over het onroerend goed van Ott. Dit zijn de zogenaamde verpondingsregisters. De verponding is de voorganger van de latere grondbelasting.

In 1682 komt de naam Ott Gerritsen meerdere malen voor. Hij werd eerst aangeslagen voor een huis dat hij huurde van (of verhuurde aan) Gerrit Ham, waarvoor hij f16-7-12 belasting moest betalen.

Vervolgens wordt Ott opnieuw genoemd, dan als belastingplichtige over meerdere percelen: Voor Bernt Elberts (f2-14-8), 2 schepel land “op d’ cruijsbree” (f0-10-0), voor ½ molder op “d’ lichtevoor” (f0-7-12), voor 2 schepel grond voor Cornelis Woltersen (f0-10-8), voor ½ Schepel van “d’ kieck” (f0-5-0), voor een “weijmaet” (f0-14-12) en voor Evert Gerritsen ½ molder “op d’Gietham” (f1-2-0). Vermoedelijk verpachtte hij een aantal percelen, maar werd hij daarvoor wel aangeslagen als eigenaar (Ligger van de verponding, 1682).

In het daarop volgende verpondingsregister komt de naam Ott Gerritsen verschillende keren voor. Hij wordt genoemd als belastingplichtige over percelen die in de ontvangststaten, hierover zo meteen meer, ook nog worden genoemd.

Twee percelen waarbij Ott als belastingplichtige worden genoemd vallen op:

  • Gerrit Beertse bevor(en)s:1710 Beert Gerritsen (f0-16-0). Ot Gerritse (voor de) weder &deijlt (f2-13-12)”

Notitie: Misschien was Beert Gerritsen wel een broer van Ot. Ze dragen hetzelfde patroniem (vadersnaam) en zijn beiden voor een deel eigenaar van hetzelfde perceel grond. Alleen zou aan dit schrijven de gedachte kunnen worden ontleend dat Gerrit Beertse hun vader was en dat helpt mijn conclusie dat Gerrit Otten de vader van Ot was dan weer vakkundig “om zeep”. Wat wel zou kunnen is dat hier duidelijk wordt dat de ene Wekeromse Ot Gerritsen de zoon was van Gerrit Beertse en zijn naamgenoot de zoon van Gerrit Otten. Ik vermoed dat dit de enige juiste conclusie is.

  • In het register wordt tevens een enkele aantekening gemaakt van Gerrit Otten die van of voor Gerrit Albertsen belasting moet betalen voor een huis, hof en twee schepel grond.

Notitie: De vraag is: Was dit de oude Gerrit Otten, of was het Gerrit, de zoon van Ot? Na deze aantekening wordt Gerrit niet meer genoemd in de registers (Verpondingsregisters: Staat van posten, 1647-1720).

Ott Gerritsen komt, zoals geschreven, door de jaren heen regelmatig voor in de verpondingsregisters van Ede. Hij was belastingplichtig voor wat percelen grond in de omgeving van Wekerom. In de oudste stukken (1682) lijkt het erop dat er twee personen zijn die de naam Ott Gerritsen dragen (wat we op basis van het doopboek van Otterlo al wisten), maar vanaf 1714 is er duidelijk sprake van één Ot. Hij wordt in het register structureel opvolgend genoemd na Gisbert Maessen. Dit kan de schoonvader van zoon Rijck zijn geweest. Misschien is de volgorde van vermelding in het register wel zo logisch dat het buren waren en is zoon Rijck met zijn buurmeisje getrouwd (Verponding: Staten van ontvangst, 1671-1806).

In de periode 1714-1730 is Ott belastingplichtig voor de volgende percelen:

  • Van Bernt Egberts (f2-14-8)
  • 2 schepel op “d’ cruijsbree” (f0-10-0)
  • ½ morgen op “d’ ligtevoor” (f0-7-12)
  • 2 schepel van Cornelis Woutersen (f0-10-8)
  • ½ schepel van “d’ kieck” (f0-5-0)
  • Van een “weijmaat” (f0-14-12)
  • ½ molder op “d’ Gietham” (f1-2-0)
  • Van Geurt Hendricksen (f1-16-10)
  • Van Albert Bouwhuijs (f0-5-0)

Na een hiaat in dit register zien we in 1741 Ott niet meer terug. In zijn plaats (de volgorde van personen in het register is niet gewijzigd) zien we de volgende belastingbetalers: Gijsbert, Willem en Rijk Otten.

Gijsbert was belastingplichtig voor:

  • ½ “huys en hoff” (f1-7-9)
  • 2 schepel grond op “d’Cruijsbree” (f0-10-0)
  • ½ molder op “d’ ligtevoor” (f0-7-12)
  • ½ “weijmaet” (f0-7-2)
  • 1 schepel op “de camp” (f0-11-0)
  • bouw en hoijl(and)” (f1-0-0)

Willem was belastingplichtig voor:

  • ½ “huijs en hoff &c” (f1-7-9)
  • Een gedeelte van “1 weijmaet” (f0-3-9)
  • 1 schepel in “de camp” (f0-11-0)

Rijk was belastingplichtig voor:

  • ½ molder op “de Cruijs bree” (f0-10-8)
  • Van een “weijmaet” (f0-9-6)
  • ½ schepel “op Schaephuijsen” (f0-6-10)
  • Van Aelbert Bouwhuijs (f0-5-0)

Wanneer ik deze staten met elkaar vergelijk zijn er wel de nodige overeenkomsten te noemen. Het lijkt erop dat er percelen zijn gescheiden en ook dat eerder verpachtte percelen nu worden gebruikt door de erven van Ott Gerritsen. Wanneer we daarbij optellen dat het er in de volgorde van het register op lijkt dat Gijsbert, Willem en Rijk in de plaats van Ott Gerritsen worden genoemd, dan lijkt ook dit bewijs dat Gijsbert Willem en Rijk erfopvolgers en dus zeer waarschijnlijk ook zoons waren van dezelfde Ott Gerritsen.


1.9 Overige belastingregisters


  • In de “Cedulle der Bruikschattinge des Ambts Ede over den jare 1698 ad idem die van 1708” wordt in 1698 tweemaal melding gemaakt van Ott Gerritsen in Wekerom. In 1708 wordt eenmaal de belasting betaald door Evert Jansen namens Ott Gerritsen en eenmaal door Ott Gerritsen Cedulle van de bruik- of haafschatting (1698-1771)..
  • In de “Cedulle van ’t geslaght gemael, hoorn, margen ende Zoutgelt deses amps Ede beginnende met den 1 julij 1705 en eijndigende met den laatsten junij 1706” wordt in “Weeckerom” melding gemaakt van “Ot Garritse van Weekerom” en “Ot Garritsen” als belastingbetalers (Cedulle van de impost van het geslacht, gemaal, hoorn-, morgen- en zoutgeld, 1705-1706).
  • In de “Cedulle van den aenslag der opgeseetenen des Ampts Eede wat deselve sullen moeten geeven in den impost op de Vijff Speciën Over den Jaare begonne met 1 July 1748 ende Sullende eijndigen Ults Junij 1749 ingevolge Quartiers resolutie en aanslag van de Heeren gedputeerdens.” worden in “Weekerum” aangeslagen: Gijsbert Otten (met de opmerking: “heeft minder omslag”), Willem Otten en Rijk Otten (Cedulle van de impost op de vijf speciën, 1705-1750).
  • In de “Cedulle van den Aenslag der opgeseetenen des Ampts Eede wat deselve sullen moeten geeven in den impost Op het Capitale Soutgelt Over den Jaare beg onne met 1 Julij 1748 ende Sullende eijndigen Ults Junij 1749 ingevolge Quartiers resolutie en aanslag van de Heeren gedputeerdens.” worden in “Weekerum” aangeslagen: Gijsbert Otten (voor twee personen), Willem Otten (voor twee personen) en Rijk Otten (voor vier personen)(Cedulle van de impost op het capitale zoutgeld, 1748-1749).
  • In de “Cedulle van Opgesetene des Ampts Ede wat deselve sullen moeten geven in den impost op de biere ov& den Jaare begonne den 1 July 1748 en sullende eijndige den laatste Junij 1749” worden in “Wekerum” aangeslagen: Gijsbert Otten en Rijk Otten. Dit zou kunnen betekenen dat Willem zijn eigen bier brouwde (Cedulle van de impost op het bier, 1748-1749).
  • In de “Nieuwe Cedul van een omslag der bruyk of Haefschatting over den Ampte van Ede beginnende met den jaere 1761” worden in Wekerom aangeslagen: “Gijsb: Otten, daghr”, “Will: Otten, daghr” en “Rijk Otten modo (voor) Ott Rikzen een half Erf”. Gijsbert en Willem werden voor 10 cent aangeslagen, Rijk voor 3 gulden (Cedulle van de bruik- of haafschatting, 1698-1771).
  • In de “Nieuwe Cedul van een Omslag der bruijk of Haafschatting over den Ampte van Eede beginnende met den Jaare 1768” worden in “Weekerom” de “Wedw Ot Rijksen (voor een) ½ (erf) aangeslagen voor 3 gulden (Cedulle van de bruik- of haafschatting, 1698-1771).

2 De genealogie van Rijck Otten (†1766)


1 Rijck Otten[6]·[7]·[8], van beroep landbouwer, geboren omstreeks 1685 in Ede (Wekerom), zoon van Ot (Otto/ Ott) Gerrits en Jantjen Gisberts. Rijck is overleden op 17 december 1766 in Ede (Wekerom (“Wekrum”))[9].
Rijck trouwde op 9 december 1723 in Ede[10] met Aaltje Gijsberts, geboren in Ede (Wekerom (“Weekerom”), gedoopt op 10 juli 1698 in Otterlo[11], dochter van Gijsbert Maasz en Niesje Evertz[12]. Aaltje is overleden op 31 januari 1763 in Ede (Wekerom (“Wekrom”))[13].

De kinderen van Rijck en Aaltje:

  1. Niesije (Niesje) Rijxse, geboren in Ede (Wekerom (“Wekrom”)), gedoopt op 30 oktober 1724 in Otterlo (Volgt 1.1)
  2. Otto Rijkze, geboren in Ede (Wekerom (“Weekerum”)), gedoopt op 2 november 1727 aldaar (Volgt 1.2)

1.1 Niesije (Niesje) Rijxse[14], geboren in Ede (Wekerom (“Wekrom”)), gedoopt op 30 oktober 1724 in Otterlo, dochter van Rijck Otten en Aaltje Gijsberts.
Niesje trouwde op 12 april 1750 in Lunteren (op attest van Ede (inschrijving op 22 maart 1750)) met Hendrik Gaertse (Gerritsen), geboren in Lunteren (Meulunteren (“M:Lunteren”), gedoopt op 12 oktober 1721 aldaar, zoon van Gerrit Aardsen en Bijtje Willems.

1.2 Otto (Ot/ Oth) Rijksen[15]·[16]·[17]·[18], van beroep landbouwer, geboren in Ede (Wekerom (“Weekerum”)), gedoopt op 2 november 1727 aldaar[19], zoon van Rijck Otten en Aaltje Gijsberts. Otto is overleden op 26 januari 1765 in Ede (Wekerom (“Wekrom”))[20].
Otto trouwde op 20 juni 1756 in Ede[21] met Teunisje Willems[22]·[23], geboren in Ede (“Eede”), gedoopt op 5 oktober 1732 aldaar[24], dochter van Willem Jacobsen en Maasje Rijcks[25]. Teunisje is overleden op 31 augustus 1783 in Ede (“Eede”)[26].

De kinderen van Otto en Teunisje[27]:

  1. Aaltje Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 11 september 1757 aldaar (Volgt 1.2.1)
  2. Willem Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 11 november 1759 aldaar (Volgt 1.2.2)
  3. Maasje (Otten) Otterlo(o), geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 7 maart 1762 aldaar (Volgt 1.2.3)
  4. Rijk Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 9 september 1764 aldaar. Rijk is overleden op 27 december 1768 in Ede (Wekerom (“Wekrom”)).

1.2.1 Aaltje Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 11 september 1757 aldaar, dochter van Otto (Ot/ Oth) Rijksen en Teunisje Willems. Aaltje is overleden op 18 december 1810 in Arnhem.
Aaltje trouwde in 1795[28] met Willem van den Hoff (van ‘t Hof)[29], burger van de stad Arnhem[30], van beroep broodbakker[31], gedoopt op 27 februari 1746 in Renkum, zoon van Peter Willemse (van den Hoff) en Willemke Oosterhof. Willem is overleden op 30 januari 1813 in Arnhem (“bij de Pauw”).

1.2.2 Willem Otten[32]·[33]·[34]·[35]·[36]·[37], geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten[38], buurtmeester in Wekerom[39], van beroep bouwman/ landman, geboren in Ede (Wekerom (“Wekerum”)), gedoopt op 11 november 1759 aldaar[40], zoon van Otto (Ot/ Oth) Rijksen en Teunisje Willems. Willem is overleden op 17 november 1811 in Ede (Wekerom (Huis No251))[41].
Willem trouwde op 19 mei 1793 in Ede[42] met Maria Riksen (Beker)[43]·[44]·[45], van beroep landbouwster/ spinster, geboren in Ede (“in ’t woningje”), gedoopt op 6 januari 1770 aldaar[46], dochter van Rijck (Rik) Aelbertsen (Aalbertze) Beker (“Landbouwer in de Buurtschap Doesburg”) en Evertje Gijsbertsen (Giesberse). Maria is overleden op 22 november 1840 in Ede (Huis Letter E. No12).

De kinderen van Willem en Maria:

  1. Teunisje (Willems) Otten[47], van beroep spinster, geboren op 12 maart 1794 in Ede (Wekerom (“Wekrom”))[48], dochter van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Teunisje is overleden op 24 januari 1840 in Ede (Huis Letter E. No10)[49].
  2. Evertje Otten, geboren op 14 februari 1796 in Ede (Wekerom (“Wekrum”))[50]. Evertje is overleden op 3 december 1797 in Ede (Wekerom)[51].
  3. Rik (Rijk) (Willemsen) Otten, geboren op 15 augustus 1798 in Ede (Wekerom) (Volgt 1.2.2.1).
  4. Evertje (Willems) Otten, van beroep landbouwster, geboren op 4 januari 1801 in Ede (Wekerom (“Wekrum”)) (Volgt 1.2.2.2)
  5. Aaltje Otten, geboren op 6 december 1802 in Ede (Wekerom (“Weekerom”)) (Volgt 1.2.2.3).
  6. Jantje Otten, geboren op 5 februari 1805 in Ede (Wekerom (“Weekerom”)) (Volgt 1.2.2.4).
  7. NN Otten, levenloos geboren kind, geboren op 22 februari 1806 in Ede (Wekerom (“Wekrom”))[52].
  8. Maasje Otten, geboren op 15 december 1810 in Ede (Wekerom (“Wekrum”)) (Volgt 1.2.2.5).

1.2.2.1 Rik (Rijk) (Willemsen) Otten[53]·[54]·[55]·[56]·[57], geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten[58], buurtmeester in Wekerom[59], van beroep landbouwer (bouwman), geboren op 15 augustus 1798 in Ede (Wekerom)[60], zoon van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Rik is overleden op 16 december 1880 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))).
Rik trouwde op 10 januari 1835 in Ede met Hendrika (Heintje) van de Berg, geboren op 13 juli 1802 in Otterlo (“op Laar”)[61], dochter van Evert Jan (Egberts) van den Berg en Maartje Jansen (Hu(i)genbos(ch)). Hendrika is overleden op 29 oktober 1878 Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))).

De kinderen van Rik (Rijk) en Hendrika (Heintje):

  1. Maria Otten, geboren op 3 december 1835 in Ede (Wekerom (Ef11)) (Volgt 1.2.2.1.1)
  2. Jan Otten, van beroep landbouwer, geboren op 7 maart 1837 in Ede (Wekerom (Ef11)) (Volgt 1.2.2.1.2)
  3. Willem Otten[62], van beroep landbouwer, geboren op 7 januari 1839 in Ede (Wekerom (Ef11)). Willem is overleden op 27 september 1865 in Ede (Otterlo-Westeneng (Oc68)).
  4. Geertje Otten, geboren op 10 oktober 1840 in Ede (Wekerom (Ef11)) (Volgt 1.2.2.1.3)
  5. Gerrit Otten, geboren op 3 november 1842 in Ede (Wekerom (Ef11)) (Volgt 1.2.2.1.4)
  6. Maartje Otten, geboren op 13 december 1844 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))) (Volgt 1.2.2.1.5)

1.2.2.1.1 Maria Otten[63], geboren op 3 december 1835 in Ede (Wekerom (Ef11)), dochter van Rik (Rijk) (Willemsen) Otten en Hendrika (Heintje) van de Berg. Maria is overleden op 22 augustus 1893 in Ede (Otterlo (Huis No54)).
Maria trouwde (I) op 10 november 1854 in Ede met Willem Goorhuis, van beroep knecht/ landbouwer, geboren op 23 mei 1821 in Ede (Otterlo), zoon van Jan Goorhuis en Neeltje Hendriks. Willem is overleden op 14 november 1865 in Ede (Otterlo (Huis No54)).
Maria trouwde (II) op 10 november 1866 in Ede met Evert van den Top[64], van beroep landbouwer, geboren op 23 januari 1827 in Barneveld (Kootwijk (Boerderij “Klein Middendorp[65])), zoon van Cornelis (Cnelis) (Willemsen) van den Top en Aaltje (Martens) van den Top. Evert is overleden op 26 mei 1874 in Ede (Otterlo (Huis No54)).
Maria trouwde (III) op 6 november 1875 in Ede met Aalbert van Lambalgen, van beroep landbouwer, geboren op 1 december 1819 in Woudenberg, zoon van Arien van Lambalgen en Beatriks van de Lagemaat. Aalbert is overleden op 6 september 1895 in Ede (Otterlo (Huis No54)).

1.2.2.1.2 Jan Otten[66], van beroep landbouwer, geboren op 7 maart 1837 in Ede (Wekerom (Ef11)), zoon van Rik (Rijk) (Willemsen) Otten en Hendrika (Heintje) van de Berg. Jan is overleden op 20 januari 1875 in Ede (Otterlo-Westeneng (Oc74)).
Jan trouwde op 24 april 1869 in Ede met Heintje (Hendrikje) van Dijk[67], geboren op 30 juni 1842 in Ede (Otterlo), dochter van Derk van Dijk en Elisabeth Folmer. Heintje is overleden op 24 mei 1884 in Ede (Lunteren (Huis No442 (Boerderij de “Grote Goor”))).

Kinderen van Jan en Heintje (Hendrikje):

  1. Derk Otten, geboren op 29 oktober 1869 in Ede (Otterlo-Westeneng) (Volgt 1.2.2.1.2.1)
  2. Rik (Rijk) Otten (Otte)[68], van beroep boerenknecht/ farmer (agrariër), geboren op 2 augustus 1872 in Ede (Otterlo-Westeneng).

1.2.2.1.2.1 Derk Otten[69]·[70], van beroep boerenknecht/ landbouwer, geboren op 29 oktober 1869 in Ede (Otterlo-Westeneng), zoon van Jan Otten en Heintje (Hendrikje) van Dijk. Derk is overleden op 11 september 1953 in Barneveld.
Derk trouwde op 5 december 1891 in Ede met Jannetje van Beek, geboren op 21 augustus 1871 in Ede (Wekerom (Huis No700)), dochter van Evert Jan van Beek en Aaltje van de Kamp. Jannetje is overleden op 24 februari 1938 in Barneveld.

Kinderen van Derk en Jannetje:

  1. Evert Jan Otten, geboren op 3 mei 1892 in Renswoude (Volgt 1.2.2.1.2.1.1)
  2. Jan Otten, geboren op 18 oktober 1894 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)) (Volgt 1.2.2.1.2.1.2)
  3. Aaltje Otten, geboren op 22 april 1896 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)) (Volgt 1.2.2.1.2.1.3)
  4. Hendrik Otten, geboren op 25 november 1900 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)) (Volgt 1.2.2.1.2.1.4)
  5. Gerritje Otten, geboren op 27 april 1902 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)) (Volgt 1.2.2.1.2.1.5)

1.2.2.1.2.1.1 Evert Jan Otten[71], van beroep landbouwer/ spoorwegarbeider/ spoorwegbeambte, geboren op 3 mei 1892 in Renswoude, zoon van Derk Otten en Jannetje van Beek. Evert Jan is overleden op 28 februari 1981 in Barneveld.
Evert Jan trouwde op 27 oktober 1920 in Ede met Hendrikje Kroesbergen, geboren op 7 februari 1900 in Ede (Bennekom (Huis No21)), dochter van Klaas Kroesbergen en Teunisje van Eck. Hendrikje is overleden op 7 februari 1960 in Barneveld.

1.2.2.1.2.1.2 Jan Otten, van beroep landbouwer, geboren op 18 oktober 1894 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)), zoon van Derk Otten en Jannetje van Beek. Jan is overleden op 2 januari 1977 in Ede.
Jan trouwde op 15 oktober 1921 in Ede (Bennekom) met Hendrikje van Roekel, geboren op 4 april 1897 in Ede (Bennekom (Huis No35)), dochter van Teunis van Roekel en Jochempje Adams. Hendrikje is overleden op 2 september 1978 in Ede.

1.2.2.1.2.1.3 Aaltje Otten, geboren op 22 april 1896 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)), dochter van Derk Otten en Jannetje van Beek. Aaltje is overleden op 10 juli 1986 in Barneveld.
Aaltje trouwde op 19 september 1918 in Ede met Janus van Kampen[72], van beroep landbouwer, geboren op 22 april 1893 in Ede (Maanen (Eb26)), zoon van Jacob van Kampen en Sientje van den Brink. Janus is overleden op 3 april 1929 in Arnhem.

1.2.2.1.2.1.4 Hendrik Otten, van beroep landbouwer, geboren op 25 november 1900 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)), zoon van Derk Otten en Jannetje van Beek. Hendrik is overleden op 19 juni 1946 in Arnhem.
Hendrik trouwde op 11 maart 1925 in Ede met Janna Geertruida van Egdom, geboren op 15 september 1897 in Ede (Lunteren-de Veenen (Lh9)), dochter van Erris van Egdom en Aaltje Arends. Janna Geertruida is overleden op 5 februari 1960 in Barneveld (Voorthuizen).

1.2.2.1.2.1.5 Gerritje Otten, geboren op 27 april 1902 in Ede (Bennekom-de Kraats (Bc58)), dochter van Derk Otten en Jannetje van Beek. Gerritje is overleden op 20 maart 2003 in Barneveld.
Gerritje trouwde met Derk de Gooijer, van beroep landbouwer, geboren op 15 december 1899 in Ede (Maanen (Eb64)), zoon van Hendrik de Gooijer en Heintje Veenendaal. Derk is overleden op 14 oktober 1976 in Barneveld.

1.2.2.1.3 Geertje Otten[73]·[74], geboren op 10 oktober 1840 in Ede (Wekerom (Ef11)), dochter van Rik (Rijk) (Willemsen) Otten en Hendrika (Heintje) van de Berg. Geertje is overleden op 2 september 1881 in Barneveld (Kootwijk (Kootwijkerbroek (Huis No317))).
Geertje trouwde (I) op 23 oktober 1869 in Ede met Cornelis van den Top[75], van beroep landbouwer, geboren op 5 september 1842 in Barneveld (Garderen (Garderbroek (Huis No75))), zoon van Hendrik van den Top en Geertje van den Bos. Cornelis is overleden op 12 september 1879 in Barneveld (Kootwijk (Kootwijkerbroek (Huis No300))).
Geertje trouwde (II) op 23 juli 1880 in Barneveld met Evert van Blotenburg[76]·[77], van beroep schaapherder/ dagloner/ bouwman/ landbouwer, geboren op 21 juni 1838 in Barneveld (Garderen (Garderbroek)), zoon van Evert van Blotenburg en Heintje Bos. Evert is overleden op 4 december 1899 in Ede (Harskamp (Otterlo Huis No26)).

1.2.2.1.4 Gerrit Otten[78], van beroep landbouwer, geboren op 3 november 1842 in Ede (Wekerom (Ef11)), zoon van Rik (Rijk) (Willemsen) Otten en Hendrika (Heintje) van de Berg. Gerrit is overleden op 2 juni 1885 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc74))).
Gerrit trouwde op 12 juni 1875 in Ede met Hendrikje (Heintje) van Butselaar[79], geboren op 11 november 1850 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc65))), dochter van Jan Steevensen van Butzelaar (Butselaar) en Gijsbertje van den Brink. Hendrikje is overleden op 20 november 1903 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))).

De kinderen van Gerrit en Hendrikje:

  1. Hendrika (Hentje) Otten, geboren op 30 december 1875 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))) (Volgt 1.2.2.1.4.1)
  2. Jan Otten[80],van beroep boerenknecht/ landbouwer, geboren op 19 januari 1877 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))). Jan is overleden op 24 februari 1935 in Barneveld (Kootwijkerbroek).
  3. Jan Willem Otten, geboren op 1 februari 1878 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))) (Volgt 1.2.2.1.4.2)
  4. Gijsbertje Otten, geboren op 28 september 1879 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))). Gijsbertje is overleden op 8 februari 1883 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))).
  5. Gijsbertje (Gijsje) Otten, geboren op 13 februari 1883 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))) (Volgt 1.2.2.1.4.3)
  6. Maria Otten, geboren op 24 november 1884 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))) (Volgt 1.2.2.1.4.4)

1.2.2.1.4.1 Hendrika (Hentje) Otten, van beroep boerenmeid/ huishoudster, geboren op 30 december 1875 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))), dochter van Gerrit Otten en Hendrikje (Heintje) van Butselaar. Hendrika is overleden op 27 september 1967 in Barneveld (Kootwijkerbroek).

Het kind van Hendrika:

  1. Gerritje (Ger) Otten, geboren op 1 oktober 1912 in Barneveld (Esveld) (Volgt 1.2.2.1.4.2.1)

1.2.2.1.4.2.1 Gerritje (Ger) Otten, geboren op 1 oktober 1912 in Barneveld (Esveld), dochter van Hendrika (Hentje) Otten. Gerritje is overleden op 19 augustus 1968 in Ede.
Gerritje trouwde (I) op 22 januari 1936 in Ede met Aris van Beek, van beroep (los) arbeider/ landbouwer/ voerman/ grondwerker, geboren op 8 maart 1911 in Ede (Ederveen (Huis No172)), zoon van Jan van Beek en Hendrika Schuurman. Aris is overleden op 3 september 1947 in Arnhem.
Gerritje trouwde (II) 24 augustus 1949 in Ede[81] met Cornelis (Cees) van Harskamp, van beroep grondwerker/ (gemeente)arbeider, geboren op 9 oktober 1905 in Ede (Otterlo-Dorp (Oa12)), zoon van Evert van Harskamp en Rikje van Veldhuizen. Cornelis is overleden op 16 december 1965 in Ede.

1.2.2.1.4.2 Jan Willem Otten[82], van beroep landbouwer, geboren op 1 februari 1878 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))), zoon van Gerrit Otten en Hendrikje (Heintje) van Butselaar. Jan Willem is overleden op 21 augustus 1960 in Ede.

jan-willem-otten-1896-bep-van-voorst (Afbeelding 4)

Jan Willem trouwde (I) op 4 juni 1908 in Ede met Maria van de Bospoort, geboren op 26 december 1881 in Ede (Otterlo-Harskamp (Huis No62)), dochter van Lammert van de Bospoort en Geurtje van het Hol. Maria is overleden op 20 augustus 1925 in Ede (Otterlo-Eschoten (Boerderij “het Laarderbosch” (Ob37)))[83].

_20161201_000323(Afbeelding 5)

Jan Willem trouwde (II) op 25 oktober 1930 in Ede (getuigen waren zijn eerdere zwagers Gerrit van de Bospoort en Dirk van Wikselaar (gehuwd met Berendina van de Bospoort) met Elizabeth van Voorst[84], geboren op 14 augustus 1884 in Ede (Maanen (Eb58)), dochter van Hendrik van Voorst en Catharina van Voorst. Elizabeth is overleden op 1 juli 1951 in Ede (Maanen (Maanderdijk 4)).

jan-willem-otten-en-elizabeth-van-voorst(Afbeelding 6)

De kinderen van Jan Willem en Maria:

  1. Hendrika (Hentje) Otten, geboren op 14 oktober 1908 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))) (Volgt 1.2.2.1.4.2.1)
  2. Geurtje Otten, geboren op 29 mei 1910 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))) (Volgt 1.2.2.1.4.2.2)
  3. Gerritje Otten, geboren op 1 december 1911 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))). Gerritje is overleden op 3 november 1922 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))).
  4. Lammert Otten, geboren op 12 januari 1914 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))). Lammert is overleden op 17 april 1925 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))).
  5. Jan Willem (Wip) Otten jr., geboren op 18 augustus 1916 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))). Jan Willem is overleden op 4 januari 1933 in Ede (Maanen (Eb105)).
  6. Marinus (Mies) Otten, geboren op 2 november 1919 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))). Marinus is overleden op 3 januari 1934 in Ede (Maanen (Eb105)).
  7. Gerrit (Gaart) Otten, van beroep landbouwer, geboren op 3 november 1921 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc9))) (Volgt 1.2.2.1.4.2.3)
  8. Gerritje Lambartha (Ger/ Zus) Otten, geboren op 29 juni 1925 in Ede (Otterlo-Eschoten (Boerderij “het Laarderbosch” (Ob37))) (Volgt 1.2.2.1.4.2.4)

1.2.2.1.4.2.1 Hendrika (Hentje) Otten, geboren op 14 oktober 1908 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))), dochter van Jan Willem Otten en Maria van de Bospoort. Hendrika is overleden op 7 juni 1969 in Ede.
Hendrika trouwde op 21 februari 1934 in Ede (getuige was haar zwager Dirk van Voorst) met Dirk Bleijenberg, van beroep landbouwer, geboren op 5 oktober 1909 in Ede (Maanen (Eb53)), zoon van Hendrikus Bleijenberg en Willempje van Hoeven. Dirk is overleden op 18 januari 1995 in Barneveld.

1.2.2.1.4.2.2 Geurtje Otten, geboren op 29 mei 1910 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc11))), dochter van Jan Willem Otten en Maria van de Bospoort. Geurtje is overleden op 14 januari 1992 in Ede (Stationsweg (“Julianaziekenhuis”)).
Geurtje trouwde op 13 juni 1931 in Ede met Dirk van Voorst[85], van beroep arbeider houtzagerij/ landbouwer/ mengvoerhandelaar, geboren op 19 januari 1903 in Kootwijk (Gemeente Barneveld (Dorp (Huis No283))), zoon van Jan van Voorst en Gijsbertje (Gijsje) Mulder. Dirk is overleden op 8 december 1992 in Ede (Platteellaan 1 (Verzorgingshuis “Bethanië”)).

Trouwfoto Dirk van Voorst en Geurtje Otten

De trouwfoto van Dirk van Voorst en Geurtje Otten (1931)
(Afbeelding 7)

Naamloos

1.2.2.1.4.2.4 Gerrit (Gaart) Otten[86], van beroep landbouwer, geboren op 3 november 1921 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk” (Oc9))), zoon van Jan Willem Otten en Maria van de Bospoort. Gerrit is overleden op 2 juli 2005 in Ede.
Gerrit trouwde op 1 december 1949 in Ede met Pietronella (Nel) van den Top, geboren op 13 december 1916 in Orange City (Sioux County, Iowa, USA), dochter van Frederik Ulrich Herman (Freek) van den Top en Hendrika van den Koppel. Pietronella is overleden op 7 juni 1966 in Ede (Bennekom (“Prot. Chr. Streekziekenhuis”)).

Kinderen van Gerrit en Pietronella:

  1. Hendrika Maria (Hennie) Otten, geboren op 21 juli 1950 in Ede (Wekeromseweg (“Grindweg naar Harskamp” (Boerderij “Hunters Farm”))) (Volgt 1.2.2.1.4.2.4.1)
  2. Jan Otten, geboren op 20 april 1957 in Ede (Wekeromseweg (“Grindweg naar Harskamp” (Boerderij “Hunters Farm”))). Jan is overleden op 22 juli 2012 in Ede (Lunteren).

1.2.2.1.4.2.4.1 Hendrika Maria (Hennie) Otten, geboren op 21 juli 1950 in Ede (Wekeromseweg (“Grindweg naar Harskamp” (Boerderij “Hunters Farm”))), dochter van Gerrit (Gaart) Otten en Pietronella (Nel) van den Top. Hendrika Maria is overleden op 18 augustus 2010 in Ede (Doesburg (Nieuwe Steeg 4)).
Hendrika Maria trouwde op 16 april 1970 in Ede met Willem (Wim) Wagensveld, van beroep metselaar, geboren op 13 juni 1946 in Lunteren (Meulunteren (Meulunterseweg 65)), zoon van Hendrik (Hent) Wagensveld en Gijsberta (Bep) van Roekel. Willem is overleden op 18 juni 2014 in Ede (Doesburg (Nieuwesteeg 4)).

1.2.2.1.4.2.4 Gerritje Lambartha (Ger/ Zus) Otten, geboren op 29 juni 1925 in Ede (Otterlo-Eschoten (Boerderij “het Laarderbosch” (Ob37))), dochter van Jan Willem Otten en Maria van de Bospoort. Gerritje Lambartha is overleden op 2 februari 2001 in Scherpenzeel.
Gerritje Lambartha trouwde op 11 februari 1954 in Ede met Hendrikus (Henk) Heemsbergen, van beroep landbouwer, geboren op 13 juli 1920 in Veenendaal, zoon van Elbert Heemsbergen en Rika van den Hul. Hendrikus is overleden op 30 oktober 2000 in Scherpenzeel.

1.2.2.1.4.3 Gijsbertje (Gijsje) Otten, geboren op 13 februari 1883 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))), dochter van Gerrit Otten en Hendrikje (Heintje) van Butselaar. Gijsbertje is overleden op 28 mei 1970 in Amersfoort.
Gijsbertje trouwde op 19 oktober 1910 in Barneveld met Teunis (Teus) Pater[87], van beroep knecht/ landbouwer, geboren op 23 april 1886 in Barneveld (Kootwijkerbroek (Huis No279)), zoon van Jan Pater en Grietje van den Hul. Teunis is overleden op 14 juli 1969 in Amersfoort.

1.2.2.1.4.4 Maria Otten, geboren op 24 november 1884 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc89))), dochter van Gerrit Otten en Hendrikje (Heintje) van Butselaar. Maria is overleden op 28 oktober 1941 in Renkum.
Maria trouwde op 31 oktober 1913 in Barneveld met Hendrik Jan (Henk Jan) van Ruler[88], van beroep dagloner/ landbouwer[89], geboren op 4 februari 1886 in Ermelo (Vierhouten), zoon van Aart van Ruler en Niesje van den Brink. Hendrik Jan is overleden op 27 april 1965 in Barneveld (Kootwijkerbroek).

1.2.2.1.5 Maartje Otten, geboren op 13 december 1844 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “Westeneng” (Oc68))), dochter van Rik (Rijk) (Willemsen) Otten en Hendrika (Heintje) van de Berg. Maartje is overleden op 9 augustus 1903 in Ede (Bennekom-Hoekelum (Klein Hoekelumseweg (Bd10))).
Maartje trouwde op 23 november 1872 in Ede met Cornelis van Beek[90], van beroep landbouwer, geboren op 24 juli 1846 in Ede (Bennekom), zoon van Gerrit van Beek en Meinsje Jochemsen. Cornelis is overleden op 7 juli 1905 in Ede (Bennekom-Hoekelum (Klein Hoekelumseweg (Bd10))).

1.2.2.2 Evertje (Willems) Otten, van beroep landbouwster, geboren op 4 januari 1801 in Ede (Wekerom (“Wekrum”))[91], dochter van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Evertje is overleden op 12 oktober 1868 in Ede (Lunteren).
Evertje trouwde op 5 juli 1823 in Ede met Gijsbert Besselsen van (de) Beek[92]·[93], geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten[94], van beroep dagloner/ landbouwer (bouwman), geboren op 2 oktober 1795 in Lunteren (“in de Valk” (Buurtschap de Valk))[95], zoon van Bessel Geurtsen van Beek en Geertje Maassen. Gijsbert is overleden op 3 december 1854 in Ede (Lunteren-de Valk (Lc17)).

1.2.2.3 Aaltje Otten, geboren op 6 december 1802 in Ede (Wekerom (“Weekerom”))[96], dochter van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Aaltje is overleden op 26 april 1853 in Ede (Wekerom (Ef26)).
Aaltje trouwde op 10 januari 1835 in Ede[97] met Evert (de) Vos[98]·[99]·[100]·[101], geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, van beroep landbouwer (bouwman)[102], geboren op 13 februari 1785 in Rheden[103], zoon van Willem Vos en Grietje(n) van der Horst. Evert is overleden op 14 februari 1870 in Ede (Wekerom).

1.2.2.4 Jantje Otten, geboren op 5 februari 1805 in Ede (“Weekerom” (Wekerom))[104], dochter van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Jantje is overleden op 19 oktober 1874 in Ede (Doesburg (Fransche Steeg (Huis No421))[105].
Jantje trouwde op 23 mei 1829 in Ede met Aart (Fransen) Lam[106], geërfde[107] en buurtscheuter[108] in de buurtschap Doesburg, pachter van de Franschesteeg[109], van beroep arbeider/ dagloner/ landbouwer (bouwman), geboren op 3 juni 1806 in Ede (Doesburg)[110], zoon van Frans Fransen Lam en Jacobje (Jacomijntje) Brandsen. Aart is overleden op 10 oktober 1885 in Ede (Doesburg (Fransche Steeg (Huis No421))).

1.2.2.5 Maasje Otten, geboren op 15 december 1810 in Ede (“Wekrum” (Wekerom))[111], dochter van Willem Otten en Maria Riksen (Beker). Maasje is overleden op 7 november 1870 in Arnhem (Schaarsbergen).
Maasje trouwde op 9 april 1836 in Ede met Jacob van Loenen[112], schutter[113], van beroep landbouwer/ arbeider/ daghuurder, geboren op 9 oktober 1805 in Otterlo (“op de Langehij”)[114], zoon van Jan Berendsen van Loenen en Aaltje Jans Schut. Jacob is overleden op 28 april 1893 in Arnhem (“Kemperbergerweg”).

1.2.3 Maasje (Otten) Otterlo(o)[115], geboren in Ede (“Wekerum” (Wekerom)), gedoopt op 7 maart 1762 aldaar, dochter van Otto (Ot/ Oth) Rijksen en Teunisje Willems. Maasje is overleden in Amsterdam (“Hoogte van de Kadijk”) en werd op 31 oktober 1786 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof)[116].
Maasje trouwde op 21 december 1784 in Amsterdam (Nieuwe Kerk)[117] met Hendrick Engelberts[118]·[119], van beroep katoendrukker, gedoopt op 13 december 1761 in Amsterdam (Westerkerk)[120], zoon van Wijnand Engelberts en Maria van Daalen. Hendrick is overleden op 13 februari 1847 in Kralingen (“aan den Oudendijk Wijk F Nommer vijf en dertig”).


3 Aantekeningen


[1] Aartje Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Weekrum”)), gedoopt op 3 augustus 1679 in Otterlo, dochter van Ot (Otto/ Ott) Gerrits en Aaltje Jans. Aartje trouwde op 11 februari 1714 in Otterlo met Willem Gertsen. Hij was een zoon van Gerrit Jantsen tot Delen, zij een dochter van Ott Gerrits tot Eschoten. Er moest speciale huwelijkstoestemming (dispensatie) worden gevraagd, omdat Aartje en Willem zuster en broederskinderen (neef en nicht) waren en je dan niet zomaar met elkaar mocht trouwen. Voor dit huwelijk werd op 13 januari 1714 huwelijksdispensatie verleend door het Hof van Gelderland. (Wartenaar, R., 1984).

[2] Gijsbertje Otten, geboren in Ede (Wekerom (“Weekrum”)), gedoopt op 11 september 1681 in Otterlo, dochter van Ot (Otto/ Ott) Gerrits en Aaltje Jans. Gijsbertje is overleden op 8 april 1762 in Ede (“De Wedu van Maas Brandsen uit Eede”). Gijsbertje trouwde met Maas Brandszen.

[3] Als we aannemen dat Willem een broer van Rijck was, dan is hij waarschijnlijk Willem, de zoon van Ot Gerritsen en Jantjen Gijsberts, die op 30 april 1682 in de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo werd gedoopt.

Van de vrouw van Willem, Gijsbertjen Jans, is bekend dat zij met “Paesschen 1723” in het lidmatenboek van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Voorthuizen werd ingeschreven. Zij kwam in met attestatie van Nijkerk, waar zij op 13 december 1713, na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, tot lidmaat werd aangenomen. Zij legde deze belijdenis gelijktijdig af met haar zus Grietje. In het register van Nijkerk werd aangetekend dat zij dochters waren van Jan Crumpel. Gijsbertje Jans, echtgenote van Willem Otte, was in 1751 lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Ede en woonachtig in de buurt Wekerom.

Hetgeen dat hiervoor beschreven is maakt het volgen van Willem en Gijsbertje gemakkelijker. Uit onderzoek in de plaatselijke doopboeken komen zes kinderen van Willem en Gijsbertje naar voren:

  1. Gerrit Willemsen, gedoopt op 13 november 1720 in Nijkerk, zoon van Willem Otten en Gijsbertje Jans.
  2. Marritjen Willemsen, geboren in Voorthuizen (op “Dusschoten”), gedoopt op 14 mei 1722 aldaar, dochter van Willem Otten en Gijsbertjen Jans.
  3. Merritjen Willemsen, geboren in Voorthuizen (op “Dusschoten”), gedoopt op 9 april 1724 aldaar, dochter van Willem Otten en Gijsbertjen Jans.
  4. Jannitjen Willemsen, geboren in Voorthuizen (op “Dusschoten”), gedoopt op 22 april 1726 in Voorthuizen, dochter van Willem Otten en Gijsbertjen Jans.
  5. Jan Willemsen, gedoopt op 20 juni 1728 in Barneveld, zoon van Willem Otthen en Gijsbertjen Janss.
  6. Jan Willemsen, geboren in “Wekerum”, gedoopt op 3 oktober 1734 in Ede, zoon van Willem Otte en Gijsbertje Jansze.

Aanvankelijk ging ik er vanuit dat Gijsbertje de toenaam “van Dusschoten” voerde, maar J.H. Zandbergen schrijft in 2005 dat Willem Otten en Gijsbertje Jans in die tijd de pachters waren van de boerderij Groot Dusschoten in Voorthuizen. Het is dus geen persoonsnaam, maar een verwijzing naar hun woonplaats (Zandbergen, J.H., 2005).

In de verpondingsregisters (registers van de grondbelasting) van de gemeente Ede wordt Willem tot 1789 genoemd. Was dit dan zijn weduwe, of waren dit andere erfgenamen? Die vraag wordt in het register niet beantwoord (Verponding: Staten van ontvangst, 1671-1806). Wat we wel weten is dat de grond wordt gebruikt door Hendrik Cornelissen. Ook kunnen we wel met zekerheid kunnen zeggen is dat het om dezelfde Willem gaat die in 1741 (zie inleiding) wordt genoemd. Hij wordt namelijk aangeslagen voor de volgende percelen:

  • 1/2 huys en hoff
  • Een gedeelte van een kerweijmaat
  • 1 Schepel in de Kamp

Jan Willemsen (van) Zandbergen (1734-1815)


Van de zes kinderen van Willem Otten is alleen meer bekend over de jongste zoon: Jan. Jan Willemsen (van) Zandbergen, van beroep bouwman/ landbouwer, geboren in “Wekerum”, gedoopt op 3 oktober 1734 in Ede, zoon van Willem Otte en Gijsbertje Jansze. Jan is overleden op 13 december 1815 in Ede (Wekerom (Huis No250)).

Jan (“jan willemzen jm. Geboren en wonende Tot wekerum onder Ede”) trouwde op 29 mei 1769 in Ede met Jantje (Jannetje) Willemsen (“jantje willemzen j:d. Geboren En wonende ook onder Ede”), geboren in Ede (“Veldhuizen”), gedoopt op 9 november 1743 aldaar, dochter van Willem Jacobze en Maasje Rixe. Jantje is overleden op 26 oktober 1812 in Ede (Wekerom) (“Jannetje Willems age de Soixante neuf ans, femme de Jan Willemsen, Cultivateur, au hameau de Wekerom, est décedée dans La maison Numero 250”).

De naam (van) “Zandbergen”: Van Jan weten we dat hij op 3 november 1812 in Ede de achternaam “Zandbergen” heeft laten registreren: “Voor ons Maire der Gemeente van Ede, Canton Ede, Arrondissement Arnh:, Departement van den Boven-IJssel, is op heden den 3 November 1812 verschenen Jan Willemsen bouwman in de buurt Wekrum en heeft verklaard aan te nemen voor Geslachtsnaam de naam van – Zandbergen –” (Register aangenomen geslachtsnamen Ede, 1812).

Waar de naam “Zandbergen” vandaan komt is niet duidelijk. Mogelijk bestaat er een verband met het Wekeromse Zand bij Wekerom. De enige keer dat ik de naam als veldnaam ben tegengekomen in de omgeving van Wekerom is in een akte die op 22 februari 1831 passeerde voor notaris Fischer in Ede:

Wijmpje Folmer (zie de voetnoten onder volgnummer 1.2.2.3 in de genealogie van Rijck Otten), echtgenote van Evert Vos, weduwe van Gerrit Dirksen van Hal, laat, mede namens haar kinderen, de voorwaarden vastleggen voor de verkoop van verschillende percelen grond. Eén van deze percelen was “Een Akkermaalsbosch genaamd de Zandbergen, groot Twee en Twintig Roeden, Vier en Tagtig Ellen en Negen en Twintig Palmen (…) Staande en gelegen in de Buurschap Wekerom, Gemeente Ede (Fischer, Notaris J.Ch., 1831).” Kennelijk is dit perceel niet verkocht, want uit de memorie van successie van Wijmpje wordt onder haar nalatenschap melding gemaakt van een gelijknamig perceel met exact dezelfde afmetingen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Het is leek mij ook niet ondenkbaar dat de naam mee is gekomen uit Voorthuizen, waar de ouders van Jan eerst woonden. Daar komt de veldnaam “Zandbergen” namelijk ook voor. Ik heb er echter geen enkel bewijs voor dat vader Willem deze naam ooit voerde. In het boek “Het Geslacht Zandbergen” wordt tamelijk resoluut afstand genomen van deze aanname (Evertse, E., Hartman, B., & Nieuwenhuis, M., 1991).

Bewijs voor de verwantschap tussen Jan en zijn vader Willem: In 1749 wordt Jan niet genoemd in het register van de volkstelling van dat jaar. Dit maakt het lastig om hem daar te koppelen aan Willem Otten, zijn vader. Mogelijk was Jan toen zelf al elders aan het werk. In die tijd ging je als boerenzoon, wanneer je geen ander perspectief had, vaak op jongere leeftijd al als boerenknecht aan het werk, om daarmee een bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen.

De verwantschap tussen Jan Willemsen (van) Zandbergen en Willem Otten wordt echter wel degelijk bevestigd. Dit gebeurt vele jaren later pas. In 1822 trouwde Jan Hendrik Schut, de zoon van Jan Willemsen (van) Zandbergen, met Metje Bouw. Omdat zijn ouders niet meer in leven waren, konden zij geen toestemming geven voor dit huwelijk. In dat geval moesten de grootouders, indien zij nog in leven waren, hun toestemming verlenen. Voor alles moest een bewijs gevonden worden, dus ook voor het overlijden van de ouders en grootouders van Jan Hendrik.

De ouders van Jan Hendrik zijn overleden in de periode waarin de Burgerlijke Stand al was ingevoerd. Hun overlijdensakte was dus snel gevonden. Vervolgens werd in de doodcedulle van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Ede gezocht naar een bewijs van overlijden van de grootouders van Jan Hendrik. Van de grootouders van vaderszijde was al snel een inschrijving gevonden. Deze gegevens komen overeen met wat terug is te vinden in deze registers. Dat dit niet vanzelfsprekend is, zien we aan de extracten die moesten dienen als bewijs van overlijden van Willem Jacobze en Maasje Rixe, de ouders van zijn moeder Jantje.

Jan Hendrik heeft hun namen opgegeven en zo kwam men te berde met een tweetal bewijzen. Het eerste bewijs is dat van het overlijden van Willem. Als we dat terugzoeken in de registers komen we uit bij Willem Jacobsen die op 17 oktober 1755 in “Eedervheen” overleed. Zijn vrouw zou zijn overleden op 10 juni 1775. Deze inschrijving heb ik niet terug kunnen vinden in de doodcedulle van Ede. Nu staat in de huwelijksbijlage een vreemde verschrijving in het jaartal, wat het haast onleesbaar maakt. Het is, mijns inziens, niet ondenkbaar dat dit bewijs in elkaar is “gefabriekt” om de bewijslast sluitend te krijgen en de kosten van een proces, voor zulk een luttel detail, waarin dan een akte van bekendheid zou worden opgemaakt, te voorkomen. Een andere manier was kennelijk iemand uit de registers “plukken”, zoals bij opa Willem het geval was.

Kennelijk heeft Jan Hendrik ingezet op de namen en niet op wat binnen de familie bekend was over zijn grootouders. Zijn broer Otto, die in 1828 met Aartje Willemsen Wal trouwde, heeft dit anders gedaan. In zijn huwelijksakte valt het volgende te lezen: “Otto Jansen Zandbergen (…) Zoon van Jan Willemsen Zandbergen en Jantje Willemsen, Landbouwers beide gewoond hebbende en overleeden te Ede, kleinzoon van vaders Zijde van Willem Otten en Gijsbertje Jansen, Landlieden, en kleinzoon van moeders Zijde van Willem Jansen en Maasje Hendriks, Landlieden, alle gewoond hebbende en overleeden te Ede”. Maar ook hieraan schort wat, want opa droeg niet de toenaam Janssen, maar Jakobze. Dat had Jan Hendrik dan wel weer goed onthouden. Wanneer we de extracten volgen die aan de huwelijksakte van Otto zijn toegevoegd komen we uit bij de inschrijving van “Willem Janssen uit Velth: Broek” die op 27 november 1748 in Ede overleed. Zijn weduwe Maasje overleed op 28 januari 1758 in Ede (“d’ huysvw van harme frederikse uit Veldhuysen”), zo blijkt uit de stukken.

Doordat Otto in heeft gezet op de werkelijkheid, kon hij geen bewijs van overlijden van Willem Jacobze overleggen. Kennelijk deerde het niemand dat hij nu Willem Janssen opvoerde als grootvader, want er wordt geen enkele verklaring gevraagd. Het klopt echter wel. Willem is namelijk abusievelijk in de doodcedulle ingeschreven onder de naam Janssen. Zijn weduwe (“Maasje Rijkse weduw. van Willem Jacobse, won. te Velthuizen”) hertrouwde na zijn overlijden op 16 november 1749 in Ede met Harme Frederikse Lieftink uit Varsseveld.

Daarmee kunnen we Willem Jacobsen, degene die Jan Hendrik als grootvader opvoerde, dus schrappen. Die was in 1749 nog in leven en Maasje kan dus onmogelijk in 1749 zijn weduwe zijn. Van Harmen Frederikse weten we dat hij op 4 juli 1758 in Ede hertrouwde met Jantje Hendriks. Met dat gegeven kunnen we dus de huisvrouw van Willem Jacobsen die in 1775 in Ede overleed, degene die Jan Hendrik opvoerde als zijn grootmoeder, ook schrappen. Ik blijf erbij dat Otto het bij het rechte eind had, hij wist kennelijk dat zijn grootmoeder getrouwd is geweest met Harme Frederikse. Als dat niet het geval was geweest, dan waren zij nooit bij deze specifieke inschrijving in het register uitgekomen.

Onder de voetnoten bij volgnummer 1.2 in de genealogie van Rijck Otten heb ik nog wat meer geschreven over Willem en Maasje. Teunisje Willems, de echtgenote van Otto (Ot/ Oth) Rijksen, was een zuster van Jantje (Jannetje) Willemsen.

We komen Jan Willemsen (van) Zandbergen, in de buurtboeken, tegen onder de geërfden in de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, waar hij van 1782 tot 1784 buurtmeester was (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854). Dat hij geërfde was, betekent dat hij grond bezat in deze buurt. Zowel uit zijn overlijdensakte, als uit die van zijn vrouw, weten we dat zij in die tijd de buren waren van Willem Otten (volgnummer 1.2.2 in de genealogie van Rijck Otten) en Maria Riksen, die op huisnummer 251 woonde.

Dat zij buren waren blijkt ook uit lijst van de huisbezoeken die dominee M. (Marten) Jongeneel van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Ede in 1796 heeft afgelegd, als ook uit een zelfde lijst die dominee I. (Isaac) Prins in 1803 na zijn huisbezoeken heeft opgemaakt. Wat in 1796 opvalt is de naam van een huisgenoot: Marretje Schut. De verwantschap wordt niet nader omschreven, maar zoon Jan Hendrik (van) Zandbergen noemt zich later ook “Schut”… Ter aanvulling: “Jan Willemze Te Wekerum” werd op 7 april 1769 aangenomen als lidmaat van de hiervoor genoemde kerk.

Het hiervoor genoemde huis (“Een Erf en goed, genummerd /250/ benevens negen morgens, Eenhonderd vijfenzestig roeden bouwlanden – hooilanden – weidelanden – plaggen en driestvelden en Houtgewassen”) was inderdaad eigendom van Jan en het werd op 1 juni 1819 door “Willem Jansen, boereknegt wonende te Otterloo – Maas Jansen, Bouman wonende onder Ede – Willem Jansen dagloner, wonende onder Ede – Jan Hendrik Jansen, Bouman te Otterloo – Jantje Jansen, in huwelijk hebben de Berend Alberts schoenmaker wonende te Doesburg- Maartje Jansen, in huwelijk hebbende Gerrit Jacobs, Bouman wonende te Essen onder Barneveld en Otto Jansen boerenknegt mede onder Barneveld” voor f1000,- verkocht aan de echtelieden Hendrik Gerritsen van den Berg en Aaltje Roelofs. Met andere woorden: de boerderij werd verkocht door de erven van Jan Willemsen, waarmee de erfenis te gelde werd gemaakt. Alle erfgenamen ondertekenen ook deze akte (Meurs, Notaris E.D. van, 1819). Op 1 juni dat jaar verkochten dezelfde erven een stuk land onder Wekerom (met ten noorden, ten oosten en ten westen Nennetje Franken en ten zuiden Aart Jansen (de echtgenoot van Maria Riksen, weduwe Willem Otten)), aan mede-erfgenaam Willem Jansen (Fischer, Notaris J.Ch., 1819).

Jan bezat ook het huis nummer 244 in Wekerom. Hij, alsmede zijn kinderen, zij als erfgenamen van hun moeder, verkochten de helft (van Jan) en 6/7 deel (zijn kinderen), aan hun zoon, broer en mede-erfgenaam Maas Jansen. Maas was al voor 1/7e deel eigenaar van dit onroerend goed, als zijnde een erfgenaam van wijlen zijn moeder (Elsevier, Notaris I.J., 1815).

Dat Jan twee boerderijen bezat wordt bevestigd in een hypotheekakte van 26 juli 1791, welke hypotheek op 18 augustus 1810 werd geroyeerd. Jan ging, samen met zijn vrouw Jantje, een lening aan van “een Capitale Summa van Ses honderd gúlden” bij Gerrit van Scherrenburg en Peter Otten, voogden over de onmondige kinderen van Hendrik van Scherrenburg en wijlen diens echtgenote Catharina Thúret. Tot onderpand stellen zij “hun lieder Erf en goed, bij hun wordende bewoond, als mede hun erf en goed, bij Dirk Barten bewoond, beijde in den ambte en Kerspel Ede, buurschap Wekerúm gelegen” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Tot slot vinden we in het notarieel archief van Ede nog een kwitantie uit 1815 waarin Nennetje Franken, mede namens haar afwezige zuster Marritje Franken, zusters en erfgenamen van Cornelis Franke Hoijer, bevestigen dat Jan Willemsen en Jantje Willemsen, zijn echtgenote, een lening van f100,-, welke zij op 22 november 1781 aan zijn gegaan en waarbij zij een hoek bouwland in Wekerom, vier schepel gezaai groot, in onderpand hebben gegeven, op 27 mei 1815 volledig hebben voldaan (Elsevier, Notaris I.J., 1815).

De hiervoor genoemde lening werd geregistreerd in “Protocol van hypothecatiën, borgtochten en affectatiën” van het Scholtambt Ede. De lening werd aangegaan bij Cornelis Francken Hooijer. Het stuk land dat in onderpand werd gegeven, wordt in deze akte als volgt omschreven: “een hoeck Bouwland groot vier Schepel gesaaij, onder de Buurt van Wekerum op den Hoijer gelegen” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).


De kinderen van Jan Willemsen (van) Zandbergen en Jantje Willems


1 Willem (Jansen) van Zandbergen, van beroep boerenknecht, geboren in Ede (“Wekerum”), gedoopt op 28 maart 1770 aldaar. Willem is overleden op 10 februari 1844 in Ede (Otterlo).

Op 1 juni 1819 werd, door de erven van Jan Willemsen (van) Zandbergen, de boerderij van hun vader, staande in Wekerom, verkocht (Meurs, Notaris E.D. van, 1819). Uit deze akte blijkt iets opmerkelijks: Willem was nog in leven! Waarom is dit zo opvallend? Willem heeft ook nog een gelijknamige broer. Vroeger gebeurde het vaak dat wanneer een kind jong overleed het eerstvolgende kind dat werd geboren dezelfde naam kreeg, zeker wanneer het kind stamhouder was en de naam van grootvader werd doorgegeven. Dat zouden we ook kunnen veronderstellen in dit gezin, waar twee zoons waren die Willem heetten (of werden zij beiden vernoemd naar een grootvader (Willem Otten en Willem Jacobsen)). Hoe dan ook, beide Willem’s worden in deze akte genoemd. Blijkbaar zijn zij beiden opgegroeid en hebben zij beiden de volwassen leeftijd bereikt.

Als we met dit gegeven verder op zoek gaan naar Willem, dan vinden we inderdaad in 1844 zijn overlijdensakte in de registers van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Ede. Uit zijn memorie van successie blijkt dat Willem eigenaar was van “Eene hofstede gelegen onder Ede, bestaande in een huis, Erf en Land (…) kadastraal bekend Sectie B (Wekerom) (etc.)” (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).


2 Maas Jansen van Zandbergen, geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, van beroep landman, geboren in Ede (“Wekerum”), gedoopt op 29 november 1771 aldaar. Maas is overleden op 13 mei 1845 in Ede (Wekerom).
Maas trouwde op 15 april 1815 in Ede met Annigjen (Anna/ Annetje) Wouterse Kampert, geboren in Garderen (“Essen”), gedoopt op 9 mei 1771 aldaar, dochter van Wouter Evertzen (Kampert) en Grietje Mijnten. Annigjen is overleden op 5 november 1844 in Ede (Wekerom).

Maas ondertekende zijn huwelijksakte met “M Willemsen”, naar het patroniem van zijn vader. Mogelijk is hij dezelfde persoon als Maas Jansen die verschillende jaren fungeerde als buurtmeester te Wekerom. Hij zal dan bekend zijn geweest onder zijn eigen patroniem. Deze Maas wordt echter nergens (van) Zandbergen genoemd, dus deze aanname is vooralsnog niet onderbouwen (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

Maas kocht in 1815, voor een bedrag van f225,-, van zijn vader, zijn broers en zijn zusters de helft en 6/7e deel van een huis, hof en land, gelegen in de gemeente Ede, buurtschap Wekerom, genummerd 244. Maas was, als erfgenaam van wijlen zijn moeder, reeds voor 1/7e deel eigenaar van dit onroerend goed (Elsevier, Notaris I.J., 1815).

Uit de memorie van successie van Annetje blijkt dat zij op 17 maart 1825 door notaris Jacobson te Lunteren haar laatste wilsbeschikking heeft laten vastleggen. De strekking ervan is dat zij haar man Maas tot enige en algehele erfgenaam heeft aangewezen. Onder de nalatenschap wordt mede verstaan een boerenplaatsje in Wekerom. Verder worden alle bezittingen gewaardeerd, waaronder ook het vee, en worden de boedelschulden opgesomd. Over het resterende bedrag moet Maas belasting betalen. Aan de memorie is een addendum toegevoegd waarin Maas aangeeft vergeten te zijn om bij de boedelschulden het achterstallige loon van de dienstbode op te geven en ook klopte de opgave van de roerende goederen niet, omdat er kleding was opgegeven dat niet aan Annetje behoorde, maar aan Maas. Dit drukte de hoogte van de belastingaanslag dan weer, want Maas was duidelijk niet voornemens teveel te gaan betalen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Na het overlijden van Maas werd ook een memorie van successie opgemaakt. Daaruit blijkt dat Maas voor een zesde deel eigenaar was van een een hofstede in Wekerom, dit naast zijn eigen huis, in de akte een erf en goed genoemd. De vermelding van de zesde part is opgenomen in een apart aangehecht schrijven, een aanvulling op de aangifte (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Op 11 mei 1845 liet Maas zijn testament opmaken door notaris Fischer in Ede. Hij was toen reeds oud en verzwakt, zodanig zelfs dat hij niet bij krachten was om de akte te ondertekenen zo zegt hij. Dat kan wel kloppen, want twee dagen later overleed hij. Maas laat vastleggen dat hij al zijn roerende goederen, met uitzondering van zijn bed met toebehoren, nalaat aan Arie Kelderman en dienst echtgenote Johanna Baggel. Zijn bed laat hij na aan zijn schoonzuster Aalbartje Hendriks, weduwe van Willem Zandbergen, landbouweresse, wonende te Wekerom onder Ede. Maas laat verder vastleggen dat Arie en Johanna “gedurende den tijd van Zes agtereen volgende jaren, aanvang nemende met den Twee en Twintigsten februari eerstvolgende na den dag van mijn overlijden, het door mij thans bewoonde en gebruikt wordende Boerenplaatsje te Wekerom onder Ede tot en voor een jaarlijksche pachtprijs Van Vijf en Twintig Gulden, boven de van hetselve te betalene lasten te mogen blijven bewonen en gebruiken, mits hetzelve behoorlijk glas en dakdigt onderhoudende terwijl zij lieden bovendien ontheven zullen zijn van het betalen van die huurprijs, gedurende het tijdvak hetwelk zal komen te verloopen tusschen den dag van mijn overlijden en de invoegen als voormeld te beginnen Huurjaren.” Tot slot stelt Maas: “Ik stel onder Voormelde last tot mijne eenige Erfgenamen mijne naaste bloedverwanten volgens de wet.” Aangezien Maas geen kinderen had werden zijn broers en zusters, of wanneer zij waren overleden hun kinderen en/ of kleinkinderen, de wettige erfgenamen van Maas (Fischer, Notaris J.Ch., 1845).


3 Gijsbert Jansen, geboren op 1 november 1773 in Ede (“Wekerum”).

Gijsbert was in ieder geval in 1815 reeds overleden. Op 13 mei dat jaar werd door zijn vader, zijn broers en zusters het huis nummer 244 in Wekerom verkocht. Uit die akte blijkt dat er nog zeven kinderen van Jan Willemsen in leven waren die elk voor 1/7 deel (van de helft van het huis) eigenaar waren. Vader Jan was voor de wederhelft eigenaar. Tevens blijkt uit deze akte dat Gijsbert geen kinderen had. Had hij die wel gehad, dan zouden zij in zijn plaats worden genoemd als erfgenaam zijn van moeder (Elsevier, Notaris I.J., 1815).

Nu heb ik wel een theorie bij Gijsbert, maar geheel sluitend is deze vooralsnog niet. Als ik het begraafboek van Ede doorneem, dan is er eigenlijk maar één persoon die overeenkomsten vertoond met Gijsbert. Hij zou dezelfde persoon kunnen zijn als Gijsbert Jansen die op 8 februari 1809 overleed in Wekerom en die in Ede werd begraven: “overleden den 8 Febr: Gijsbert Jansen, oud 35 Jaren gewoond hebbende te Wekrom gehuwd geweest, nalatende vrouw den 14 Febr:”. Deze Gijsbert is de enige Gijsbert Jansen die in deze periode in het begraafboek van Ede voorkomt en die afkomstig was uit Wekerom. Ook qua leeftijd past hij prima in dit plaatje en ook het feit dat hij kinderloos was komt overeen met wat we al weten van hem op basis van de hiervoor genoemde verkoopakte uit 1815. Op een vraag krijgen we geen sluitend antwoord namelijk: Wie was dan de vrouw van Gijsbert?

Het zou kunnen dat dit Hanna (Johanna) A(a)rends was. Op 15 juni 1800 trouwde Hanna, zij was weduwe van Jacob Hendriks, in Voorthuizen, met een zekere Gijsbert Jansen. Zij werden in Otterlo in ondertrouw opgenomen en daar in de burgerlijke registers ingeschreven op 2 mei 1800. Hoewel de derde afkondiging nog niet was gedaan, werd het huwelijk op genoemde datum bevestigd. De Gijsbert in kwestie was jongeman (niet eerder gehuwd) en hij was 27 jaar oud. Zijn aanstaande echtgenote was 30 jaar oud. Helemaal kloppen doet zijn leeftijd niet, maar in de tijd van schrijven wist men wel vaker niet exact hun geboortedatum of leeftijd. Daarnaast was de getuige van Gijsbert: Jan Willemsen. Over hem wordt verder niets geschreven, maar de vader van Gijsbert droeg ook die naam. Het was wel gewoonte dat de vader getuige was van zijn zoon.

Hoewel er nergens concreet bewijs is te vinden, zou deze aanname, gelet op de overeenkomsten, weleens in de buurt van de werkelijkheid kunnen komen. Er zijn ook redenen te noemen om Hanna niet te koppelen aan Gijsbert. Zij wordt namelijk nergens genoemd als erfgename van Gijsbert. Er zijn verschillende akten waarin de erven van Jan Willemsen gezamenlijk worden genoemd. Het zou namelijk logisch zijn dat Hanna, als erfgename van Gijsbert, meedeelde in nalatenschappen. Ze wordt echter in geen enkele akte genoemd, hoewel zij nog wel in leven was. Zij, ze wordt in de akte Johanna Peelen van Dijk genoemd, overleed op 14 april 1833 in Ede (Otterlo (Huis No87)). Johanna liet in het geheel niets na, zo blijkt uit een bewijs van onvermogen, Deze moest dienen als memorie van successie (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).


4 Jantje (Jansen) van Zandbergen, van beroep dienstmeid, geboren op 29 januari 1776 in Ede (“Wekerum”). Jantje is overleden op 26 februari 1867 in Doesburg (Doesborgh (“aan de paardenmarkt, Wijk A No 127”)).
Jantje trouwde op 10 februari 1813 in Zutphen met Berend (Barend) A(a)lber(t)s, van beroep schoenmaker/ leerlooier, woonachtig “aande Steeg onder Ellekom, Canton Dieren”, geboren op 17 oktober 1776 in Vorden, zoon van Jacob Alberts en Geertruid Wentink. Berend is overleden op 12 september 1867 in Doesburg (Doesborgh (“aan de Gasthuisstraat, Wijk A No127”)).

Mogelijk was vader Jan niet meer in staat om naar Zutphen af te reizen om de huwelijksplechtigheid van Jantje bij te wonen. Op 11 januari 1813 passeerde namelijk voor notaris C.B. de Vries in Ede een akte van huwelijkstoestemming. Jan stemt in deze akte schriftelijk in met het huwelijk van zijn dochter (Vries, Notaris C.B., de, 1813). Hoewel Jan in deze akte “van Zandbergen” wordt genoemd, wordt Jantje in de huwelijksakte Jantje Willemsen genoemd.


5 Willem Jansen (van) Zandbergen, geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, buurtscheuter en buurtschrijver voor de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, van beroep landbouwer/ dagloner, geboren op 19 december 1777 in Ede (“Wekerum”). Willem is overleden op 22 september 1828 in Ede (Wekerom (Huis No251)).
Willem trouwde omstreeks 1804 met Aalbertje Hendriks, geboren op 8 januari 1773 in Lunteren, dochter van Hendrik Gijsbertsen en Annetje Everts (Zoonen). Aalbertje is overleden op 5 november 1845 in Ede. 

Het eerste wat opvalt is dat Willem in geen enkel huwelijksregister in de buurt van Ede terug te vinden is, terwijl hij in Wekerom woont en hij wel zijn kinderen in Ede laat dopen. Op de persoonskaart van zijn vrouw in het gereconstrueerde bevolkingsregister van de gemeente Ede wordt aangetekend dat hij op 8 maart 1804 in Lunteren zou zijn getrouwd. In de registers van Lunteren is echter geen inschrijving van Willem en Aalbertje terug te vinden. Daarnaast lieten zij een week voor die datum, op 26 februari 1804, hun dochter Hendrikje dopen in de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede. Uit de inschrijving in het register blijkt niet dat zij niet getrouwd zouden zijn. Het enige opmerkelijke is dat Hendrikje al een maand oud was toen zij werd gedoopt (zij werd op 27 januari 1804 geboren). In die tijd was het de gewoonte om vrij snel na de geboorte het kind ten doop te houden.

In het buurtboek van de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten staat in het verslag van de buurtdag van 18 november 1828 het volgende over Willem geschreven: “De buurt betreurende het verlies van den scheuter Willem Jansen, zijne verdiensten hulde doende, en een blijk van erkentelijkheid wenschende te geven heeft in plaats van hunne afgestorvene vriend tot scheuter aangesteld deszelfs zoon Hendrik Jansen Sandberg, dewelke ter vergadering tegenswoordig aan handen van de buurtrigter belooft, om die bediening even als wijlen zijnen vader met de meeste getrouwheid en onpartijdigheid te zullen waarnemen”. Willem was sinds 1 augustus 1816 buurtscheuter in Wekerom. De buurtscheuter was de handhaver van de plaatselijke verordeningen die door de geërfden werden gemaakt. Wanneer we terug bladeren in het buurtboek, dan zien we in 1827 dat Willem niet alleen de buurtscheuter was, maar ook de buurtschrijver (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

Willem wordt verder een aantal keer genoemd in akten met betrekking tot verkoop van erfgoed en in andere stukken betreffende de nalatenschap van zijn ouders. Ook de memorie van successie van Willem levert geen bijzonderheden op. Hij bezat geen onroerend goed en hij liet zijn vrouw en zijn minderjarige zoons Hendrik en Willem achter (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

“Aalbertje Hendriks, weduwe Willem van Zandbergen (vroeger genaamd geweest Willem Janssen) zonder beroep, wonende in de buurschap Wekerum, gemeente Ede” sloot op 9 september 1845 een lening af bij haar drie kinderen: Hendrik van Zandbergen (van beroep buitengewoon veldwachter (buurtscheuter)), Annetje Zandbergen (meerderjarig, ongehuwd en zonder beroep) en Wolbart van Zandbergen (van beroep timmerman), alle drie woonachtig in Wekerom. Het betrof een totaalbedrag van f300,- gulden, welke is opgebouwd in de periode 1826-1845. Er wordt vastgelegd dat deze lening niet bij haar leven kan worden ingevorderd, maar dat dit mag vanaf drie maanden na haar overlijden. De gezamenlijke erven dienen dit bedrag dan te voldoen. Vanaf de dag van overlijden van Aalbertje zal er rente verschuldigd zijn over de lening (Fischer, Notaris J.Ch., 1845).

Na het overlijden van Aalbertje werd er een verklaring van onvermogen opgesteld door haar erven, welke moest dienen als memorie van successie (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Aalbertje liet dus, net als haar man Willem, geen erfenis na waarover successie moest worden betaald door haar erfgenamen.

Het is opmerkelijk dat zowel in memorie van successie van Willem, als in die van Aalbertje, wordt aangetekend dat zij geen onroerend goed nalaten. Wanneer we de historische registers van het kadaster van de gemeente Ede erop naslaan, dan zien we een heel ander beeld. Willem bezat namelijk een huis en erf, alsmede verschillende percelen grond, in Wekerom. In totaal hebben we het over 3 bunder en ruim 37 roeden grond (Historisch Kadaster Ede, 2016). In 1846 werd deze grond, door middel van een onderhandse akte, gescheiden tussen zijn zoon Hendrik en zijn dochter Annetje. Dit blijkt uit een verkoopakte uit 1847. Uit die akte, deze dateert van 10 november 1847, blijkt dat Hendrik zijn aandeel verkocht aan zijn zuster Annetje en haar echtgenoot Peter Takken (Fischer, Notaris J.Ch., 1847).


6 Jan Hendrik (Jansen) (van) Zandbergen, geërfde in de buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, buurtmeester in Eschoten, diaken (“armsorger”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde kerk van Otterlo (Hofman, P., 1998), gemeenteraadslid in Ede, van beroep landman/ bouwman/ landbouwer, geboren op 8 januari 1780 in Ede (“Wekerum”). Jan Hendrik is overleden op 7 januari 1858 in Ede (Otterlo).
Jan Hendrik trouwde (I) op 28 november 1812 in Otterlo met Trijntje (Barten) Loois, van beroep spinster, geboren in Ede (“Wekerum”), gedoopt op 22 februari 1756 in aldaar, dochter van Bart Dirksze (Loois) en Nenne (Nennetje/ Nenneke) Knelisze (Cornelissen). Trijntje is overleden op 4 maart 1822 in Ede (Otterlo (Huis No4)).
Jan Hendrik trouwde (II) op 16 november 1822 in Ede met Metje Meeuwsen Bouw, geboren op 11 maart 1793 in Otterlo (Eschoten), dochter van Elbert Meeuwsen Bouw en Rijntje Jansen. Metje is overleden op 19 november 1875 in Ede (Otterlo). 

De naam “Schut”: Jan Hendrik verklaart op 13 november 1822, voor vrederechter van het kanton Ede, het volgende over zijn vader: “dat Jan Willems Schut vader van Jan Hendrik Schut zich voormaals dikwijls alleenlijk plags te noemen Jan Willems, deszelfs toenaam alzoo ontlenende van de voornaam van Zijn vader die Willem geheeten was met weglating van deszelfs eigentlijke geslagtnaam Schut”. Deze verklaring werd opgesteld omdat moest worden verklaard waarom vader Jan onder de naam Jan Willemsen werd ingeschreven in het overlijdensregister en niet onder de naam “Schut”.

Wat Jan Hendrik ertoe deed besluiten zich niet langer Zandbergen, maar Schut te noemen, dat wordt niet duidelijk. Zijn nazaat J.H. Zandbergen geeft in 2005 hiervoor verklaring als hij schrijft dat Jan Hendrik, naast dat hij landbouwer was, ook de functie van jachtopziener (schut) vervulde (Zandbergen, J.H., 2005).

Ten tijde van zijn eerste huwelijk noemde Jan Hendrik zichzelf nog wel Zandbergen, sterker nog, hij heeft in 1812, net als zijn vader, die achternaam formeel laten registreren: “Voor ons Maire der Gemeente van Otterlo, Canton Ede, Arrondissement Arnh:, Departement van den Boven-IJssel, is op heden den 4 Dec: 1812 verschenen Jan Hendrik Jansen, Bouwman te Eschoten en heeft verklaard aan te nemen voor Geslachtsnaam de naam van – van Zandbergen –” (Register aangenomen geslachtsnamen Ede, 1812).

In 1812, toen hij trouwde met Trijntje, werd Jan Hendrik in het trouwregister van de burgerlijke gemeente van Otterlo ingeschreven onder de naam “van Zandbergen”. Met die naam ondertekende hij ook deze akte. In het kerkelijke register, daar werd het echtpaar op 29 november dat jaar ingeschreven, werd hij ingeschreven onder de naam “Jan Hendrik Schut”. In de overlijdensakte van Trijntje wordt hij Jan Jansen Schut genoemd.

Tijdens zijn tweede huwelijk noemt hij zich consequent “Schut”. Hij komt in de registers van de Burgerlijke Stand voor onder de namen: Jan Schut en Jan Jansen Schut. Zijn naamkeuze zorgde voor meer onduidelijkheid. In het buurtboek van buurtschap Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten wordt hij willekeurig Jan (Hendrik) Schut of Jan (Hendrik) Schut van Zandbergen genoemd. In het register van het kadaster van de gemeente Ede wordt Jan Hendrik ook voluit “Jan Hendrik Schut van Zandbergen” genoemd (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Uiteindelijk heeft de naam “Schut” geen stand gehouden. Dertig jaar later, op 27 oktober 1852, stond Jan Hendrik voor de kantonrechter in Wageningen. In dit proces werd vastgesteld dat hij de naam “Schut” onterecht droeg. Zijn vader had immers in 1812 de geslachtsnaam “Zandbergen” aangenomen. De kinderen van Jan Hendrik gaan, hoewel ze in het geboorteregister zijn ingeschreven onder de naam “Schut”, weer onder de naam “Zandbergen” door het leven.

Jan Hendrik komt ook voor in de militieregisters van de gemeente Ede. Het is niet bekend dat hij in actieve dienst is geweest, wel blijkt uit een bijlage bij zijn tweede huwelijksakte dat hij gehouden werd aan de verplichtingen ten aanzien van de Nationale Militie op grond van een koninklijk besluit daterende van 23 oktober 1819. Uitgaande van de inschrijving in het militieregister was hij van beroep “Boer”.

Jan Hendrik woonde in Otterlo in de buurt Eschoten. In het buurtboek van de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, kunnen we lezen dat Jan Hendrik in 1820 (toen hij voor het eerst werd gekozen tot buurtmeester (administrateur) van de buurt Eschoten) “op den Elsenbosch” woonde (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854). Jan leende 22 juli 1819 geld aan Hendrik Gerritsen van den Berg te Wekerom. In de daar onderliggende akte wordt geschreven dat Jan woonachtig was “op den Elzenbosch zijnde Numero /4/ onder den ambte van Ede Kerspel Otterloo” (Meurs, Notaris E.D. van, 1819).

In het notarieel archief van de gemeente Ede zijn de nodige vermeldingen te vinden van Jan Hendrik. Het grootste deel van zijn kapitaal was afkomstig uit de nalatenschap van zijn eerste vrouw: Trijntje Barten Loois. Daarna gaat voor hem het principe op dat je geld maakt met geld. Jan Hendrik komt dan ook meermaals in de archieven voor als vermogensverstrekker. Aan het einde van zijn leven bezat hij grond in Otterlo, Lunteren en Garderen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). In deze memorie van successie van zijn weduwe Metje Bouw wordt specifiek aangetekend dat zij de helft bezat in de boerenhofstedes “de Breek” onder Garderen, “de Morgen” onder Lunteren en dat zij geheel eigenaar was van “de Elzenbosch” onder Otterlo. Daarnaast bezat zij diverse percelen grond in de genoemde dorpen Garderen, Lunteren en Otterlo (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Ik heb niet alle akten die terug zijn te vinden in het notarieel archief van Ede en Barneveld uitgebreid beschreven, maar een korte samenvatting en samenvoeging gemaakt van diverse verschillende akten. Jan kocht in 1822 zijn schoonfamilie uit voor wat betreft de helft in de “den Elsenbosch”, maar ook voor de helft in een boerderij genaamd “de Pampel(d)” en enige landerijen (Fischer, Notaris J.Ch., 1823). De wederhelft van “den Elsenbosch” (alsmede een aantal percelen grond) kocht hij in 1823 van de erven van Heijmen Bouw (Fischer, Notaris J.Ch., 1823). Jan Hendrik verkocht “de Pampel(d)”, waar hij inmiddels geheel eigenaar van was, op 3 maart 1849 aan Jacob Rooseboom te Ede (Fischer, Notaris J.Ch., 1823). In 1850 werd Jan Hendrik, vanuit de kas van de buurt, financieel gecompenseerd voor de bouw van een nieuwe brug bij de “Elsenbosch” (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

In de akte van boedelscheiding van wijlen Jacob Barten Loois, daterend van 3 augustus 1822, valt te lezen dat Jan Hendrik en zijn eerste vrouw Trijntje Barten Loois op 7 november 1812 in Arnhem, door notaris Jan Busgars, hun huwelijkse voorwaarden hebben laten vastleggen. Uit deze akte weten we ook dat Jan als executeur testamentair is aangesteld door zijn zwager Jacob Barten Looijs en dat hij daarvoor beloond zal worden met een zilveren zakhorloge met bijbehorende ketting. Onder de boedelschulden van Jacob wordt ook 20 weken kostgeld opgenomen dat hij nog schuldig was aan Jan Jansen Schut. Een belangrijk deel van de nalatenschap van Jacob bestond uit hetgeen hem was nagelaten door Nelletje Franken. In de akte wordt onder de erfgenamen ook genoemd Nennetje Barten, echtgenote van Karel Mulder, dochter van wijlen Bart Barten Loois, een broer van Jacob (Fischer, Notaris J.Ch., 1822). Deze Nennetje vinden we terug onder nummer 24 in de kwartierstaat van Dirk van Voorst.

Tot slot: In de overlijdensakte van dochter Jannetje (Jantje) Schut (1827-1843), haar overlijden werd aangegeven door Aart Top en Jacob van Zanten, wordt geschreven dat haar vader van beroep “lid van den raad der gemeente Ede” (gemeenteraadslid) was.


7 Maartje Jans (van Zandbergen), ook genaamd Maartje Willems, geboren op 30 juni 1782 in Ede (“Wekerum”). Maartje is overleden op 31 oktober 1859 in Barneveld (Garderen (Buurtschap Essen (Huis No118)).
Maartje trouwde op 12 juni 1813 in Ede met Gaart (Gerrit) Jacobzen van Essen, van beroep “Boeren of Moolenaars Knegt (Militieregisters, 2016)”/ landbouwer, geboren op 15 mei 1779 in Garderen (“Essen”), zoon van Jacob Jansen en Dirkje Gaarts (Gerrits). Gerrit is overleden op 30 juli 1838 in Barneveld (Garderen (Buurtschap Essen (Huis No100)).

Toen Maartje en Gaart trouwden, was hij “Molenaars knegt bij Johannis deKlein te Hartskamp in de maire van Otterlo”. Toen Gaart in 1812 de achternaam “van Essen” liet registreren, was hij van beroep “bouwmansknegt” en woonde hij in Harskamp (Register aangenomen geslachtsnamen Ede, 1812). In 1827 was Gaart landbouwer op “de Breek” in het buurtschap Essen onder Garderen (Huis No104) (Bevolkingsregister Barneveld, 1827).

De boerderij “de Breek” was een onderdeel van de nalatenschap van de ouders van Gaart. Zij bezaten onder andere “WestenEng” (de boerderij waar Rijk Otten (volgnummer 1.2.2.1) en Gerrit Otten (volgnummer 1.2.2.1.4) later op woonden), “den Breek” en “Oud Willigen”, zo blijkt uit de akte van boedelscheiding van 21 februari 1824. Gerrit erfde “den Breek”, onder de voorwaarde dat hij zijn mede-erfgenamen financieel zal compenseren wanneer de waarde van zijn erfdeel hoger is dan dat van hen (Fischer, Notaris J.Ch., 1824). Zijn broers Evert en Jan kochten op 7 mei 1829, voor f1.600,-, de hele boedel, alsmede het vee, op de boerderij “WestenEng”. Er werd door Gerrit, en zijn mede-erfgenamen, met de verkoop ingestemd (Fischer, Notaris J.Ch., 1829).

Gaart (Gerrit) wordt ook genoemd in de registers voor de belasting op het veefonds (1827-1829). In alle drie de jaren die dit register beslaat werd hij aangeslagen voor 8 koeien en 1 paard (Belasting voor het Veefonds, 1827-1829). In de periode 1825-1828 wordt Gaart (Gerrit) ook aangeslagen voor de belasting op het gemaal. In alle jaren die dit register beslaat woonde er 4 personen op zijn adres (Essen, Huis No 104) (Belasting op het Gemaal, 1825-1828).

Uit zijn memorie van successie, deze werd na zijn overlijden in 1838 werd opgemaakt, blijkt dat hij, en zijn weduwe, nog steeds woonachtig waren op “de Braek” in het buurtschap Essen onder Garderen (Huis No100). Uit de memorie blijkt dat Gerrit op 21 januari 1828 zijn testament heeft laten opmaken door notaris Harmanus Meij Mettenbrinck te Barneveld. Hij heeft laten vastleggen dat dat hij zijn echtgenote zijn enige en universele erfgename is (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Uit de memorie van successie van Maartje blijkt dat zij geen onroerend goed meer bezit. Kennelijk heeft zij de boerderij reeds van de hand gedaan. In haar memorie worden al haar erfgenamen benoemd, dat alleen al maakt het al een omvangrijk document. Maartje had geen kinderen en derhalve werden haar broers en zussen, of in het geval zij waren overleden hun kinderen of kleinkinderen aangewezen tot erfgenamen. Het leeuwendeel van de nalatenschap betreft een drietal schuldvorderingen met een totale waarde van f5000,- en een som contant geld à f665,-. Waarschijnlijk heeft Maartje het geld dat zij uit de boerderij heeft gehaald goed geïnvesteerd (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).


8 Otto (Ot) Jansen Zandbergen (Sandbergen), van beroep boerenknecht/ landbouwer, geboren op 8 februari 1788 in Ede (“Wekerum”). Otto is overleden op 9 maart 1874 in Barneveld (Garderen (Garderbroek (Huis No170))).
Otto trouwde op 8 februari 1828 in Barneveld met Aartje Willemsen Wal, geboren op 17 december 1802 in Garderen (“in ’t Garderbroek”), dochter van Willem Wouterszen Wal en Beertje Otten van ’t Midden. Aartje is overleden op 15 maart 1884 in Barneveld (Garderen (Garderbroek) (Huis No182)).

Vanaf 1828 woonde Ot op de boerderij Klein Greefhorst in buurtschap Garderbroek onder Garderen (Bevolkingsregister Barneveld, 1827). In het register van de belasting voor het veefonds wordt bij Ot (Ot Jansen), woonachtig in het huis nummer 84 (hetgeen correspondeert met het huisnummer in het register van de volkstelling van 1827, aangetekend dat hij twee runderen bezat (Belasting voor het Veefonds, 1827-1829).

Ot liet op 14 maart 1866 door notaris van den Ham te Lunteren zijn testament opmaken. Hierin liet hij vastleggen dat zijn echtgenote Aartje, na zijn overlijden, totdat zij zou hertrouwen, of anders haar leven lang, het recht behield op het vruchtgebruik van de door hem na te laten goederen. Dit wordt zo beschreven in zijn memorie van successie, welke na zijn overlijden werd opgemaakt door zijn weduwe Aartje en zijn enige zoon Jan. Uit deze memorie van successie weten we ook dat Otto een erf en goed bezat in het Garderbroek onder Garderen. In deze memorie worden hij, en zijn zoon Jan, “Sandbergen” genoemd.

Toen Aartje overleed werd er ook voor haar een memorie van successie opgemaakt. Daarin is geen sprake meer van onroerend goed in de zin van een boerderij, enkel van de helft in een weiland onder Garderen, genaamd “het Zwaluwennest” (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Kennelijk heeft Aartje de boerderij tijdens haar leven al over laten gaan op haar zoon, die tevens haar enige erfgenaam is. Met een schenking “uit de warme hand” werd voorkomen dat er successierechten over moesten worden betaald. Dit is wel een logische verklaring. Uit het bevolkingsregister van Barneveld van 1870-1880 blijkt dat Jan met zijn gezin bij zijn ouders inwonend is. Uit het register dat loopt van 1880 tot 1890 zijn de rollen omgedraaid, moeder Aartje woonde toen bij haar zoon Jan in.


Tot slot: Hoewel het zeer aannemelijk is, maar niet onomstotelijk te bewijzen, dat Willem Otten de broer van Rijck Otten is, heb ik de beschrijving van zijn nageslacht beperkt tot de voorgaande ruwe schets. Op de Facebookpagina en website van Menno Zandbergen is nog veel meer informatie te vinden over deze familie Zandbergen. Deze websites beveel ik dan ook graag bij u aan.


[4] Een aantal delen van de percelen die in de akte van 1701 worden genoemd komen op 12 juni 1733 weer in beeld. Gijsbert Otten en zijn vrouw Henrickjen Janssen bezwaren hun percelen: De helft van een huis en de hoven; een kampje voor de deur, groot drie schepel; een schepel bouwland genaamd “de Turffacker”; een half molder bouwland op “de Cruijsbree”; een half molder bouwland op “de Ligtevoor”; een perceeltje bouwland genaamd “het Schepel”; een half schepel “op Creulencampjen” en als laatste de helft van een maatje hooiland, met een hypotheek van 550 gulden die zij afsloten bij Reijer Janssen en Teunis Janssen, voogden van de stomme Willemtjen Janssen. De akte is doorgehaald, het bedrag is dus voldaan aan de schuldeisers (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812). Deze akte verbind ook deze Gijsbert Otten aan de akte uit 1701.

Zeven jaar later, op 16 mei 1740, transporteert Gijsbert Otten, handelend namens zijn vrouw Hendrikjen Janssen, aan Wolbert Rutgers en Aaltjen Aalberts, “ongeveer een Schepel bouwland gent de ligte voor, gelegen op veluwen in den Ampte en kerspel van Ede, buurschap weekerum, in den Enk”. De kopers verkopen op hun beurt aan de verkopers “Een en een half Schepel bouwland genaamt de kruijsbree, gelegen op veluwen in den ampte en kerspel van Ede, buurschap Weekerum in den Enk” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Een krap jaar na de vorige verkoop verkopen Gijsbert en Hendrikjen op 16 april 1741 “Een Schepel bouwlandt op Schaephuijsen, Een Schepel bouwlandt aan de pollen gent het Schepel Landt, en twee Schepel bouwlandt op d’ Cruijsbree, Een halff veerl hoijlt (hout): op de diefthorst Een halve hoeft hoijlt: op de diefthorst, nogh twee plagdeeltjes op d’Weeckerumse gemeente alles met Sijn wallen, Sloten en houtgewassen regten en geregtigheden gelgen op Veluwen in den Ampte en Kerspel van Ede buurschap Weeckerum in Sijn bekende bepalinge” aan Wolbert Rutgers en Aaltje Aalberts (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Gijsbert Otten en Hendrickjen Janssen, Echteluijden : tutore marito uxor (zijnde de vrouw wettig geassisteerd door haar echtgenoot):” bekennen op 12 november 1754 een schuld van tweehonderdvijftig “Caroli gulden ad 20Strs Hollants ’t Stuck” schuldig te zijn aan “Geurtjen Haalboom Jonge dogter en Hendrick Haalboom Jonckman”. Zij geven “tot een Speciael hijpotheecq en onderpand” hun “Huijs en Hoff en drie Schepel Bouwland gent de turftacker, 1½ Schepel Bouwland gent de Cruijsbree, en een halft Schepel Bouwland gent Crullen Campje, Een halve maar weij en hoyland in de Riemt met alle plaggevelden op de Weeckeromse gemeente alles gelegen in den Ampte van Ede buurschap Weeckerom soo als ij Debiteuren ’t Selve bewoonen en gebruijcken niets van allen uijtgesondert”. De hypotheek werd op 6 november 1767 geroyeerd (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Na het overlijden van Gijsbert verkoopt “Hendrikjen Jansen Weduwe, Boedelhouderse en Tugtenaerse van wijlen Gijsbert Otten zijnde geadsisteert met Jan Reijersen als haren ad hune actum gekorenen Momber”, samen met Jan Reijersen (en diens echtgenote Derkje Hendrix), “zijnde den tweeden comparant Jan Reijersen een neef en geinstitueerde universele Efgenaem van de eerste Comparante Hendrikjen Jansen en derselver overleden man Gijsbert Otten”, op 6 november 1767 “Een Erf en goed met deselfs onderhorige Landerijen, Wijlanden Plagvelden regten en geregtigheden staende en gelegen onder den ampte van Ede Buurschap Wekerom” aan Jan Willemsen, jongman (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

In de verpondingsregisters (registers van de grondbelasting) wordt Gijsbert tot 1803 genoemd. Was dit dan zijn weduwe, of waren dit andere erfgenamen? Kinderen had Gijsbert, voor zover bekend, niet. Die vraag wordt in het register niet beantwoord (Verponding: Staten van ontvangst, 1671-1806). Wat we wel met zekerheid kunnen zeggen is dat het om dezelfde Gijsbert gaat die in 1741 (zie inleiding) wordt genoemd. Hoewel hij enkele percelen al heeft verkocht (zie hiervoor), wordt hij nog aangeslagen voor de volgende percelen:

  • 1/2 huijs en hoff
  • 1/2 weijmaet
  • 1 schepel op de Camp
  • 1/2 Kruijs bree

[5] Op 29 maart 1715 lieten Grietje en Gerrit een gedeeld bezit, gevormd door het goed Butselaar en een katerstede in het Walderveen, ambt Ede, kerspel Lunteren, buurt Overwout), waarvan Ernst van Dompseler en Lucia van Ommeren voor de wederhelft eigenaar van waren, scheiden. Het eerste deel, dat in bezit komt van Grietje en Gerrit, bestaat uit het huis, de grootste berg, schot, schuurtje en de helft van het varkensschot; het hoge land genaamd het “Voordeurstuck”; de twee kromme stukken met het lage land de Geer; het zogenaamde “Maenderbroek” met de helft van de hof en de hofstede, alle driesten en een half schepel rogge, Arnhemse maat, toekomende de koster van Lunteren. De eigenaar van het tweede deel heeft aan de eigenaar van het eerste deel een bedrag van tien zilveren “dukatonnen” betaald. Het tweede deel is eerder al via een andere weg geregeld. Aanvullend komt men overeen om een hekwerk te plaatsen tegenover het varkensschot en het steegje tussen de kromme stukken en de polletjes, waarbij ieder voor de helft eigenaar blijft (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Gerrit Hojer en zijn vrouw Grietjen Otten (zij waren voor 1/6 deel eigenaar), Evert Aelbertsen en zijn vrouw Martjen Willems (voor 1/36 deel eigenaar) en Aert Willemsen (voor 1/36 deel eigenaar) verkochten op 2 mei 1717 twee negende delen van het goed Roekel, waar Henrick Hojer op woont, met zijn hoge en lage landen en het bos, gelegen in het ambt van Ede, buurschap Roekel hetwelk zij van hun moeder en grootmoeder Geertjen Wouters zullen erven, aan Henrick Hojer en zijn vrouw Reijntjen Franken (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Op 20 februari 1719 verkochten Gerrit Aertsen Hoijer (en zijn vrouw Grietjen Otten) hun aandeel in het erf en goed de Kieft dat zij geërfd hebben van zijn vade (en nog zullen erven van zijn moeder) aan Reijer Hoijer en Elbertjen Geurts (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Grietjen Otten, weduwe van Gerrit Aertse Hoijer, verkocht op 30 december 1732 “Een geregt vierde part van een Erftjen en Goetjen met daer toegehorende landerijen door Copers bewoont” in Wekerom aan Gijsbert Otten en Hendrickjen Jansen (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[6] Rijk werd in 1724 aangenomen als lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede. In 1744 wordt hij genoemd onder de lidmaten te Wekerom: “Rijk Otten, Aaltje Gijsberts en Gerritje Gijsberts”. Ook in 1751 wordt hij genoemd: “Rijk Otten, Aaltje Gijsberts Zyn vr: Ot Rijkse, Gerritje Gijsbertse (woont te Lunteren)”. Bij “de telling van lidmaten der Hervormde Gemeente te Ede” van 1763 wordt Rijk Otths genoemd als inwonend bij zijn zoon Otth Rijksen en schoondochter Teunisje Willems aan “’t Ham eind”.

[7] Bij de volkstelling van Ede in 1749 wordt Rijk Otten als inwoner van Ede genoemd. Hij woonde op een erf in Wekerom met twee heerdsteden. Zijn beroep was “bouerij” (landbouwer). Uit het register van deze volkstelling blijkt tevens dat hij 2 kinderen had die ouder waren dan 15 jaar (Register Volkstelling, 1749).

[8] Rijk Otten en Aaltjen Gijsberts, echtelieden, en Gerritje Gijsberts, jongedochter, geassisteerd door genoemde Rijk Otten, verkochten op 2 mei 1740, voor de geërfden van de Veluwe, aan de ongehuwde Derk Hendriksen: “Een Schepel bouwlant met Sijn houtgewas, nog 1 halve Schepel bouwlant met Sijn houtgewas, beijde gelegen op de Veluwe, in den Ampte en kerspel van Ede, Buurschap wekerum op ’t kieker Engetjen” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Op 23 mei dat jaar verkopen zij aan dezelfde Derk Hendriksen “een Schepel bouwlandt met Sijn houtgewas, gelegen op Veluwen in den Ampte en Kerspel van Ede buur Schap Weeckerum” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Diezelfde dag verkocht Derk Hendriksen aan Rijck Otten, Aaltjen Gijsberts en Gerritjen Gijsberts “een Schepel bouwlandt gelegen op Veluwen in den Ampte en Kerspel van Ede buurschap Weeckerum (…) genaamt den dwarsacker” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Rijk Otten en Aaltjen Gijsberts kochten op 29 oktober 1751 “Een halff molder bouw Land op de Gietham be Land Zuijdswaart Aart Gerritsen van Westerhuis en Noordwaert getransporteerden Selfs met Sijn plagdeelen, in de gemeente van Weeckerom (en) nogh 1½ Scheepel Bouw Land genaamt het Breetjen beland westwts Cornelis Janssen van de Craets west Willem Teunissen (en) nogh een halff Scheepel Bouw Land op den Langen acker geLeegen in den ampte van Ede Buurschap Weekerom” van Derk La Bots (en diens echtgenote Reijntje Teunissen) en Frank Hendriksen Hoijer (en diens echtgenote Hendrikje Breunissen).

Op 16 mei 1757 kochten zij “De geregte halffscheijt van een Erffje en Goedje; bestaande in Huijs Schuur en verder Getimmer en Hof, met daarbij en onder gehorende Hooge en Laege Landerijen, met Sijn plagdeelen op de Weeckeromse gemeente, Wallen, Sloten, en houtgewassen, buurschap Weeckerom en Soo en als getransporteerdens de weder helfte toebehooren, en het Selve bewoonen en gebruijcken, niets daar van uijtgesondert” van Hendrick Lubbertsen en Gerritjen Gijsbertsen (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

 “Rijk Otten weduwenaar van Aaltien Gijsberts” transporteert op 19 maart 1765 “de helfte van een huys berg en schuur en hof bouw hooij en weyland bij Coperse gebruykt aan (zijn schoondochter) Teunisjen Willemsen weduwe Ott Rijxen” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Toen op 7 mei 1766 de nalatenschap van “wijlen Aaltien Gijsberts in leeven getrouwt geweest met Rick Otten” werd gescheiden tussen haar schoondochter (Teunisjen Willemsen weduwe van Ott Riksen) en schoonzoon (Hendrik Gerritsen weduwnaar van Nieske Riksen), werd aan Teunisjen de helft in “een huijs, berg, Schuur hof, bouw, hooij en weijdeland in Ede, buurschap Wekerum” toegewezen. De andere helft had zij al van haar schoonvader gekocht. Hendrik Gerritsen en zijn kinderen kregen een financiële compensatie (f 325,-) voor hun erfdeel (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Vermoedelijk wordt hierin de percelen samengevoegd die worden genoemd in het verpondingsregister (Verponding: Staten van ontvangst, 1671-1806). In dat register wordt vanaf 1778 (na een hiaat) vermelding gemaakt van de erven van Rijk Otten (de grond wordt gebruikt door Hendrik Cornelissen) die, tot 1789, als belastingplichtigen worden aangeslagen. Bij latere data wordt ook Willem Otten, zijn kleinzoon, als opvolger van Rijk genoemd. Er werd belasting betaald voor de volgende percelen:

  • 1/2 mud op de grietham
  • 1/2 Schepel op de Schaephuijsen en 1 1/2 schepel op ’t breedje
  • Huijs en hoff
  • 1/2 mud op de grietham
  • ’t ooster meentse maetje
  • ’t Wesselse Campje
  • Hooij Land van Snyders maetje
  • den dwars acker

De erven van Rijk worden, dezelfde periode (1778-1789) verder aangeslagen voor:

  • 3 morgen de Kruijsbree
  • de weijmaat
  • 1/2 molder op Schaapshuysen
  • de Lichte voor
  • Hooij Land van Aalbert Bouwhuijs

Tot slot worden zij aangeslagen voor:

  • Een boeren acker van de gemeente van Wekerom” (buurtgrond), waarvan Rijk Otten gebruiker was. Hij werd als gebruiker opgevolgd door Hendrik Cornelisse.

Bij deze laatste aantekening wordt in de marge geschreven: “Van H:V:d: Kraats Wm Otten fol 381 de kruisbree 3 schepel 386 huis en hof v: Rut Wolbers”. Het lijkt erop dat Rijck niet alleen van zijn vader heeft geërfd, maar er worden ook percelen genoemd die voorheen aan zijn schoonvader Gijsbert Maasz behoorden.

[9] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Ryk Otten uit Wekrom”.

Ryk Otten(Afbeelding 8)

[10] Inschrijving in het trouwregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Den 9 decemb. Rijk Otte J.M. van Weekerum met Aaltje Gijsberts J.D. van Weekerum”.

2016-7-4_23354(Afbeelding 9)

[11] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “id 10 July: 137. Aaltje dogter Gisbert Maasz en Niesjen Evertz tot Weekerom.

[12] Gijsbert en Niesje woonden ook in Wekerom. Zij trouwden omstreeks 1689. Voor dit huwelijk werd op 18 februari 1689 huwelijksdispensatie (huwelijkstoestemming) verleend door het Hof van Gelderland. Er moest speciale huwelijkstoestemming worden gevraagd, omdat zij zusterskinderen (neef en nicht) waren en je dan niet zomaar met elkaar mocht trouwen (Wartenaar, R., 1984).

Op 17 oktober 1716 kochten Gijsbert en Niesje van Hendrick Evertsen (en diens echtgenote Jenneken Melissen) twee perceeltjes hooiland gelegen in “het Oostermeense Maetjen”, met ten oosten Henrick Jansen, ten westen de weduwe van Aert Cornelissen, ten zuiden de gemeente en ten noorden “de Oostermeen”. Daarnaast kochten zij van dezelfde verkopers hun aandeel in een perceel in Wekerom, hetwelk is geërfd van zijn ouders, bestaande uit een huis, hof, land, heide en weide, en wat de Gijsbert en Niesje in zijn geheel in gebruik hebben (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[13] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “dhuijsvw van Rijk Otten uit Wekrom”.

[14] Niesje werd in 1752 lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Lunteren. Zij woonde toen in het dorp Lunteren. Er wordt in de marge aangetekend dat zij is overleden (“obiit”), dit zonder datum.

[15] Otto werd in 1745 aangenomen als lidmaat van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Otto Rijxen te Wecrom”. Zijn vrouw (“Teunisje Willemsze op het Dorp”) werd op 23 april 1754, na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, aangenomen tot lidmaat van dezelfde kerk.

In 1758 werd Oth kandidaat gesteld voor het ambt van ouderling in de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Ede en specifiek voor het buurtschap Wekerom. Er waren in totaal zes kandidaten: Klaas Hesselsen, Gerrit Janse, Frank Geurtse, Hendrik Janse, Oth Rijkse en Knelis Knelisze. Klaas Hesselsen werd verkozen (Nederlandse Hervormde Gemeente Ede, 1569-1992).

In 1761 worden Ot Rijkse en Teunisje Willemse genoemd onder de “Ledematen te Wekerum” van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede. De namen van zijn ouders Rijk Otten en Aaltje Gijsberts worden ook genoemd, maar deze zijn doorgehaald. In 1763 wordt hij ook genoemd in de lidmatenlijst. Hij woonde toen “aan t Ham eind” in Wekerom. Otto overleed voor zijn vader. In de lidmatenlijst van 1765 worden Rijk Otten en Teunisje Willems genoemd. In 1768 wordt Teunisje alleen genoemd in het register.

[16] Otto, en later zijn zoon Willem, worden in het buurtboek genoemd als pachters van buurtgrond van de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten. Zij betaalden van 1759 tot 1837 drie stuivers pacht over een niet nader genoemd perceel in Wekerom. Ot zelf wordt genoemd als pachter van “den Boeracker” (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[17] Otto Rijkse, Cornelis Cornelise en Wouter Evertsen worden genoemd onder de belastingbetalers aan de koster van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Ede. Het betreft hier een belasting op grond in de buurt Roekel, waarvoor zij een schepel “rogh” (rogge) moesten afdragen. Otto (en zijn erven) werden zelf aangeslagen voor 2½ spint als uitgang voor een ander stuk grond. Verderop in het register wordt hij in de “Memorie van Uitgangen” genoemd. Daarin wordt bevestigt dat hij (lees zijn erven, hij leefde zelf toen al niet meer) aan zijn betalingen voldeed. De betreffende aantekening is gemaakt voorin het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de kerk.

[18] Op 2 juli 1764 komen: “Gerritjen Willemsen Jonge dogter, Ott Rijksen en Teunisje Willemsen Egtelieden, Rijk Willemsen Jongman, Jantje Willemsen Jonge dogter sijnde de vrouwen en Jonge dogters geadsisteert als Regtens, te saemen kinderen en erfgenamen van wijlen Willem Jacobsen en Maasjen Rijksen in leven Egteluyden en voorts kinds kinderen en voor een derde mede Erfgenamen van wijlen haren groot vader en groot moeder Jacob Hendriksen en Jantje Hendriksen Egteluijden” bij elkaar om de boedel van genoemde grootouders te scheiden.

Gerritje Willemsen, Rijk Willemsen, Jantje Willemse en Jacob Willemsen krijgen samen “ieder voor een geregt vierde gedeelte” “een erf en goedjen in het Veldhuijser broek onder den ampte van Ede en kerspel van Ede gelegen soo en als het selve door der condividenten vader en moeder is beseten en thans door Roetert van Reemst en Rijkjen Peters Ehelieden meijerswijse gebruykt word met alle des selfs getimmer houtgewassen en alle onderhorige Landerijen regte en geregtigheden”.

Ott en Teunisje krijgen: “het geregt derde part in een huisjen in den dorpe van Ede met desselfs onderhorige Landerijen op Stompe Camp, en in een Stuk weijland in Veldhuisen en enig hooijland in de Edermeen gelegen, door Willem Gijsbertsen, en Aaltjen Cornelissen Egtel: bewoond en gebruykt wordende, voorts in het geregt darde part in die en een half Schepel bouwland de Bree genaamt onder Weekerum gelegen, bij Ruth Wolbertsen gebruykt wordende, dan nog het darde part van twe obligatien een ad twee hondert gulden ten Coste van de erfgenamen Suurmond, en een ad een hondert gulden ten Coste van Evert dibbetsen; soo en als dat een en ander door der condividenten groot vader Jacob Hendriksen Stervende is nagelaten en waarin Hendrik Jacobsen, en Cornelis Jacobsen mede kinderen en erfgenamen van Jacob Hendriksen voornoemd de twe overige derde parten Sijn competerenden”.

Omdat het erfdeel van Oth en Teunisje een grotere waarde heeft dan het deel van de andere erfgenamen, moeten zij hen afkopen voor een bedrag van tien gulden per persoon. Aanvullend wordt nog vastgelegd “dat Ott Rijksen, en Teunisjen Willemse Egtelnalleen sullen profiteren de coopspenn. van enige boomtjes op het erfjen in het veld huijser broek verkogt”.

Ter afsluiting wordt geschreven: “Waarmede parthyen Condividenten in alle vrindschap verclaren gescheijden te sijn”. Iedereen kan zich dus vinden in de scheiding van de boedel en daarmee wordt de scheiding definitief en onherroepelijk gemaakt (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[19] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Den 2 November. Otto, Soon van Rijk Otte, en Aaltje Gijsberts, Weekerum”.

2016-7-4_2357(Afbeelding 10)

[20] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Otto Rijkse uit Wekrom … 26 dito”.

Otto Rijkse(Afbeelding 11)

[21] Inschrijving in het trouwregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “dito Oth Rijksze J.M. geboren en wonende te Wekerum, en Teunisje Willemsze J.D. geboren te Eede en wonende te Wekerum bevestigt d. 20 Junij.

2016-7-4_23433(Afbeelding 12)

[22] Aardig om te vermelden is dat Teunisje een zuster was van Jantje Willemsen, de echtgenote van Jan Willemsen (van) Zandbergen. Zie hiervoor de voetnoten onder Willem Otten en Gijsbertje (Gisbertie) Jans die worden genoemd in paragraaf 1.6 van deze genealogie.

Op 13 november 1749 kwamen Hendrik Jacobsen en Aart Hendriksen, ooms en bloedvoogden over de vijf onmondige kinderen van Willem Jacobsen en Maasjen Rijxen voor de geërfden van de Veluwe om vast te laten leggen dat zij hun “momboirschap” hebben “verburgt” met Jacob Hendrixen, Cornelis Jacobsen en Gerrit Gerritsen (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812). Dit wil zeggen dat zij de voogdij over hun neefjes en nichtjes hebben aanvaard. Er moesten echter wel borgen aangesteld worden die garant staan voor hen. Voor de voogdij (“momboirschap”) werden dus borgen gesteld (“verburgt”).

Op 13 november 1749 werd de boedel geïnventariseerd van “Maasjen Rijcksen wede en boedelhouderse van Willem Jacobsen in ’t Velthuijserbroeck” Deze inventaris werd opgemaakt ten behoeve van de aanstaande boedelscheiding tussen Maasjen en haar kinderen. De directe aanleiding daarvoor was dat Maasjen op het punt stond om te gaan hertrouwen. In de akte wordt aangetekend dat Willem en Maasjen op 17 maart 1730 hun huwelijkse voorwaarden hebben laten vastleggen. De belangrijkste voorwaarde is dat de kinderen hun erfdeel niet kunnen opeisen wanneer één van de echtgenoten komt te overlijden. De kinderen worden ook bij name genoemd: Gerritjen, Teunisjen, Rijck, Jantjen en Jacobjen Willemsen. Aan onroerend goed (“ongereede Goederen”) werd nagelaten: “Een Huijs Hoft bergh en twee Schuurtjes met Sijn Hooge en Laege Landerijen wallen Sloten en houtgewassen gelegen in het Velthuiser broeck (etc.)”. Aan levende have wordt geïnventariseerd: “1 paard, 3 melkkoeijen, 2 maelen, 1 kalft, 1 vercken, 3 hennen en een haan”. Aansluitend werd de boedel gescheiden, waarbij Hendrik Jacobsen en Aart Hendriksen optraden namens de kinderen en Hermen Fredericks (als “haeren toekomende Bruijdegom”) namens Maasjen (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[23]Teunisje Willems, Weduwe en Boedelhouderse van : en moeder en legitieme voogdesse over haar vier onmundige kinderen bij gemelden haren man (Ott Rijksen) verwekt” transporteert op 14 augustus 1765 (de feitelijke verkoop vond al plaats op 15 november 1764) “een Mudde Landts de Bree genaamt” aan Rutger Wolbertsen en Henderkjen Jansen Ehelieden (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Teunisje Willemsen, weduwe van Ot Rijksen, als moeder en voogdesse van haar vier minderjarige kinderen uit haar huwelijk met wijlen haar echtgenoot, geassisteerd door H. Mulder als door haar gekozen momber (voogd), bekend op 19 januari 1774 een schuld van tweehonderd gulden te hebben bij Willem Willemsen en zijn echtgenote. Zij geeft in onderpand “ongeveer een mudde Lands met het heggetje Langs het selve schietende tot aan het Bosje, bij den Dorpe van Ede aan de Arnhemsche weg gelegen”. De hypotheek werd op 19 januari 1782 geroyeerd (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[24] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Den Zelfden dito Teunisje, dogter van Willem jacobze, en Maesje Rijkze, te Eede”.

[25] Willem en Maasje (Maetjen), kochten op 7 augustus 1721 van Evert Willemsen (en diens echtgenote Goutjen Gerrits) een huis, hof en een molder bouwland met ten oosten Willem Petersen en Zuijrmond, ten westen Maas Brantsen, ten zuiden de weg en ten noorden Stompecamp (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812). Dit zal aan de huidige Amsterdamseweg zijn geweest, waarschijnlijk ergens ter hoogte van de splitsing met de Telefoonweg tegenover Huize Stompekamp.

[26] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “De Wede Van Otto Rijkse in Eede”.

[27] Op 12 oktober 1785 passeerde voor het gerecht in Ede een hypotheekakte ten laste van Willem en Aaltje Otten. Zij sluiten een lening van achthonderd gulden af om hun zuster Maasje Otten en haar man Hendrik Engelberts hun erfdeel te betalen in hun “ouderlijken Boedel” die op 30 april en 7 mei 1785 werd gescheiden te Wageningen en te Amsterdam.

Het onroerend goed dat in onderpand wordt gegeven blijft in bezit van Willem en Aaltje. De lening wordt afgesloten bij het “Rent ampt van de Vicarijen en Pastorijen te Wageningen”. Er moet jaarlijks rente (“drie en ¼ pro centa”) worden betaalt over de lening “in goed hart ongeduit hollands Silver geld van geen minder specie of alloij als sestehalven, ofte in goede Hollandsche gerande ducaten of goude rijders”. De lening werd op 12 december 1799 geroyeerd (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Het volgende onroerend goed werd in onderpand gegeven:

  • 1eeen Huijs met een schuurtje en Hofje, Staande en gelegen in het Dorp Eede aan het Bunschoter Steegje”;
  • 2eeen Hofje mede in Eede gelegen aan het selve Steegje naast het Hofje van de Heer van der Hart”;
  • 3eeen half Mud Lands voor aan op den Berg”;
  • 4evijf Schepel bouwland met sijn houtgewasch aan de Arnhemse weg voor Ede gelegen”;
  • 5eeen huijs hof met Berg en Schuur benevens een campje voor ’t huijs, met sijn regt van plaggen vreeden in de buurschap Wekerum OW. het goed van Evert Hendriksen, W.W. het Hooijers campje gelegen.”;
  • 6eeen Stukje Land de Gietham Z.W. en N.W. het land van den Hooijer gelegen.”;
  • 7eeen Stukje Lands de Mutsakker O.W. het Land van Evert Hendriksen en W.W. de Gietham.”;
  • 8eeen Stukje Lands de Kruijsbree O.W. den Hammerweg, en W.W. het Land van den Hooijer gelegen.”;
  • 9eeen Stukje Land den turfacker, O.W. het Land van jan willemsen, en W.W. het Land van den Hooijer gelegen.”;
  • 10eEen Stukje Land het Breedtje O.W. het Land van Teunis Scheers, W.W. het land van Aalt Gijsbertsen gelegen.”;
  • 11eEen Stukje Land de ligtevoor O.W. het land van Jan Willemsen, W.W. dat van Evert Hendriksen gelegen.”;
  • 12ehet land genaamd Schaaphuijsen O.W. Hendrik Wolbertsen, W.W. Aalt Gijsbertsen gelegen.”;
  • 13eEen Stukje op de lange acker, O.W. Wouter Everts, W.W. ’t land van Hermen Hendriksen gelegen.”;
  • 14eEen Stukje Kroilenhof O.W. ’t land van Jan Willems, en W.W. van Willem Geurts gelegen.”;
  • 15eeen Hooijmaat bij de oostersmee (Oostermeehn) Bor Jansse, W.W. Evert Hendriks gelegen.”;
  • 16eEen Hooijmaat O.W. de Riemt, W.W. Manis van der Kraats, Z. en N.W. Jan Willemsen gelegen.”;
  • 17eEen Stukje hooijland, in de Werft O.W. en W.W. Jan Willemse gelegen.”;
  • 18eeen vierde part van een Hoef op de korte Hoeven.”;
  • 19eeen vierendeel hooijland in de Slunt Zo als dat jaarlijks ten deel valt”.

Op 19 mei 1794 laten ook Willem en Aaltje hun deel scheiden. Hierbij krijgt Willem het Wekeromse deel in handen (de nummers van de in 1785 genoemde percelen worden hier aangehouden): 5 (“Huys en Hoff (…) in de Buurschap Wekeren”), 6 (“de Gietham”), 7 (“de mutzakker”), 8 (“de Kruijsbree” (aan “den Hammerweg”), 9 (“de Turvakker”), 10 (“het Breedjen”), 12 (“Schaapshuijsen”), 13 (“Een stukjen op den Langen acker”), 14 (“een Stukjen Cruilenhoff”), 15 (“een Hooijmaat bij de Oostermeen”), 18 (“Een vierde part van een Hoeff op de korte hoeven”) en 19 (“een vierde deel Hooijland in het Slunt”)).

Aaltje krijgt het onroerend goed in Ede: 1 (“Huijs en Hoff (…) aan het Bunschoter Steegje”), 2 (“Een Hofje aan hetselve Steegje”), 3 (“Een halv mud Land Land voor aan op den Berg”), 4 (“Vijf Schepel Bouwland met zijn Houtgewas aan de Arnhemse Weg voor Eede”) en (“Een Blok in het Edische Turfveen”) (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

[28] De ondertrouw van Willem en Aaltje werd op 18 december 1794 in de kerkboeken van Wageningen ingeschreven. Aaltje woonde destijds in Wageningen. In het kerkboek van Wageningen staat aangetekend dat er een extract (attestatie) is afgegeven om ook in Arnhem ingeschreven te worden.

Omdat Willem in Arnhem woonde moesten de huwelijksafkondigingen ook daar worden gedaan. Willem en Aaltje werden daar op 20 december 1794 in de kerkboeken ingeschreven. In dat register wordt aangetekend dat zij op 18 december door ds. van Emdre in Wageningen zijn ingeschreven (in ondertrouw zijn opgenomen).

Vanuit Arnhem wordt pas op 18 maart 1795 huwelijksattestatie verleend naar Wageningen. Wat heeft gemaakt dat het ruim 3 maanden duurde dat er vanuit Arnhem attestatie werd verleend om te trouwen is niet duidelijk.

Opmerkelijk is dus dat uit beide kerkboeken blijkt dat er huwelijksattestatie is verleend (van Wageningen naar Arnhem en vise versa), maar dat in geen van beide registers een huwelijksdatum is opgenomen.

[29] Willem, jongeman, geboren onder “Renekum (inschrijving Arnhem)/ Reneken (inschrijving ‘s-Gravenhage)” (Renkum) en woonachtig in Arnhem, trouwde (met toestemming van zijn vader Peter Willems van den Hof en haar moeder Janneke Joosten, weduwe van Joost Peters) eerder op 5 mei 1776 (met attestatie van ‘s-Gravenhage) in Arnhem met Petronella (Peternella) Joosten, jongedochter, geboren onder “Rosendaal” en woonachtig in Arnhem, dochter van Joost Peters en Janneke Joosten. Petronella werd op 15 juni 1793 in Arnhem begraven.

Zeer waarschijnlijk werd Petronella op 2 juli 1752 in Velp gedoopt. Haar ouders waren dan Joost Peters en Suzanna Hendriksz. Rozendaal viel destijds kerkelijk nog onder Velp. Deze Petronella is de enige die ik kan verbinden aan een vader met de naam Joost en deze Joost is de enige Joost Peters die ik kan vinden in Velp/ Rozendaal. Zijn echtgenote Suzanna wordt in het doopregister van Velp Sanneke genoemd en later in het lidmatenregister van Rozendaal wordt zij Zanneke genoemd.

Mogelijk is er sprake van een verschrijving in het trouwregister van Arnhem. De schrijver van het huwelijksconsent uit Velp kan deze verwarring hebben veroorzaakt. Ik kan me zo voorstellen een de door hem geschreven “Z” voor een “J” zou kunnen worden aangezien. Dat verklaart overigens nog niet waarom Suzanna in de akte van huwelijksconsent Joosten wordt genoemd. Als Suzanna de moeder van Petronella was, dan was zij in ieder geval nog wel in leven. Zij overleed op 15 februari 1795 in Velp (“Zusanna Hendriks oud 85 Jaren wed: van Joost Peters”).

Tot slot nog de volgende akte: “Cornelia Anna van der Sleesen, dochter van wijlen Hendrik van der Sleesen en Neuleken Verlee, in leven echtelieden, geassisteerd met de procureur G. van de Wall als haar gekozen momber, voor de ene gerechte halfscheid, en R. Reijnders en G.J. Belder als aangestelde voogden over Frans Carel Hendrik en Hendrik Willem de Swart, beide minderjarige zonen van wijlen de ondermajoor Jacobus de Swart en Willemina van der Sleesen, in leven echtelieden” [enz.] “verklaren ingevolge condities van publieke verkoping in datis 2 en 9 mei 1792 te cederen, te transporteren en in een volle en privative eigendom op te dragen aan Willem van den Hoff en Petronella Joosten, echtelieden, een huis en hof, staande en gelegen buiten St. Janspoort aan Emaus” [enz.] “thans in huur bewoond wordende door de weduwe van Lamert Engelen” [enz.] (Oud Rechterlijk Archief Arnhem, 1273-1811 (1820)).

[30] Willem van den Hoff werd op 6 november 1776 burger van de stad Arnhem: “Willem van den Hoff by appt van den 1 Nov: 1775 tot het Borgerschap geadmitteert zynde en ver volgens aan den Rentmeester de gerechtigheid daar toe staande ad f45-10-: betaalt hebbende heeft werkelijk den Borger Eed in handen van de Heeren Tulleke vice Judex van Hamel en Bongart Schepenen afgelegt act (actum) den 6 Novembr: 1775”.

[31] Willem werd op 1 februari 1776 toegelaten tot het bakkersgilde in Arnhem. In het register wordt specifiek aangetekend dat hij “tarwenbrood” bakte. Zijn merkteken, dat weten we ook uit dit register, werd gevormd door zijn initialen WVDH, waarbij de laatste drie letters aan elkaar werden verbonden (Bakkersgilde Arnhem, 1773-1784 en 1789).

[32] Twee opvallende feiten: De familie was tamelijk “honkvast”, behalve dan de zuster van Willem, Maasje. Zij woonde in Amsterdam. Op 20 augustus 1786 liet zij, met haar man Hendrik Engelberts, hun zoon Wijnand dopen in de Oosterkerk in Amsterdam. Willem en Aaltje Otten, de oom en tante van Wijnand uit Wekerom, waren hierbij getuige. De reis naar Amsterdam moet voor die tijd een hele onderneming zijn geweest.

Wat we ook weten van Willem is dat hij in 1798 een hoger inkomen had dan f300,- gulden. In maart 1798 werd in Ede namelijk een lijst opgemaakt van inwoners die verklaarden een jaarinkomen te hebben van minder dan f300,- Willem Otten uit Wekerom wordt in deze lijst niet genoemd. We mogen op grond daarvan dus aannemen dat hij een hoger inkomen had (Vermogensverklaring, 1798).

[33] Zowel in de lijst van de huisbezoeken die dominee M. (Marten) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Ede in 1796 heeft afgelegd, als in die van dominee I. (Isaac) Prins in 1803 wordt Willem Otten genoemd onder de lidmaten in de buurt Wekerom en Roekel.

In 1801 en 1805 werd Willem kandidaat gesteld voor het ambt van ouderling in de buurtschap Wekerom, dat deel uitmaakte van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Ede. Willem werd niet verkozen (Nederlandse Hervormde Gemeente Ede, 1569-1992).

[34] Willem Otten, en later zijn zoon Rick, worden genoemd onder de pachters van buurtgrond in de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten. Van 1759 tot 1835 wordt er 7 stuivers pacht betaalt over een stuk grond genaamd “Cruijlenhoff”. Willem wordt ook genoemd met Otto Ricksen, zijn vader. Zij betaalden van 1759 tot 1837 3 stuivers pacht over een niet nader genoemd stuk buurtgrond (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[35] Willem Otten wordt in de kerkregisters van Ede genoemd onder de belastingbetalers aan de koster van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Ede. Hij was belastingplichtig voor “t Spring sch: te Wekrom”. Hij betaalde in natura een landbouwproduct (of een bepaald bedrag dat dezelfde waarde vertegenwoordigde) aan de koster van de kerk van Ede. De betreffende aantekening is gemaakt voorin het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de kerk.

[36] Op 3 juni 1794 sloten Willem en Maria een lening van achthonderd gulden af bij Yda van der Meij weduwe van Daniel Bernhard Mesburger. Hierbij geven zij de volgende percelen (genoemd in de akte van boedelscheiding van de ouders van Willem uit 1785) in onderpand: 5 (“Huys en Hoff”), 6 (“de Gietham”), 7 (“de mutzakken”), 8 (“de Kruisbree”), 9 (“de Turfacker”), 10 (“het breedjen”), 12 (“Schaapshuijsen”), 13 (“een stukjen op den langen acker”), 14 (“een stukje Cruilenhoff”), 15 (“een Hooijmaat bij de Oostermeen”), 18 (“een vierde part van een Hoev op de korte Hoeven”) en 19 (“een vierde deel Hooijland in het Slunt”). De hypotheek werd op 12 december 1799 geroyeerd (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812). Doordat hij eigenaar werd van onroerend goed, werd hij ook belastingplichtige. In de verpondingsregisters van de gemeente Ede komen we hem dan ook vanaf dat moment tegen (Verponding: Staten van ontvangst, 1671-1806).

De erven van wijlen Rutger Wolbertsen en Hendrikje Jansen transporteren op 22 september 1797 aan Willem Otten en vrouw “ongever 2 Mudde Lant Zoo Als in zijn bekende bepaling in den Amtten van Ede buurtschap Wekerum Gelegen” (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Op 30 september 1799 sloten Willem en Maria opnieuw een lening af van 800 gulden, dit keer bij Albert van Ommeren of zijnen erven. Zij geven hierbij in onderpand: “Een huijs en hof Schuer en erf en Onderhoorig Land in den Ambte Ede Buertschap Wekerum gelegen en tans bij comptn wordende bewoond”. Deze hypotheekakte werd op 3 Wijnmaand (november) 1810 doorgehaald (geroyeerd) (Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom, 1418-1812).

Op 13 mei 1811 vestigden Willem Otten en Maria Riks een hypotheek op hun huis en hof (No251) in Wekerom door een lening af te sluiten bij Aart Wouterse te Wekerom en Brand Wouterse te Lunteren voor een som van zevenhonderd gulden à twintig stuivers het stuk (Dedem, Notaris C.J. van, 1811).

Willem Otten(Afbeelding 13)

Op 18 mei 1813 werd de boedel van “Maria Riksen uitoeffenende de bouwerij, wonende inde gemeente en Canton van Ede, ten deze tegenwoordig, zoo voor haar zelve uithoofde der gemeenschap van goederen dewelke tusschen haar en wijlen haar Eheman Willem Otten bestaan heef, als in naam en wettige voogdesse over nog haare vijf minderjaarige kinderen, in Echt bij voornoemde Willem Otten verwekt” geïnventariseerd. Een paar leuke dingen die in de inventarisatie worden genoemd: “Een geweer (ter waarde van) dertig stuivers” en “Een vogeltje en Kooijtje (ter waarde van) vier Stuivers”. Deze inventaris werd opgemaakt ten behoeve van de boedelscheiding tussen Maria en haar kinderen als gemeenschappelijke erfgenamen van Willem (Dedem, Notaris C.J. van, 1813).

[37] In de “quotisatie der Grond-Eigenaren ten behoeve van den Veldwachter Te Ede over Den Jaare 1815” wordt Willem Otten (lees zijn erven) aangeslagen voor de helft van 8 stuivers en 15 cent (4 stuivers en 8 cent). Het eerste bedrag is wat zij zouden moeten betalen, maar de gemeente betaalde de andere helft van het traktement en de uitrusting van de veldwachter (Quotisatie t.b.v. het halve loon en de kleding van de veldwachter, 1815-1816).

In 1816 wordt er wederom belasting geheven met hetzelfde doeleinde: “omslag over den grond Eigenaren voor de helft van het Tractement En kleding voor De Veldwagter Van Ede”. Willem wordt dan voor hetzelfde bedrag aangeslagen (Quotisatie t.b.v. het halve loon en de kleding van de veldwachter, 1815-1816).

In 1817 wordt opnieuw bijzonder belasting geheven. In de “Quotisatie Rol over de Ingezetenen van Ede voor hun aandeel in een huis, aangekocht tot eene gemeente bewaarplaats voor doorreizende gevangenen in den Jaren 1817 groot f227-70-(0)” wordt Aart Jansen (de latere echtgenoot van de weduwe van Willem) in Wekerom aangeslagen voor 40 cent (Quotisatie t.b.v. een bewaarplaats voor doorreizende gevangenen, 1817).

Tot slot werd in 1829 de weduwe van Aart Jansen genoemd in het “Kohier voor den accijns op het Gemaal. Dienst 1829”. Zij werd belast voor 3 gulden en 76 cent (Belasting op het gemaal, 1829).

[38] Wanneer je in het buurtschap grond bezat, weliswaar van een bepaalde omvang, werd je geërfde. Het klinkt voornamer dan dat het is, want een daghuurder die aan de voorwaarden voldeed, was net zo goed geërfde als de grootste boeren in de buurt. Willem bezat een heel aantal percelen grond en was derhalve geërfde in de buurt van Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[39] Op 11 juni 1807 werd de buurtdag gehouden in Wekerom. Deze werd traditioneel gehouden op boerderij “den Hooijer” in Wekerom. Die dag kwamen alle geërfden bij elkaar om zaken te bespreken die de buurt aangaan. In plaats van de vertrekkende buurtmeester (administrateur) werd Willem Otten gekozen tot buurtmeester te Wekerom. Hij vervulde deze functie een jaar (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[40] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Dito 11 (Novemb.Willem, Zoon van Oth Rijksze en Teunisje Willems, te Wekerúm”.

Willem Otten(Afbeelding 14)

[41] Een passage uit de overlijdensakte van Willem: De aangevers verklaren “dat Willem Otten, oud vijftig jaren, in leven een landman, wonende in den Buurt Wekerom onder Ede in het huis Nummero 251 op den zeventienden dezer maand aan een besmettelijken ziekte is overleden”.

Willem werd een dag na zijn overlijden begraven. Dit valt te lezen in het begraafboek van Ede: “overleden den 17 Novemb: Willem Otten, oud 53 Jaren, gewoond hebbende te Wekrom gehuwd geweest, nal: vrouw en 6 kinderen begraven den 18 Novemb:”.

Willem Otten(Afbeelding 15)

[42] Inschrijving in het trouwregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “dito 26 Willem Otten J:M: met Maria Rijkse beijde gebooren en wonende onder Ede sijn na drie agtereenvolgende sondags afkondiginge alhier getrout op de 19 Meij 1793”.

Willem Otten (T)(Afbeelding 16)

[43] Maria trouwde later op 4 juni 1815 in Ede met Aart Janssen, van beroep boerenknecht/ landbouwer (bouwman), geboren op 5 mei 1783 in Voorthuizen, gedoopt op 11 mei 1783 aldaar (getuige was Evertje Beerts), zoon van Jan Elbertsen en Jannetje Hendriks. Aart is overleden op 24 november 1820 in Ede (Wekerom (Huis No251)). Het nummer van het huis was uitgaande van zijn overlijdensakte No 250. Dat nummer heeft het huis echter nooit gehad.

Op 25 maart 1820 passeerde voor notaris Fischer te Lunteren een akte van bekendheid waarin Maria Riksen, weduwe van Willem Otten, echtgenote van Aart Janssen, samen met Derk Brouwer, Marretje Jansen en Klaas Janssen verklaart dat zij gekend heeft Hendrik Wolbersen, daghuurder, gewoond hebben te Wekerom en zijn dochter Aaltje Hendriks, huisvrouw van Evert Barten, als ook Aalbertje Wolbersen, destijds de echtgenote van Rutger Janssen, destijds klompenmaker te Wekerom en hun dochter Jantje Rutten. De getuigen verklaren dat Hendrik Wolbersen en Aalbertje Wolbersen broer en zus van elkaar waren (Fischer, Notaris J.C., 1820).

[44] Zowel Maria, als haar tweede echtgenoot Aart Jansen, lieten op 8 november 1820 hun testament opmaken door notaris van Meurs in Ede. Mocht Aart eerder overlijden dan Maria, dan krijgt hij het volledige vruchtgebruik van de nalatenschap. Zij zondert daarvan niets af, behalve dan het deel waarover zij wettelijk niet mag beschikken. Dat zullen de kindsdelen zijn geweest (Meurs, Notaris E.D. van, 1820).

Aart benoemt zijn vrouw tot zijn enige erfgenaam. Mocht zij eerst komen te overlijden, dan laat Aart al zijn bezittingen na aan de zes kinderen van Maria die geboren zijn uit haar huwelijk met Willem Otten. Aart had zelf geen kinderen, hij kon dus volledig beschikken over zijn helft van de gezamenlijke boedel (Meurs, Notaris E.D. van, 1820).

De memorie van successie van Aart is in feite een kopie van zijn testament. Zijn vrouw is zijn enige erfgenaam, met uitzondering van zijn wollen en linnen kledingstukken (lijfstoebehoren), die laat hij na aan zijn broer Jan Jansen, dagloner, woonachtig in Amersfoort (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

In 1836 herziet Maria haar testament: “Maria Riksen Beek, weduwe en boedelhouderesse van Willem Otten, buiten beroep, wonende in de buurschap Wekerum, Gemeente Ede, my Notaris bekend, gezond van Ligchaam mitsgaders by het volkomen gebruik van haar verstand en Zinnen, Zoo als aan my Notaris en de nagenoemde getuigen uit gehoudene gesprekken genoegzaam was blijkende om Testament te maken ten vollen in Staat dewelke met my Notaris en de nagenoemde getuigen Zittende in myn kantoor, met een Raam uitziende op de Straatweg aan my Notaris, in tegenwoordigheid van de nagenoemde getuigen heeft opgegeven of gedicteerd dit haar Testament, hetwelk ik Notaris alzoo volgens die opgave in tegenwoordigheid van de Testatrice en van de nagenoemde getuigen Zelve heb geschreven op na volgende wijze” Maria herriep haar eerdere testamenten. In dit testament laat zij een pre-legaat vastleggen voor haar oudste dochter Teunisje. Teunisje is ongehuwd en woont bij haar moeder in huis. De reden waarom Maria dit pre-legaat laat vastleggen is de “gebrekkelyke ligchamelijke gesteldheid” van Teunisje. Maria bepaalt dat Teunisje haar hele leven lang, zonder daarvoor te hoeven betalen, de “kamer aan de boerenplaats behorende tot de gemene Nalatenschap (…) mitsgaders het vrije gebruik van dat gedeelte van den Tuin hetwelk (…) by de evengemelde kamer word gebruikt” mag bewonen, die zij nu zelf bewoont. Het overige deel van haar nalatenschap laat zij “gereserveerd aan myne descendenten Volgens de Wet(Fischer, Notaris J.Ch., 1836).

Uiteindelijk hoefde deze specifieke bepaling in haar testament niet te worden geëffectueerd. Haar dochter Teunisje overleed tien maanden eerder dan zij zelf. In de memorie van successie van Maria wordt vastgelegd dat zij de helft bezit van de onroerende goederen die ook in het register van het kadaster worden genoemd. Aanvullend wordt geschreven dat er ook nog een drietal percelen zijn die abusievelijk ten naam van Rijk Otten gesteld zijn. Deze percelen behoren Maria toe en maken derhalve ook deel uit van haar nalatenschap. De wederhelft kwam haar kinderen toe door het overlijden van hun vader Willem. Er wordt niet vermeld hoeveel belasting moest worden afgedragen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

[45] In 1832 werden de eerste registers van het kadaster opgemaakt. De weduwe Willem Otten (legger nummer 348), landbouwster te Ede, bezat 15 bunder, 87 roeden en 14 ellen grond onder Ede, waaronder een huis en erf op sectie B918. Er worden in dat register geen veldnamen meer genoemd, enkel de kadastrale nummers, de oppervlakte van de percelen en de aard van de bebouwing. Wat we wel kunnen opmaken uit dit register is dat dit huis, alsmede een deel van de percelen die eigendom waren van Maria, in het kadastraal dienstjaar 1843 werden verkocht aan Evert Franken. Het huis werd in 1848/ 1849 afgebroken (Historisch Kadaster Ede, 2016). De boerderij was gelegen aan de huidige Roekelseweg (Hartgers, J.G.).

[46] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Dito 6. Maria Dogter van Rik Aalbertze (en) Evertje Gijsbertze in ’t woningje.

[47] Teunisje is vrijwel zeker de moeder van Willem Otten die op 18 februari 1827 in Ede (“Ten huize Willempje Riksen Weduwe van Willem Otten”) werd geboren. Hoewel in de akte wordt geschreven dat zijn moeder 24 jaar oud is (terwijl Teunisje toen 33 jaar oud was), is het wel aannemelijk dat Teunisje de moeder is van Willem. Er was namelijk maar één Teunisje Otten in Ede en het is ook een logische aanname dat zij haar zoon vernoemde naar haar vader. Het ligt ook voor de hand om aan te nemen dat Willem in het huis van zijn grootmoeder werd geboren. Er was maar één weduwe van Willem Otten in Ede, haar achternaam klopt ook, alleen haar voornaam is Maria en niet Willempje. De geboorteaangifte werd gedaan door de vroedvrouw: Theodora Rijken. Het is maar de vraag of zij Teunisje en haar moeder persoonlijk kende. Dat kan de reden zijn van deze foutieve inschrijving. Ook kan het zo zijn dat de ambtenaar van de Burgerlijke Stand hier debet aan is. Die schreef meestal op wat hij hoorde, dan wel dat wat hij meende of dacht te horen. Willem is overleden op 11 april 1827 in Ede (Huis No149).

[48] Teunisje werd op 23 maart 1794 in de in Ede gedoopt.

[49] In haar overlijdensakte wordt haar moeder Maria Verbeek genoemd. Teunisje overleed, uitgaande van haar overlijdensakte, in Ede (Huis Letter E. No10). In haar memorie van successie wordt aangetekend dat zij in Wekerom woonde en dat zij daar ook is overleden (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Er werd een memorie van successie opgemaakt, omdat Teunisje, door het overlijden van haar vader, reeds voor een kindsdeel (in dit geval 1/12 deel) eigenaar was van het onroerend goed (“een boerenerve gelegen in Wekerum onder Ede” (met de bijbehorende stukken land)) van haar moeder in Wekerom. Haar moeder erfde voor 1/4e deel, haar broer en zusters gezamenlijk voor 3/4 deel.

[50] Evertje werd op 21 februari 1796 in de in Ede gedoopt.

[51] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Een Kind van Willem Otten te Wekrum den 3 Septbr”.

[52] Inschrijving in het overlijdensregister (“Dood Cedulle”) van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “overleden den 22 een Kraam Kindje van Willem Otten Wekrom, nalatende de ouders den 26 begraven”.

[53] Rik woonde tot 1843/ 1844 op de boerderij van zijn ouders in Wekerom. In 1842 wordt in de belastingkohieren van de Gemeente Ede aangetekend dat Rik een inwonende meid had en dat er een kostganger bij hem inwoonde. In het eerste jaar dat hij daar woonde, woonde er een spinster bij hem in (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931).

In een openbare verkoping, ten huize van kastelein Arnoldus Cornelis Mulder te Ede, verkocht Rik Otten op 7 september 1841 enige percelen op stam staande bomen (2 percelen beuken, een perceel elzen, een perceel essen, 2 percelen berken, een perceel dennen en een perceel eiken) in Wekerom onder Ede. In totaal bracht de verkoop 97 gulden op. Op 22 februari 1842 moet het geld zijn betaald, anders wordt iedere gulden met 10 cent verhoogd. Alle bomen die op 1 maart 1842 nog op stam staan worden verbeurd verklaard en vervallen weer in eigendom van de verkoper (Fischer, Notaris J.C., 1841).

Toen zijn moeder is overleden werden de onroerende goederen van zijn ouders, door hem gebruikt, verkocht. Het zou goed kunnen zijn dat Rik niet over de middelen beschikte om zijn zusters uit te kopen en zo op de boerderij te kunnen blijven wonen.

De akte: Rik Otten (bouwman onder Ede), Gijsbert van Beek (bouwman onder Lunteren, namens zijn echtgenote Evertje Otten), Evert Vos (bouwman onder Ede, namens zijn echtgenote Aaltje Otten), Aart Lam (bouwman onder Ede, namens zijn echtgenote Jantje Otten) en Jacob van Loenen (bouwman onder Otterlo, namens zijn echtgenote Maasje Otten), zijnde Rik, Evertje, Aaltje, Jantje en Maasje, de nagelaten kinderen van wijlen Willem Otten en Maria Riksen, verkochten op 24 augustus 1841, in een publieke verkoping in de Posthoorn te Ede, voor notaris Fischer, het onroerend goed uit de nalatenschap van hun ouders.

In de akte wordt nog een bijzondere voorwaarde gesteld: Al het onroerend goed zal kunnen worden aanvaard per 22 februari 1844. Dit met uitzondering van de bouwgrond die is ingezaaid met rogge. De oogst zal voor 2/3 eigendom blijven van de verkopers en 1/3 zal de kopers “naar de style lokaal” toekomen als compensatie.

Onder de te verkopen percelen ook de bekende namen: De Oostersche Maat, het Krullenkampje, de Kromme Kruisbree, het Breetje, de Ligtevoor, de Diefhorst, Schaaphuizen en een hoek weiland in de Werft op de Slont te Wekerom.

Opvallend zijn de percelen de Vervemaat, een hoek bouwland te Wekerom, en een kamp hooiland, genaamd de Bru-Schoor, waarvan de erven Willem Otten geven aan dat het hun ouders heeft toebehoord, maar waarvan ze geen bewijs van aankoop kunnen overleggen. Ook van de Mannessen Kruisbree, die volgens de akte op 21 maart 1799 werd aangekocht, heb ik nog geen akte gevonden (Fischer, Notaris J.C., 1841).

Nadat vaders erf verkocht was vestigde Rik zich in Otterlo-Westeneng waar hij de boerderij “Westeneng” ging pachten. Uit de memories van successie van Rik en Hendrika weten we dat zij de boerderij pachtten van Nelletje Hugenbos (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Deze Nelletje was voor hen geen onbekende. Haar vader Mor Hugenbos (gehuwd met Aalbertje Gijsbertsen) was een broer van de moeder van Hendrika: Maartje Hugenbos (gehuwd met Evert Jan van den Berg). Mor en Maartje waren kinderen van Jan Willemsen van Huijgenbosch en Geertje Hendriks.

Aan de boerderij “Westeneng” was destijds het huisnummer Oc68 toegekend. In 1880, het jaar dat Rik overleed, werd dit vernummerd naar Oc89. In 1962, de laatste datum uit het register van vernummering, kunnen we opmaken dat het adres van de boerderij toen Blaakweg 1 in Harskamp was (Hartgers, J.G.). Na het overlijden van Rik volgde zijn zoon Gerrit hem op als pachter van “Westeneng”.

[54] Rik, hij wordt in het register Rijk Willemsen genoemd, werd in de Edese militieregisters ingeschreven als dienstplichtige voor de lichting van 1817. In het register lezen we dat hij bij zijn ouders woonde. Dat klopt niet helemaal, zijn vader leefde immers niet meer en zijn moeder was toen reeds hertrouwd. Hieruit blijkt wel dat Rijk uit een enigszins vermogend gezin komt. Veel van zijn leeftijdsgenoten waren al lang het huis uit om zelf geld te verdienen en zo bij te dragen aan het gezinsinkomen. Rijk deed volgens eigen opgave “Boerewerk” en hij geeft aan dat zijn vader “Bouwman” is. Rik werd vrijgesteld van actieve dienst vanwege het feit dat hij de enige zoon van zijn ouders was.

Hieronder het signalement van Rik zoals dit is opgetekend in het militieregister (inschrijvingsregister voor dienstplichtige militairen (Militieregisters, 2016)):

  • Lengte: 1 el en 750 strepen
  • Aangezicht: ovaal
  • Voorhoofd: hoog
  • Ogen: blauw
  • Neus: ordinair (=gewoon)
  • Mond: idem. (ordinair (=gewoon))
  • Kin: rond
  • Haar: bruin
  • Wenkbrauwen: Idem. (bruin)
  • Merkbare tekenen: –

[55] Rik Otten, en eerder zijn vader Willem, pachtte buurtgrond van de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten. Van 1759 tot 1835 wordt er 7 stuivers pacht betaalt over een stuk grond genaamd “Cruijlenhoff (Buurtboek Harskamp, Westeneng en Westerhuis, 1618-1883).

[56] Op 15 november 1845 passeerde voor notaris J.Ch. Fischer in Ede een verkoopakte waarin de koop- en verkoopvoorwaarden zijn vastgelegd van de verkoop van een stuk bouwland in Wekerom, genaamd het “Krullenkampje”, alsmede een plaggendeel, eveneens gelegen in Wekerom, door Rik Otten, bouwman onder Otterlo, aan Gerrit Hugenbos, bouwman in Harskamp onder Otterlo (Fischer, Notaris J.Ch., 1845). De betreffende percelen zijn afkomstig uit de nalatenschap van de ouders van Rik (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Rik Otten(Afbeelding 17)

Rik komt nog wel vaker voor in de notariële archieven van Ede. Wanneer er een openbare verkoop plaatsvond van roerende of onroerende goederen, dan werd dit door een notaris geregistreerd. De vermeldingen van Rik zijn dus alledaagse vermeldingen van de aankoop van bijvoorbeeld gewassen, hout etc.

[57] In de memories van successie van Rik en Hendrika valt niet veel bijzonders te lezen. De nalatenschap van Rik bedroeg f2.970,- Omgerekend naar de huidige geldwaarde hebben we het dan over ruim 31.000 euro (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), 2016). Onder de nalatenschap een tweetal uitstaande leningen, waarvan één van 600 gulden ten laste van schoonzoon Evert van Blootenburg. Verder bestond de nalatenschap uit roerende goederen als huisraad en inboedel, waarvan de aangevers eigenaar waren van de wederhelft (de erfenis van hun moeder). Ook worden de “kleederen en lijfstoebehoren van de erflater” geschat. De waarde daarvan bedroeg f80,-.

Rik en Hendrika waren in ieder geval vermogend genoeg om personeel in dienst te hebben. In de memorie van Rik lezen we van de knechts Gerrit Goorhuis en Gerrit van den Brink, in die van Hendrika lezen we van Marinus Bronkhorst die als knecht nog loon tegoed had. In die van Gerrit wordt ook dienstmeid Aaltje Top genoemd als rechthebbende op onbetaald salaris. Tevens wordt in beide memories aantekening gemaakt van resterende huur voor de boerderij Westeneng aan Nelletje Hugenbos (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

[58] Wanneer je in het buurtschap grond bezat, weliswaar van een bepaalde omvang, werd je geërfde. In het geval van Rik was dat ruim 1 bunder grond (Historisch Kadaster Ede, 2016). Ook het feit dat hij boerde op het bezit van zijn ouders zal mee hebben gewogen. Het klinkt overigens voornamer dan dat het is. Een daghuurder die aan de voorwaarden voldeed, was net zo goed geërfde als de grootste boeren in de buurt (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[59] Tijdens de buurtdag van de buurt Wekerom (traditioneel gehouden op boerderij “den Hooijer” in Wekerom), De Valk en Eschoten van 19 november 1839 werd Rik Otten, in plaats van de vertrekkende buurtmeester (administrateur) Willem van Beek, gekozen tot buurtmeester te Wekerom. Hij vervulde deze functie twee jaar. Bor van Laar werd in zijn plaats buurtmeester. Bor overleed tijdens zijn buurtmeesterschap en Rik heeft toen zijn plaats weer ingenomen. In 1843 was Rik weer aftredend (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

In de buurt van Harskamp, Westeneng en Westerhuis, waar hij later woonde, heeft Rik geen rol van betekenis meer gehad. In het buurtboek wordt hij slechts een keer genoemd in lijst van bouwlieden. Hij wordt ingedeeld in de eerste klasse, de klasse van de bouwlieden met twee paarden en een schapendrift. Rik huurde een boerderij en bezat geen grond in de buurt. Derhalve was hij ook geen geërfde en had hij geen zeggenschap in de buurt (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[60] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Ede: “Rik, Zoon van Willem Otten en Maria Rikzen in Wekerom geb 15 Aug ged 26 dito.

Rik Otten(Afbeelding 18)

[61] Inschrijving in het doopregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk in Otterlo: “Gebooren July 13 … Gedoopt 25. Hendrika dochter van Evert Jan van den Berg en Maartjen Jans op Laar”.

Het is overigens maar de vraag of zij op “Het Laar” zelf geboren is. In 1813 wordt haar grootvader namelijk genoemd als pachter van “het Hulkhek” (Hulhek). Dit weten we, omdat deze boerderij, met nog vier boerderijen in dat jaar werd verkocht: “3. Het Erf en Goed het Hulkhek genaamd, bestaande in een Boeren Woning, Tuin, Schuurtje, Varkenschot, twee Hooijbergen, Boomen, Akkermaalsheggen, Bouw- en Weidelanden, in pacht gebruikt bij Egbert van den Berg” (Feuille politique du département de l’Issel-supérieur (Staatkundig dagblad van het departement van den Boven-IJssel), 1813).

[62] Over Willem is weinig bekend. Hij is slechts 26 jaar oud geworden. Hij werd geboren in Wekerom, waar zijn vader boerde op de boerderij van de grootouders van Willem. Hij verhuisde met zijn ouders, hij was toen een jaar of vier oud, naar Harskamp (Otterlo-Westeneng) en hij is daar, voor zover bekend, tot zijn dood op de boerderij “Westeneng” blijven wonen.

In 1858 werd Willem als dienstplichtige ingeschreven in de Edese militieregisters (Militieregisters, 2016). Deze inschrijving levert weinig bijzondere informatie op. Willem vroeg vrijstelling op grond van broederdienst, hetgeen hem werd gegund. Hij werd in de opvolgende jaren ook in het register ingeschreven. Uiteindelijk werd hij definitief vrijgesteld, omdat hij voor 1 februari 1862 de leeftijd van 20 jaar bereikte. Tot die tijd was zijn broer in dienst, wat hem vrijstelde van deze verplichting.

Uit zijn memorie van successie blijkt dat hij onvermogend was. Er werd namelijk een zogenaamde verklaring van onvermogen (“v.v.o.”) afgegeven. Dat hield zoveel in dat de nalatenschap dusdanig weinig waard was dat er geen successierechten (nalatenschapsbelasting) over hoefde te worden afgedragen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

[63] Zowel Maria, als haar drie echtgenoten, overleden op het adres Otterlo 54. In haar memorie van successie wordt aangetekend dat zij overleed in Harskamp onder Otterlo (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Waarschijnlijk droeg de boerderij waar Maria woonde de naam “Termeulen”. Op verzoek van haar weduwnaar Aalbert van Lambalgen vond namelijk op 28 november 1893 een verkoop van roerende goederen plaats op “Termeulen” (Wilbrink, Notaris G.J., 1893).

[64] In het militieregister werd bij Evert het volgende merkbare teken aangetekend: “Mist het voorst gedeelte van de wijsvinger der regterhand” (Militieregisters, 2016).

[65] (Bevolkingsregister Barneveld, 1827)

[66] Jan werd op 15 mei 1856 als dienstplichtig militair ingelijfd bij het derde Regiment Vestingartillerie. Op 15 mei 1861 werd hij gepasporteerd wegen voldane verplichtingen. Zijn stamboeknummer was 2602 (Militieregisters, 2016).

Jan woonde ook in de buurt Otterlo-Westeneng. De boerderij waar hij woonde was genummerd Oc74. Dit is niet “den Oudendijk” (die ook dit nummer heeft gehad), maar de boerderij aan de overkant van de Westenengseweg (Hartgers, J.G.). In 1880 werd “den Oudendijk” vernummerd naar Oc74, de boerderij van Jan kreeg toen nummer Oc75.

[67] Heintje trouwde later op 28 oktober 1876 in Ede met Derk Evers, van beroep landbouwer, geboren op 18 september 1844 Ede (Lunteren), zoon van Evert Evers en Willempje Roelofs. Derk is overleden op 14 juli 1888 in Ede (Lunteren (Huis No442 (Boerderij de “Grote Goor”))).

Derk trouwde later op 24 oktober 1885 in Ede (de huwelijksvoorwaarden passeerden op 22 oktober 1885 (Wilbrink, Notaris G.J., 1885)) met Aaltje van Leijenhorst, geboren op 5 april 1856 in Ede (Lunteren), dochter van Bart Leijenhorst en Anna van de Bleek. Aaltje is overleden op 8 december 1928 in Barneveld.

Voor haar tweede huwelijk met Dirk Evers, landbouwer onder Lunteren, liet Heintje van Dijk, landbouwster onder Ede, haar huwelijksvoorwaarden vastleggen. Er zal op geen enkele wijze sprake zijn van gemeenschap van goederen. Wel is er sprake van een gemeenschappelijk winst en verlies, waarvan beide echtgenoten zullen profiteren, dan wel verantwoordelijk voor zullen zijn. Zij brengt de nalatenschap aan van haar zelf en haar overleden man Jan Otten, hij de nalatenschap van zijn vader en de toekomstige nalatenschap van zijn moeder (Westenberg, Notaris R.J., 1876).

Op 23 augustus 1884 werd, na het overlijden van Heintje, de boedel geïnventariseerd (Wilbrink, Notaris G.J., 1884). Dat gebeurde opnieuw op 28 september 1888, na het overlijden van Derk. Hij was toen getrouwd met Aaltje van Leijenhorst (Wilbrink, Notaris G.J., 1888).

[68] Rik woonde, na het overlijden van zijn moeder, nog bij zijn stiefvader Derk Evers op boerderij de “Grote Goor” onder Lunteren (Huis No442). Na diens overlijden vertrok hij op 27 december 1888 naar Nijkerk. Daar woonde hij nog toen hij werd ingeschreven voor de Nationale Militie (militaire dienst). Uit het register blijkt dat zijn oom Cornelis van Beek was aangesteld tot zijn voogd. Rik kreeg lotingsnummer 91 toegewezen, maar vroeg vrijstelling van zijn dienstplicht op grond van broederdienst. De militieraad honoreerde dit verzoek op 18 maart 1892 (Militieregisters, 2016). Op 3 december 1891 werd Rik weer in het bevolkingsregister van Ede (Ede-Dorp Huis No638) ingeschreven, om vervolgens op 9 juni 1892 naar Rhenen te vertrekken.

In 1893 vertrok Rik naar de Verenigde Staten. Hij reisde met het schip Obdam van Rotterdam naar New York, waar hij op 15 april dat jaar arriveerde. Rik (Rijk), 20 jaar oud, agrariër van beroep, gaf als reisbestemming Pella (Marion County, Iowa) op (Ellis Island Records, 2016). Twee van zijn reisgenoten, Jan (John) Roelofsen en Jurrien van Donselaar, beiden ook afkomstig uit Ede, reisden net als Rik naar Pella. Hun beider spoor heb ik in Iowa kunnen traceren. Het spoor van Rik loopt echter vooralsnog dood in 1900. Hij woonde op 20 juni 1900 in Richland (Mahaska County, Iowa), waar hij een boerderij huurde. Hij was van beroep farmer (agrariër) en hij was ongehuwd (United States Federal Census, 1900).

Met dit laatste gegeven heb ik eind januari 2017 contact gezocht met leden van IAGenWeb Project van Mahaska County. Zij hebben in de plaatselijke registers onderzoek gedaan naar Rik, maar zij hebben hem nergens terug kunnen vinden. De zoektocht is dus nog niet ten einde. Op dit punt wel een woord van dank voor Mike Davis en Linda Cain voor hun onderzoek.

[69] Derk trad op 10 mei 1889 als dienstplichtig militair in dienst bij het 2e Regiment Vesting Artillerie. Er werd met potlood in het register aangetekend dat hij geen voogd heeft, maar dat Aalbert van Lambalgen zijn toeziend voogd is. Verder staat in het register dat zijn stamboeknummer 32876 was, hij op 5 december 1891 (met toestemming) trouwde en dat hij op 9 mei 1896 werd gepasporteerd na volbrachte dienst (Militieregisters, 2016).

[70] Derk Otten, landbouwer te Bennekom, kocht op 2 augustus 1923, de akte passeerde voor notaris A.J. de Bok in Barneveld, van Peter van de Meehn, landbouwer onder Barneveld, een landbouwersplaatsje op Dronkelaar in de buurtschap Kallenbroek onder Barneveld (Bok, Notaris A.J., 1923).

Op 30 november 1923 vestigde Derk Otten, landbouwer te Bennekom, een hypotheek van 4000 gulden op een landbouwersplaatsje op Dronkelaar in de buurtschap Kallenbroek onder Barneveld. Hij sloot de lening af bij Willem Meerdink Hendrikszoon en Johanna Meerdink Hendriksdochter te Bennekom (Bok, Notaris A.J., 1923).

[71] Evert Jan werd in 1911 in Ede ingeschreven voor de dienstplicht. Hoewel hij ontheffing vroeg op grond lichaamsgebreken werd hij door de militieraad goedgekeurd voor actieve dienst. Op 5 maart 1912 werd hij ingelijfd bij het Korps Rijdende Artillerie en op 31 juli 1920 werd hij gepasporteerd na zijn diensttijd volledig te hebben uitgediend (Militieregisters, 2016).

[72] Janus trad op 2 oktober 1913 als dienstplichtig militair in dienst bij het 22 Regiment Infanterie in Ede (Militieregisters, 2016).

[73] Haar tweede echtgenoot, Evert Blotenburg, was bij haar in dienst als knecht. Dit blijkt uit het dienstbodenregister van de gemeente Barneveld.

[74] Toen Geertje overleed liet zij aan onroerend goed de helft in het goed “Klein Middeldorp” na, gelegen in Kootwijkerbroek onder de gemeente van Kootwijk. Dit blijkt uit haar memorie van successie (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Waarschijnlijk heeft Geertje dit aandeel in “Klein Middeldorp” geërfd van haar eerste echtgenoot. De familie van den Top was eigenaar van deze boerderij. In de memorie van successie wordt tevens verwezen naar voorwaarden die zijn vastgelegd in een testament dat op 28 juli 1880 passeerde voor notaris van den Ham.

[75] Cornelis werd vrijgesteld van de militaire dienstplicht vanwege het feit dat hij de enige wettige zoon van zijn ouders was (Militieregisters, 2016).

[76] Evert trouwde later op 27 oktober 1882 in Barneveld (hij op zijn beurt met de meid) met Rikje Dekker, geboren op 14 februari 1859 in Barneveld (Garderen (Dorp (Huis No36)), dochter van Hendrik Dekker en Gerritje van de Kuit. Rikje is overleden op 28 juli 1896 in Ede (Otterlo (Huis No26)).

[77] Evert bezwaarde op 30 december 1886 het, door zijn vrouw nagelaten, onroerend goed in Kootwijkerbroek met een hypotheek ter grote van f2.400,- die hij afsloot bij de Spaarbank te Barneveld (Heuven, Notaris D. van, 1886).

Op 30 januari 1894 passeerde voor notaris van Heuven in Barneveld een akte waarin de verkoop van onroerend goed ter waarde van f368,45 door Evert Blotenburg aan Cornelis van den Brink wordt vastgelegd (Heuven, Notaris D. van, 1894).

Op 12 juli 1894 sloot Evert opnieuw een hypotheek af. Dit keer een ter hoogte van f750,- bij Peter Snel uit Barneveld. Hij geeft hierbij een huis met bouwland, weiland en houtgewassen in Harskamp in onderpand (Heuven, Notaris D. van, 1894). Dit was hetzelfde onroerend goed als dat Evert op 14 juni 1894 voor notaris van Heuven aankocht (Heuven, Notaris D. van, 1894).

Uit het register van het kadaster blijkt dat Evert, naast zijn huis in Harskamp, ook nog bijna tweeënhalf bunder heidegrond op het Harskampsche Veld bezat (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Uit de memorie van successie van Evert blijkt dat hij inmiddels in Harskamp woonde en daar ook is overleden (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Het adres van overlijden was, uitgaande van het gereconstrueerde bevolkingsregister van Ede woonde Evert in Otterlo in het huis No26.

[78] Het signalement van Gerrit dat is opgetekend in het militieregister (inschrijvingsregister voor dienstplichtige militairen (Militieregisters, 2016)) is hetgeen wat het dichtst bij een beeld van hem komt. In het register werd het volgende signalement opgenomen:

  • Lengte: 1 el, 7 palmen, 0 duimen en 6 strepen
  • Aangezicht: ovaal
  • Voorhoofd: hoog
  • Ogen: bruin
  • Neus: klein
  • Mond: idem. (klein)
  • Kin: rond
  • Haar: blond
  • Wenkbrauwen: idem. (blond)
  • Merkbare tekenen: geen.

Gerrit werd geboren op wat eens het familiebezit in Wekerom was. Toen hij een jaar of drie oud was vertrok hij met zijn ouders naar de boerderij “Westeneng” in Harskamp. Na het overlijden van zijn vader Rik, nam Gerrit de pacht van “Westeneng” van hem over. Dit totdat hij de gelegenheid kreeg om in 1884, uit de nalatenschap van zijn schoonvader Jan van Butselaar diens boerderij, boerderij “den Oudendijk” (in de volksmond: “de Ouwe Diek”), kon kopen.

De kinderen van Gerrit Otten werden geboren op de boerderij “Westeneng” in Harskamp (formeel Otterlo-Westeneng), de boerderij waar zijn vader Rik al woonde. In de belastingkohieren van de hoofdelijke belasting wordt Gerrit genoemd als opvolger van zijn vader na diens dood in 1880 (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931). Het adres van de boerderij was van 1863 tot 1880 Oc68 (Otterlo-Westeneng 68). In 1880 werd dit vernummerd naar Oc89 (Otterlo-Westeneng 89).

Op 2 januari 1885 passeerde voor notaris G.J. Wilbrink uit Lunteren een akte betreffende de verkoop van roerende goederen door Gerrit Otten op boerderij “Westeneng” in Harskamp onder Otterlo. De verkoop leverde in totaal f1.378,60 op, waarvan het grootste deel bepaald werd door het verkochte vee (Wilbrink, Notaris G.J., 1885). Waarschijnlijk werden de goederen te gelde gemaakt voor verdeling tussen Gerrit en de andere erven van zijn ouders. Hij was er immers maar voor een gedeelte eigenaar van.

In de Barneveldsche Courant werd in december 1884 een aankondiging gedaan van het hiervoor beschreven “Erfhuis op de Hofstede Westeneng te Harskamp” (Barneveldsche Courant, 1885). 

barneveldse-krant-editie-december-van-jaargang-1884(Afbeelding 19)

Op 30 juni 1884 maakte notaris Wilbrink te Lunteren een akte op voor de erven van Jan van Butselaar. In deze akte worden de veilingcondities vastgelegd van onroerend goed (te weten een boerenplaatsje genaamd “den Oudendijk” te Harskamp, alsmede een aantal stukken grond die zijn gelegen in de buurten Harskamp, Westeneng en Westerhuis. De erven geven aan voornemens te zijn deze goederen, die ook zijn benoemd bij de boedelbeschrijving die op 31 mei 1884 passeerde voor dezelfde notaris (Wilbrink, Notaris G.J., 1884), op 14 juli openbaar te veilen (Wilbrink, Notaris G.J., 1884).

Op die datum, 14 juli 1884, maakte notaris Wilbrink een akte op waarin wordt vastgelegd dat de genoemde erven van Jan van Butselaar het aangeboden onroerend goed ophouden voor Gerrit Otten en hem dit bij de scheiding van de boedel van Jan van Butselaar toe te wijzen. Dat hield zoveel in dat duidelijk was wat de actuele waarde van het onroerend goed was en dat Gerrit dit mocht kopen voor de vastgestelde som minus zijn kindsdeel (Wilbrink, Notaris G.J., 1884).

Uit een andere akte die op 11 november 1884 voor notaris Wilbrink passeerde blijkt dat er nog eens een openbare verkoop van roerende goederen op “den Oudendijk” door de erven van Jan van Butselaar heeft plaatsgevonden (Wilbrink, Notaris G.J., 1884).

1884_oktober_00000024(Afbeelding 20)

Hierboven de aankondiging van het erfhuis, voorafgaand aan de laatst genoemde akte betreffende de verkoop van de onroerende goederen van wijlen Jan van Butselaar (Barneveldsche Courant, 1884).

De boedel van Jan van Butselaar werd op 4 februari 1885 definitief gescheiden, waarbij Gerrit Otten eigenaar werd van de boerderij “den Oudendijk” (Wilbrink, Notaris G.J., 1885).

Gerrit Otten(Afbeelding 21)

Op 16 maart 1885 dat jaar passeerde, eveneens voor notaris Wilbrink, een hypotheekakte, waarin wordt vastgelegd dat Gerrit Otten een hypotheek ter hoogte van f3.500,- afsluit bij Aalbert van Schothorst, waarvoor hij de boerderij “den Oudendijk” in Harskamp onder Otterlo, in onderpand geeft (Wilbrink, Notaris G.J., 1885). Gerrit zal deze hypotheek hebben afgesloten om de andere erven van zijn schoonvader uit te kopen.

Naamloos(Afbeelding 22)

Lang heeft Gerrit niet van zijn nieuwe huis kunnen genieten, want hij overleed in juni dat jaar. Hij werd slechts 43 jaar oud. Gerrit zal voor zijn overlijden ziekelijk zijn geweest (of een ongeval hebben gehad). Wat we namelijk kunnen aflezen uit zijn memorie van successie is dat er openstaande dokterskosten zijn bij dr. Hoes, dr. Ketting en dr. Thomas (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). In totaal bedroegen de openstaande dokterskosten f139,-. Wanneer we dat omrekenen naar de huidige muntwaarde, dan hebben we het over het aanzienlijke bedrag van € 1725,29 (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), 2016).

Op dinsdag 7 Juli 1885 vond er om 12:00 uur, “in de herberg te Harskamp onder Otterloo”, een publieke “Roggeverkoop” plaats onder leiding van notaris Wilbrink uit Lunteren. Onder de te veilen percelen rogge “12 perceelen rogge, uitgenommerd op de Hofstede Westeneng in Westeneng te Harskamp van de Wed. en Kinderen Gerrit Otten.” Aanwijzer is Gijsbert van den Brink. Tevens boden de erven van Jan van Butselaar “7 perceelen rogge, staande op de Hofstede den Oudendijk te Harskamp onder Otterloo” aan. Aanwijzer “de Erven J. van Butselaar” (Barneveldsche Courant, 1885).

1885_Juni_00000095.jpg(Afbeelding 23)

Hoewel Gerrit niet meer op “Westeneng” woonde en de “den Oudendijk” niet meer van de erven van Jan van Butselaar was, behielden zijn (of namens hen hun erfgenamen) het recht op deze laatste oogst (Barneveldsche Courant, 1885). De voorwaarden voor de verkoop, alsmede de registratie van het te verkopen gewas, vond plaats op 4 juli 1885. Direct na de verkoop werd de de registratie ervan door notaris Wilbrink in een proces verbaal, onder getuige van Dirk van Lunteren (de afslager) en Hendrik Jan Kranenburg (de veldwachter), vastgelegd (Wilbrink, Notaris G.J., 1885).

Op 17 april 1888 passeerde voor notaris Wilbrink te Lunteren de boedelinventaris van Gerrit. Deze werd opgenomen ten zijne laatste woonhuize, te weten Otterlo nummer 74 (Oc74), boerderij “den Oudendijk (Wilbrink, Notaris G.J., 1885). Uit het register van het kadaster weten we dat Gerrit in totaal ruim 23,5 bunder grond bezat, gelegen in Westeneng, Harskamp en het Harskampsche Veld (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Na het overlijden van Gerrit bleef zijn weduwe op “den Oudendijk” wonen. Haar latere echtgenoot Gerrit van den Brink trouwde bij haar in. Beiden woonden zij tot hun dood op de boerderij. Toen haar zoon Jan Willem Otten getrouwd is, werd het erf gescheiden en boerden Gerrit en Jan Willem samen op deze boerderij (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931). Uit het register van het kadaster blijken twee zaken: In kadastraal dienstjaar 1902 is er sprake van herbouw van de boerderij en in kadastraal dienstjaar 1905 werd de boerderij verkocht aan Jan van Butselaar en consorten (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Het is opvallend dat er in het register van het kadaster pas in 1902 sprake is van nieuwbouw. Toen ik op 22 februari 2017 “den Oudendijk” bezocht viel mij direct op dat de muurankers op de boerderij suggereren dat de boerderij in 1896 zou zijn gebouwd. Dhr. R. van Amerongen uit Wekerom liet mij desgevraagd weten dat hij een notitie gemaakt uit de gemeenteraadsverslagen van 1899, waaruit blijkt dat de rode haan op 3 juli 1899 victorie kraaide en dat de boerderij volledig in de as werd gelegd. In verschillende kranten is er aandacht voor deze brand:

  • De Telegraaf: “Men seint ons uit Ede: De boerderij van Westeneng te Harskamp bewoond door den landbouwer Van den Brink is verbrand. De oorzaak is onbekend (De Telegraaf, 1899).
  • Arnhemsche Courant: “– * Ede, 5 Juli, In de buurtschap Westeneng is de boerderij van G. v.d. Brink afgebrand. Het huis en het grootste gedeelte van den inboedel is verbrand, het vee is, behalve eenige kippen, gered. De brand is vermoedelijk ontstaan door den schoorsteen. De boerderij was verzekerd, de inboedel niet (Arnhemsche Courant, 1899).
  • De Tijd: “– De boerderij van Westeneng, te Harskamp, onder Ede, bewoond door den landbouwer Van den Brink, is verbrand. De oorzaak is onbekend (De Tijd, 1899).

DSC_0040

Boerderij “den Oudendijk” anno 2017
(Afbeelding 24)

Dat de boerderij is afgebrand bevestigd ook de huidige bewoonster, mw. Termaten. De nog bruikbare balken zijn hergebruikt in de wederopbouw. Het plafond in de kelder is (gedeeltelijk) gemaakt met balken waarop sporen van brand te zien zijn. Wat bevestigd dat ik op de goede boerderij ben geweest is het feit dat in de schoorsteen op zolder de namen van de kinderen van Gerrit van den Brink gekrast. Zou dan het laatste muuranker op de kop bevestigd zijn? Een bouwdossier is er helaas niet, deze werden pas vanaf 1903 bijgehouden. De oudst bekende aanvraag dateert van mei 1905. Jan van Butselaar verzocht toen om toestemming voor het bouwen van een schuur op het perceel F369 in Otterlo.

De genoemde verkoop aan Jan van Butselaar zal alles te maken hebben gehad met de boedelscheiding tussen Gerrit en Hendrikje, waarbij de erfgenamen hun erfdeel hebben opgeëist. Het onroerend goed moest in dergelijke gevallen vaak te gelde worden gemaakt, zodat de erfgenamen hun erfdeel kon worden uitbetaald. Gerrit en Jan Willem huurden de boerderij kennelijk nadien, want zoals we kunnen opmaken uit de belastingregisters van de gemeente Ede bleven zij wel op “den Oudendijk” wonen (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931). Uit memorie van successie van Gerrit blijkt ook inderdaad dat hij geen onroerend goed bezat (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

Het adres van “den Oudendijk” was in 1885 Otterlo-Westeneng (Oc) 74. Later werd het vernummerd naar Oc11, daarna naar Oc9 en uiteindelijk was het adres in 1962 Westenengseweg 2 (Hartgers, J.G.).

Tot slot wil ik hier nog even een korte zijstap maken voor wat betreft “den Oudendijk” en haar vererving. “Den Oudendijk” (Otterlo Sectie F369) werd door Jan Steevens van Butselaar (1807-1883) gedeeltelijk geërfd toen zijn eerste vrouw Evertje van Dijk (1815-1842) overleed. Hij was met haar getrouwd in algehele gemeenschap van goederen, krachtens hun huwelijkse voorwaarden die op 3 mei 1834 passeerden voor notaris Dirk de Kruyf.

Evertje had de boerderij, als zijnde de enige erfgenaam van haar vader Reinder(t) (Janse) van Dijk (1775-1828) (een zoon van Jan Reijndersen en Evertje Jansen (Stamreeks Dirk van Voorst, generatie VI, volgnummer I)), geërfd na het overlijden van haar vader. Reindert heeft zijn achternaam “van Dijk” ontleend aan deze boerderij.

Nu erfde Jan, door het overlijden van zijn vrouw, niet de hele boerderij. Zij hadden namelijk ook nog vier kinderen: Derkje (1834-1837), Jacobje (1836-1908), Hendrik (1837-1849) en Rijndert (1840-1892). Bij akte van 9 december 1861 en 15 januari 1866 (deze passeerden beiden voor notaris van den Ham te Lunteren) hebben Rijndert en Jacobje hun erfdeel verkocht aan hun vader. Derkje en Hendrik waren al overleden. Door hen uit te kopen werd hij algeheel eigenaar van het, door hun moeder nagelaten, onroerend goed, waaronder dus “den Oudendijk” (Wilbrink, Notaris G.J., 1885) en (Historisch Kadaster Ede, 2016).

In de memorie van successie van Evertje wordt de boerderij als volgt omschreven: “een bouwplaatsje gelegen in de buurschap Westeneng onder Otterlo, gemeente Ede bestaande geheel in een huis, hof, hooi- wei- en bouwland tezamen groot 3 bunders 40 roeden en 63 ellen (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927)”.

[79] Hendrikje trouwde later op 28 april 1888 in Ede met Gerrit van den Brink, van beroep landbouwer, geboren op 28 april 1858 in Ede (Otterlo), zoon van Jan van den Brink en Maria van Beek. Gerrit is overleden op 30 januari 1920 in Ede (Wekerom-Willikhuizen).

Hendrikje en Gerrit kregen samen nog vier kinderen:

  1. Janus van den Brink, geboren op 19 januari 1889 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk”)).
  2. Willemina van den Brink, geboren op 19 januari 1889 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk”)).
  3. Dirk van den Brink, geboren op 26 januari 1891 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk”)).
  4. Teunis van den Brink, geboren op 30 juli 1893 in Ede (Otterlo-Westeneng (Boerderij “den Oudendijk”)).

Gerrit bleef, na het overlijden van zijn vrouw, tot zijn dood geregistreerd staan als belastingplichtige op “den Oudendijk”. Rest nog de vraag: Zou de Gerrit de knecht van Gerrit Otten en zijn vader Rik zijn geweest? In de memorie van successie van Rik wordt namelijk een “dienstknecht” met de naam Gerrit van den Brink genoemd die nog loon tegoed had (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

In zijn memorie van successie wordt aangetekend dat Gerrit overleed “op Willikhuizen” onder Ede. Willikhuizen is een erf in Wekerom. Waarschijnlijk verbleef hij bij zijn zoon Janus, of bij zijn schoonzoon en dochter Jacob Kampert Gijsbertszoon en Wilhelmina van den Brink. Uit dezelfde memorie van successie blijkt dat zij landbouwers waren op Willikhuizen onder Ede (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927).

De memorie van successie van Hendrikje levert geen bijzonderheden op. Wat we al wisten is dat zij nog voor ¼ part eigenaar was van “den Oudendijk”. Haar kinderen uit haar eerste huwelijk waren voor de helft eigenaar en haar tweede echtgenoot, Gerrit van den Brink, met wie zij ook in volle gemeenschap van goederen was getrouwd, was eveneens voor ¼ part eigenaar (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927)..

[80] Jan werd op 2 maart 1897 als dienstplichtig militair ingelijfd bij het 8e Regiment Infanterie (Militieregisters, 2016). Hij had verzocht om ontheffing van deze verplichting op grond van lichaamsgebreken, maar dit verzoek werd niet gehonoreerd. In het militieregister staan de volgende aantekeningen:

  • Stb N:(Stamboeknummer): 92106
  • Barneveld mnf dd 18 nov 1904 No1372
  • ontslagen wegens diensteindiging 31 Juli 1912. Stb No (Stamboeknummer) 322 landw(eer)”.
  • den 1 augustus 1905 overgegaan naar de lantweer/ mnf. C.dK dd 20 oct 1905 N. 5140/3”.

De landweer, waar Jan na zijn periode van dienstplicht deel van uitmaakte, was de opvolger van wat eerder de schutterij was. De landweer werd gevormd door dienstplichtigen en vrijwilligers. Het waren reservisten die in tijd van oorlog konden worden gemobiliseerd en konden worden ingezet naast de reguliere strijdkrachten.

Jan woonde tot 1900 (uitgaande van het gereconstrueerde bevolkingsregister van Ede) op de Oudendijk. In het register wordt op 17 november 1904 vertrek naar Barneveld aangetekend. Op 22 februari 1909 passeerde voor notaris Dinger te Lunteren een aankoopakte betreffende “de Koeweide”, gelegen “tegenover den Oudendijk te Harskamp onder Otterlo”. Jan kocht dit weiland van Gijsbert van Maanen, kleermaker te Harskamp. Jan was, zo staat in de akte, van beroep boerenknecht en hij woonde “op de Hee” onder Barneveld (Dinger, Notaris R., 1909).

Jan kwam in 1910 weer terug naar Otterlo. Op 18 mei 1918 vertrok hij opnieuw naar Barneveld. Zijn verblijf daar was van korte duur, want op 21 oktober 1918 wordt in het bevolkingsregister van Ede aangetekend dat hij in Wekerom ging wonen (Ef45, p/a J. van den Brink). In 1921 vertrok hij weer voor 5 jaar naar Barneveld (waar hij inwonend was bij Maas van Lagen in de buurt Essen). Op 26 januari 1926 kwam hij terug naar Ede en ging hij inwonen bij zijn broer Jan Willem op het Laarderbosch in Otterlo-Eschoten. Uiteindelijk vertrok hij op 5 mei 1927 definitief naar Barneveld, waar hij tot zijn dood in 1935 bleef wonen.

Rouwbrief Jan Otten
(Afbeelding 25)

[81] (Beek, G. van, 2017)

[82] Jan Willem werd geboren op de boerderij “Westeneng” in de buurtschap Otterlo-Westeneng, de boerderij waar zijn vader en grootvader woonden. In 1885 verhuisde hij met zijn ouders naar de boerderij “den Oudendijk”. Deze boerderij was gelegen aan de Westenengseweg eveneens in de buurtschap Otterlo-Westeneng. Zijn vader had deze boerderij gekocht uit de nalatenschap van de grootvader van Jan Willem van moeders kant: Jan van Butselaar. In hetzelfde jaar (1885) overleed de vader van Jan Willem, Gerrit Otten, op de leeftijd van 42 jaar. Zijn moeder, Hendrikje van Butselaar, hertrouwde in 1888 met Gerrit van den Brink.

Jan Willem werd in 1897 ingeschreven voor de militaire dienst. Hij kreeg voor de loting nummer 75 toebedeeld, maar hij werd op 15 december 1897 op grond van broederdienst vrijgesteld. In het register wordt zelfs geen signalement van hem opgenomen. Alleen zijn lengte (1 meter 651 cm) wordt vermeld (Militieregisters, 2016).

Vanaf 1911 werd het erf van “den Oudendijk” in twee delen gescheiden. Jan Willem was gebruiker van het erfdeel van zijn vader (½ deel) en Gerrit van de ¼e part van hemzelf en de ¼e part die zijn kinderen toekwam uit de nalatenschap van hun moeder. Zowel Gerrit van den Brink als Jan Willem Otten werden aangeslagen voor de hoofdelijke belasting. In het adresboek van de gemeente Ede (1916-1917) wordt aangetekend: “Otten, J.W., arbeider, Oc11” (Adresboek voor de gemeente Ede, 1916-1917). Van 1920 tot 1925, zijn stiefvader Gerrit overleed in 1920, was Jan Willem hoofdbewoner van Oc11 (“den Oudendijk”).

Onvermogend was Jan Willem niet, want op 17 september 1919 verstrekte hij een lening aan Jannetje van den Berg, weduwe van Jan Rijksen, te Bennekom. Hij krijgt een boerenplaatsje in Bennekom en een boerenplaatsje in Rhenen in onderpand, alsmede een aantal stukken land gelegen in Bennekom, Wageningen en Rhenen (Dinger, Notaris R., 1919).

In 1925 kocht hij de boerderij “Laarderbosch” (in de volksmond het “Lorrebos”) aan de Laarweg in Otterlo-Eschoten (Ob36), waar hij naartoe verhuisde. Uit een hypotheekakte die op 26 maart 1926 voor notaris Dinger in Lunteren passeerde (Jan Willem sloot toen een hypotheek af bij zijn zuster Hendrika Otten, huishoudster, woonachtig in Essen onder Garderen), kunnen we opmaken dat Jan Willem de boerderij “het Laarderbosch” op 9 juni 1925 in eigendom kreeg (Dinger, Notaris R., 1926).

We komen Jan Willem in de registers van het kadaster van de gemeente Ede tegen onder legger nummer 1196. Hij was eigenaar van een perceel grond genaamd “Het Laar”. Dit betreft boerderij “het Laarderbosch”, waarvan we al weten dat hij deze in 1925 kocht. “Het Laar” is ontstaan uit de samenvoeging van meerdere percelen grond. Het perceel (Sectie E1496) was ruim 11 bunder groot. Jan Willem kocht de grond in het kadastraal dienstjaar 1926. De eerdere eigenaren worden genoemd op dezelfde pagina in het register. Hun namen waren: Willem van den Berg, Gerrit Jansz van den Berg en Steven Evertsz van den Brink, allen landbouwers te Lunteren. De genoemde samenvoeging (“vereeniging”) vond plaats in kadastraal dienstjaar 1927. Jan Willem verkocht het gehele perceel in het kadastraal dienstjaar 1931. De nieuwe eigenaar was Frank van Roekel, landbouwer te Ederveen (Historisch Kadaster Ede, 2004).

Jan Willem liet op 26 januari 1926 de gemeenschappelijke boedel van hem en zijn overleden echtgenote Maria van de Bospoort scheiden tussen hem en zijn zes minderjarige kinderen. Onder de bezittingen wordt ook “het Laarderbosch” genoemd. De boerderij, die geschat werd op f14.500,-, was belast met een hypotheek van f6000,- bij Hendrika Otten, een hypotheek van f2.500,- bij Jan Otten, een hypotheek van f3.000,- bij Gerrit en Jan van Essen. Jan Willem moest nog landpacht betalen aan Jan van Butselaar en ook stond er nog een rekening open voor veevoer bij de Coöperatieve Aankoopvereniging te Harskamp. Tot slot moest er nog een klein bedrag voor verkocht hout worden betaald aan notaris Dinger, dr. Beumer uit Otterlo moest nog worden betaald voor geneeskundige hulp en de doodskist van moeder moest nog worden betaald aan Hendrik Blotenburg te Wekerom. Jan Willem had nog f50,- aan contanten in huis en de haaf, inboedel en landbouwgewassen werden gewaardeerd op f4.677,-. Jan Willem erfde de helft van de nalatenschap plus een kindsdeel. Zijn kinderen elk een kindsdeel. Met goedkeuring van de toeziend voogd, Gerrit van de Bospoort, werd het erfdeel van de kinderen omgezet in een hypotheek van f2.925,- ten laste van Jan Willem, welke hij vestigde op “het Laarderbosch” (Dinger, Notaris R., 1926).

In een publieke verkoop door Notaris R. Dinger, ten huize van “den heer J. Beerdsen te Harskamp onder Otterlo”, op 25 januari 1927 bood Jan Willem 3 percelen eikenhakhout aan bij huis o.h. Laarderbosch (Barneveldsche Courant, 1927). In het adresboek van Ede uit het jaar 1928 blijkt dat hij nog op het “Laarderbosch” woonde: “Otten J.W., Arbeider, Eschoten Ob36” (Adresboek der gemeente Ede, 1928).

Ten tijde van zijn tweede huwelijk (vanaf 1930) woonde Jan Willem aan de Maanderdijk 4 in de Maanderbuurt (Eb105) in Ede. Dit blijkt ook uit het adresboek van de gemeente Ede van 1951, waar hij als volgt werd ingeschreven: “Otten, J.W., Landbouwer, Maanderdijk 4” (Adresboek voor de gemeente Ede, 1951). Op de foto hieronder de boerenhofstede aan de Maanderdijk in Ede, met daarvoor Willem Jansen (1921-2003) en Gerrit Otten (1921-2005), de stiefzoon en zoon van Jan Willem.

Maanderdijk 4
(Afbeelding 26)

In 1931 sloot Jan Willem opnieuw een hypotheek af bij zijn kinderen: Hypothecaire lening aan Jan Willem Otten, landbouwer te Ede door zijn vijf minderjarige kinderen, met als onderpand een boerenhofstede in de Maanderbuurt (Buurtschap Maanen) in Ede, bestaande in huis, schuren, schaapskooi, weiland en bouwland (Dinger, Notaris R., 1931).

Jan W. Otten(Afbeelding 27)

Jan Willem Otten(Afbeelding 28)

Dit onroerend goed was voorheen eigendom van de ouders van Elizabeth. Na haar overlijden werd de boedel gescheiden en werd de boerderij eigendom van haar zoon Willem Jansen (1920-2010). Een ander deel van het erf werd eigendom van Hendrikus Heemsbergen, de schoonzoon van Jan Willem (Historisch Kadaster Ede, 2016). Jan Willem trok in bij zijn jongste dochter Gerritje Lambartha (tante Zus) en haar man Hendrikus Heemsbergen. Zij woonde een deur verder. Het deel van de Maanderdijk waar Jan Willem woonde werd later de Bruggesteeg. Stiefzoon Willem woonde op nummer 10, Jan Willem bij zijn dochter op nummer 8. 

Jan Willem is op zondagavond 21 augustus 1960 rond 20:00 uur overleden aan de directe gevolgen van een auto-ongeval op Rijksweg no. 12 (A12). De politie werd die avond om 20:20 telefonisch op de hoogte gebracht van het ongeval. Het ongeval vond plaats op de zuidelijke rijbaan van de genoemde rijksweg, even ten westen van de afrit naar Ede en Wageningen (ter hoogte van de Nieuwe Wageningseweg, een eindje richting Utrecht). Jan Willem was samen met zijn dochter, schoonzoon en hun drie kinderen op weg naar kennissen aan de Maanderdijk. Jan Willem woonde zelf aan de andere kant van de snelweg aan de Bruggesteeg no. 8. Na zonder problemen de noordelijke rijbaan te zijn overgestoken, werd in de middenberm gewacht. Jan Willem besloot plotseling om de oversteek te wagen. Hij liet een auto uit de richting van Utrecht passeren, maar liep toen in op een auto die eveneens uit de richting van Utrecht kwam. Jan Willem overleed ter plaatse aan zijn verwondingen (Archief van de gemeentepolitie Ede, 1914-1994). Het krantenartikel hieronder gaat over het ongeval (Edesche Courant, 1960).

2016-7-13_11630(Afbeelding 29)

[83] Maria is overleden aan de gevolgen van de toen heersende Tuberculose (TBC).

[84] Elizabeth trouwde eerder op 9 november 1912 in Ede met Jan Jansen, van beroep landbouwer, geboren op 31 januari 1874 in Ede (Doesburg), zoon van Willem Jansen en Gerritje van den Brink. Jan is overleden op 4 oktober 1928 in Ede (Maanen (Eb55)).

Elizabeth(Afbeelding 30)

Elizabeth en Jan hadden drie kinderen. Zij werden de stiefkinderen van Jan Willem:

  1. Willem Jansen, van beroep landbouwer, geboren op 17 april 1921 in Ede (Maanen), zoon van Jan Jansen en Elizabeth van Voorst. Willem is overleden op 11 juli 2003 in Barneveld.
    Willem trouwde op 27 april 1955 in Ede met Trijntje (Trijn) Jansen, geboren op 16 maart 1920 in Ede (Veldhuizen), dochter van Evert Cornelis Jansen en Maria van Steenbergen. Trijntje is overleden op 11 juli 2010 in Neder-Betuwe (Opheusden).
  2. Catharina (Trien) Jansen, geboren op 25 juli 1924 in Ede (Maanen), dochter van Jan Jansen en Elizabeth van Voorst. Catharina is overleden op 5 juni 2019 in Utrechtse Heuvelrug (Doorn).
    Catharina trouwde met Johannes (Johan) Hijnekamp, van beroep landbouwer, geboren januari 1917 in Rhenen, zoon van Dirk Hijnekamp en Petronella van Daalen. Johannes is overleden op 16 december 2010 in Rhenen (Achterberg).
  3. Gerritje Jansen, geboren op 22 november 1927 in Ede (Maanen). Gerritje is overleden op 6 mei 1932 in Ede (Maanen).

[85] Dirk van Voorst werd geboren in Kootwijk en groeide op in Otterlo. Hij was eerst werkzaam voor de Firma Tulp aan de Stationsweg in Ede. In 1940 werd hij zelfstandige en begon zijn mengvoerhandel “van Voorst Handel in Granen en Klompen”. Vanaf zijn trouwen, tot 1935, woonde hij aan de Horsterweg (Ede-Veldhuizen (Ec111)) in Ede. In 1935 heeft hij een huis laten bouwen in de Maanderbuurt (Buurtschap Maanen) in Ede (Eb20b) nu Nieuwe Maanderbuurtweg 6. Dirk en Geurtje hebben daar tot 1990 gewoond. Daarna woonden zij, tot hun beider overlijden in 1992, in verzorgingshuis “Bethanië” aan de Platteellaan in Ede.

[86] Gerrit Otten was landbouwer op “Hunters Farm”. Deze boerderij was gelegen “aan de Grindweg naar Harskamp”, zoals deze in het register van het kadaster wordt genoemd (Historisch Kadaster Ede, 2016). Het huidige adres is Wekeromseweg. Deze boerderij verwierf hij uit de nalatenschap van zijn vrouw. Zij was, na het overlijden van haar ouders, daarvan eigenaar geworden. Gerrit is daar niet altijd blijven wonen, later woonde hij aan de Ruitenbeekweg in Lunteren (Meulunteren).

De boerderij had zijn Engelse naam te danken aan het Amerikaanse avontuur van de schoonouders van Gerrit. In 1913 vertrok Freek Top met zijn vrouw naar de Verenigde Staten. Hij reisde met het schip Noordam van Rotterdam naar New York, waar zij op 25 februari dat jaar arriveerde. Freek, 26 jaar oud, farmer (agrariër) van beroep, gaf als reisbestemming Sioux Center (Sioux County, Iowa) op (Ellis Island Records, 2016).

Freek woonde in zijn Amerikaanse tijd waarschijnlijk in, of in de directe omgeving van Middleburg (Sioux County, Iowa). Daar liet hij in ieder geval zijn beide dochters (Evertje (op 29 november 1914) en Pieternella (op 18 februari 1917)) in de Reformed Church dopen. In het digitale doopregister wordt aangetekend dat wordt aangenomen dat de kinderen die genoemd worden in dit doopregister geboren zijn in de omgeving van Middleburg (Middleburg Births, 1906-1920).

Hendrika, de vrouw van Freek, kreeg naar verloop van tijd heimwee naar Nederland en omstreeks 1920 keerden zij terug naar Ede. Na op diverse adressen gewoond te hebben kocht Freek in 1926 10 bunder grond van Notaris Dinger uit Lunteren. Het verhaal gaat dat deze grond bestemd was voor de aanleg van een vliegveld. Er lagen daar twee vliegvelden in de buurt (een in de buurt Doesburg (“Carley’s Vliegveld”) en de tweede aan de Immenweg). Dat maakt dit verhaal wel aannemelijk. In 1926/ 1927 liet Freek op de door hem aangekochte grond een boerderij bouwen naar het voorbeeld van zijn boerderij in Amerika. Hij gaf deze dezelfde naam: “Hunters Farm”.

[87] Op 10 maart 1920 verkochten Teunis Pater Janszoon (“Teus-oom Pater”), landbouwer in de buurt Wessel, en zijn echtgenote Gijsje Otten (“Giesje-meu”), de akte passeerde voor notaris de Bok in Barneveld, een boerenplaatsje “de Heuvel” genaamd in de buurtschap Wessel onder Barneveld aan Johan Arends (Bok, Notaris A.J., 1920).

Teunis Pater Janszoon, landbouwer in Wessel onder Barneveld, kocht op een veiling, gehouden op 23 december 1919, een boerderij in de buurtschap Wessel (Bok, Notaris A.J., 1920).

Teunis Pater Janszoon, landbouwer onder Barneveld, als gemachtigde van zijn vrouw Gijsbertha Otten, verkocht op 15 april 1921 aan Gerard Anne ter Wee, koopman te Zaandam, een huis met bouw- en weiland aan de weg van Barneveld naar Kootwijkerbroek onder Barneveld (Bok, Notaris A.J., 1921).

Het betreffende huis is gelegen in de buurtschap Wessel. Dat weten we uit het testament van Marinus van den Brink van 12 september 1910. Marinus vermaakt aan Jan Otten en aan zijn behuwd neef Hendrikus van Stormbroek te Zeist beiden een bedrag van f100,-. Dit bedrag moet binnen 3 maanden na zijn overlijden, zonder toevoeging van rente, worden uitgekeerd in “gangbaar Nederlandsch geld”. Hij benoemt Gijsbertha Otten, die bij hem in huis woont, tot zijn enige erfgenaam (Nimwegen, Notaris D.C. van, 1910). Onderdeel van zijn nalatenschap is de boerderij die in 1921 werd verkocht.

201307220735_0048(Afbeelding 31)

[88] Hendrik Jan trouwde later met Evertje van Ee, geboren op 22 juni 1903 in Barneveld (Kootwijkerbroek (Huis No306)), dochter van Otto van Ee en Annetje Brunekreeft. Evertje is overleden op 21 december 1982 in Barneveld (Kootwijkerbroek).

[89] Hendrik Jan was landbouwer in de buurtschap Wessel onder Barneveld, waar hij in 1913 een nieuw huis liet bouwen (Nimwegen, Notaris D.C. van, 1913).

[90] Op 30 mei 1906 passeerde voor notaris Dinger te Lunteren de akte van boedelscheiding tussen wijlen Cornelis van Beek en wijlen zijn echtgenote Maartje Otten. Onder de boedel werd mede verstaan: Een boerenhofstede met gebouwen en grond, gelegen aan de Heukelomsche Brink te Bennekom; Bouw- en weiland genaamd “Rijnsteeg”, gelegen aan de Maanderdijk te Ede; hooiland in het Maanderbroek te Ede en de helft onverdeeld in weiland en weg in de Mheent te Bennekom, samen met Van den Berg en consorten (Dinger, Notaris R., 1906).

[91] Evertje werd op 25 januari 1801 in Ede gedoopt.

[92] Zie ook “Kwartierstaat van Dirk van Voorst (1903-1992)”, volgnummer 30 en 31.

[93] Op 21 augustus 1821 verkochten “Bessel Geurtsen van de Beek en Geertje Maassen, echtelieden, landbouwers, wonende in de Buurtschap de Valk onder Lunteren”, aan “henlieder zoon Gijsbert Besselsen van de Beek, zoon van comparanten, uitoeffenende de bouwerij en bij henlieden inwonende” een “huis en verder getimmer Genummerd / 146,/ met een hof daarbij gehorende, en circa vijfentagtig roeden zestien ellen bouwland, alles staande en gelegen onder de Gemeente Lunteren, in de Valk” (Meurs, Notaris E.D. van, 1821).

[94] Gijsbert wordt in het buurtboek van de buurt Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten genoemd als pachter van buurtgrond. Hij, en voor hem zijn vader, betaalde van 1751 tot 1832 vijf stuivers pacht over een perceel grond in Wekerom: “daer het huijs op staat”. Het zal dus zo zijn dat zijn huis op pachtgrond van de buurt is gebouwd. Daarnaast was hij pachter van “een aangegraven hoekje tegens twintig cent jaarlijks 1825 ingaande” (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

Wanneer je in het buurtschap grond bezat, weliswaar van een bepaalde omvang, werd je geërfde. Het klinkt voornamer dan dat het is, want een daghuurder die eigen grond bezat, was net zo goed geërfde als de grootste boeren in de buurt. In 1832 bezat Gijsbert 1 bunder en ruim 92 roeden grond in de Valk. Later kocht hij daar nog een paar bunder buurtgrond bij van de Buurt van de Valk en Wekerom (Historisch Kadaster Ede, 2016).

[95] Gijsbert werd op 18 oktober 1795 in Lunteren gedoopt.

[96] Aaltje werd op 26 december 1802 in Ede gedoopt.

[97] Evert en Aaltje lieten beiden op 20 januari 1835 hun laatste wilsbeschikking vastleggen door notaris Fischer in Ede. Uit deze akten blijkt dat zij in gemeenschap van roerende goederen met elkaar zijn getrouwd. Zij benoemen elkaar als hun enige universele erfgenaam, indien er uit dit huwelijk geen kinderen worden geboren en als de moeder van Aaltje niet meer in leven is. Indien dit wel het geval is, dan wijzen ze elkaar aan als vruchtgebruiker van de roerende goederen. Aaltje en Evert vrijwaren elkaar van het vergoeden van borgtocht indien zij overlijden voor hun kinderen en Aaltje voor haar moeder komt te overlijden (Fischer, Notaris J.Ch., 1835) en (Fischer, Notaris J.Ch., 1835).

[98] Evert trouwde eerder op 6 november 1830 in Ede met Weijmpje Folmer, geboren op 5 mei 1788 in Ede (“Manen”), gedoopt op 11 mei 1788 aldaar, dochter van Hendrik Folmer en Gerritje Hendriksen. Weijmpje is overleden op 14 november 1831 in Ede (Wekerom (Huis Letter E No28)).

Weijmpje, toen van beroep “Dienstmaagd”, trouwde eerder met Gerrit (Derkse) van Hal(l), toen van beroep “boereKnegt”, later landbouwer, geboren op 14 mei 1789 in Bennekom, gedoopt op 17 mei 1789 aldaar, zoon van Derk Peters en Grietje Gerrits. Gerrit is overleden op 22 december 1826 in Ede (Huis No231). Aangifte van het overlijden van Gerrit werd gedaan door Evert Vos, de latere echtgenoot van de weduwe van Gerrit.

[99] Evert trouwde later op 19 juni 1854 in Ede met Willempje Buis, geboren op 22 februari 1829 in Ede (Lunteren), dochter van Rut Buis en Maasje Gijsbertsen. Willempje is overleden op 12 februari 1910 in Ede (Lunteren-de Veenen (Lh3)).

Willempje trouwde later op 7 januari 1871 in Ede met Rik van Ree, van beroep landbouwer, geboren op 18 juli 1834 in Ede, zoon van Jan van Ree en Derkje Maassen van Schuppen. Rik is overleden op 18 mei 1876 in Ede (Geldersch Veenendaal (Vnd 251)).

Rik trouwde eerder op 16 juli 1859 in Veenendaal met Evertje van der Meijden, geboren op 17 maart 1834 in Veenendaal (“den Haspel, No160”), dochter van Rijk van der Meijden en Barendje Arissen van Beek. Evertje is overleden op 18 november 1865 in Veenendaal (Wijk B, No143a).

[100] Evert Vos was een bemiddeld man. Hij komt regelmatig voor in de notariële archieven van Ede en Barneveld in akten met betrekking tot de aan- en verkoop van onroerend goed, alsmede de verhuur ervan. Het zou een lange lijst worden wanneer ik hier zijn bezit zou beschreven, als ook de daarbij behorende akten. Een overzicht van het onroerend goed is bijvoorbeeld terug te vinden in de memorie van successie van zijn vrouw Aaltje en in die van hem zelf (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). In het kadastrale register van de gemeente Ede is eveneens een overzicht terug te vinden van de bezittingen van Evert (Historisch Kadaster Ede, 2016).

Twee akten wil ik hier wel benoemen. Deze geven een globaal beeld van het bezit van Evert.

  • Op 22 mei 1865 liet Evert Vos, eerst weduwnaar van Wijmpje Folmer, weduwe van Dirk Gerritsen van Hal, daarna weduwnaar van Aaltje Otten (met wie hij volgens de Franse Wet gehuwd was), zijn boedel scheiden tussen hem en zijn twee zoons, te weten Willem en (Willem) Otto Vos, beiden geboren uit zijn tweede huwelijk. Onder deze boedel werden mede verstaan: een boerenhofstede in Wekerom onder Ede, een stuk hooiland op de Slunt onder Ede, een stuk heide en zand gelegen onder Ede, een stuk heidegrond, gelegen onder Ede, een weiland en hakhout onder Ede, een huis met water, beek en heidegrond, gedeeltelijk gelegen onder Ede en gedeeltelijk onder Lunteren, een boerenplaatsje onder Wekerom, een erf en goed genaamd “Den Hooijer” in Wekerom onder Ede, een erf en goed genaamd de “Ter Hoeven” in Wekerom onder Ede, een erf en goed genaamd “Folmer” gelegen in Wekerom onder Ede, een boerenplaatsje gelegen op Oortveld onder Ede en een blok huizen aan het Maandereinde in Ede (Ham, Notaris J.H.Th.W. van den, 1865).
  • Op 6 april 1866 liet Evert zijn laatste wilsbeschikking vastleggen. Aan zijn minderjarige zoon Gerrit (de) Vos laat hij het goed “Folmer” in Wekerom met alle onderhorigheden, na. Aan zijn vrouw Willempje Buis legateert hij een “boerenplaatsje gelegen op het Oortveld in Ede”. Zij moeten voor hun erfdeel respectievelijk twaalfduizend en zeshonderd gulden inbrengen. Het deel van zijn erfenis waar hij vrij over kan beschikken legateert hij aan zijn vrouw Willempje Buis. Evert benoemd Anthonie Takken, timmerman te Wekerom, tot zijn executeur testamentair (Heyst, Notaris H.P. van, 1866).

[101] Tot slot nog een aardige vermelding van Evert in het buurtboek van Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten. Evert wordt wel vaker in het register genoemd. Hij was geërfde (grondeigenaar) en ook was hij pachter van buurtgrond. Tijdens de buurtdag van 3 juli 1854 werd de jacht over de onverdeelde buurtgronden van het jachtseizoen van 1854/55 verpacht aan Evert Vos voor de som van tweeëntwintig gulden (Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten, 1758-1854).

[102] Wanneer je in het buurtschap grond bezat, weliswaar van een bepaalde omvang, werd je geërfde. Het klinkt voornamer dan dat het is, want een daghuurder die aan de voorwaarden voldeed, was net zo goed geërfde als de grootste boeren in de buurt.

[103] Evert werd op 20 februari 1785 in Rheden gedoopt.

[104] Jantje werd op 17 februari 1805 in Ede gedoopt.

[105] Van Jantje is geen exacte plaats van overlijden bekend, zij overleed in haar laatste woonplaats “onder Ede” (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Haar laatste adres (Doesburg 421) is hetzelfde als het laatste adres van Aart, zo blijkt uit het gereconstrueerde bevolkingsregister van Ede. Ook zij zal dus, net als hij, zijn overleden aan de “Fransche Steeg”.

[106] Aart sloot op 24 april 1843 een lening af bij Catharina Klasing, weduwe van Johann Hartmann Kitz. In onderpand geeft hij een huis en enige landerijen te Ede (Fischer, Notaris J.Ch., 1845). Uit zijn memorie van successie blijkt dat Aart aan de “Fransche Steeg” onder Ede woonde, waar hij een boerderijtje bezat (Memories van Successie (Gelderland), 1818-1927). Hieronder de aankondiging van de verkoop van het boerderijtje van Aart (Barneveldsche Courant, 1885).

1885_november_00000138(Afbeelding 32)

Aart wordt ook nog genoemd op 16 februari 1892. Hij liet toen een openbare verkoop houden van roerende goederen ten sterfhuize van zijn zoon Frans Lam aan de Nieuweweg bij de school in Ederveen (Wilbrink, Notaris G.J., 1892).

[107] Wanneer je in het buurtschap grond bezat, weliswaar van een bepaalde omvang, werd je geërfde. Het klinkt voornamer dan dat het is, want een daghuurder die aan de voorwaarden voldeed, was net zo goed geërfde als de grootste boeren in de buurt.

De grond die Aart bezat kwam eerder toe aan zijn vader Frans Lam. Waarschijnlijk heeft Aart in 1843 een hypotheek afgesloten om zijn mede-erfgenamen uit te kopen en zo het gehele bezit van zijn vader in eigen bezit te krijgen. Later kocht hij er nog een aantal andere percelen bij (Historisch Kadaster Ede, 2016).

[108] Aart volgde op 20 april 1831 zijn vader Frans Fransen op als buurtscheuter (handhaver van de plaatselijke verordeningen die door de geërfden werden gemaakt) (Buurtboek Doesburg, 1758-1854).

[109] In 1855 wordt Aart in het buurtboek genoemd als pachter van de Franschesteeg (Buurtboek Doesburg, 1758-1854).

[110] Aart werd op 15 juni 1806 in Ede gedoopt.

[111] Maasje werd op 13 januari 1811 in Ede gedoopt.

[112] Jacob bezat in Otterlo een aantal percelen grond in de Pampeld (Otterlo/ Sectie B): Het eerste perceel betreft een huis en erf. De andere twee percelen zijn heidegrond. Alles bij elkaar bij zijn de percelen ruim een bunder groot. De percelen heide waren voorheen eigendom van “de Geërfdens van Otterlo”, het huis en erf kocht Jacob op 13 mei 1851 van Hendrina Meulenkamp en consorten. In het kadastraal dienstjaar 1856 verkocht Jacob al zijn onroerend goed aan Evert Mulder (Historisch Kadaster Ede, 2016). Het zal ook in die periode geweest zijn dat hij naar Schaarsbergen vertrok.

[113] Uit een formulier voor huwelijkstoestemming, een toevoeging op de huwelijksakte, blijkt dat Jacob als schutter in dienst was bij de “1e Afdeeling Geldersche Schutterij, 2e Bataillon”. Jacob kreeg van de commandant toestemming om te trouwen.

Jan dient zich echter wel te realiseren dat hij hiermee geen toestemming krijgt voor ontslag uit de “schutterlijkendienst” wanneer er kinderen uit dit huwelijk worden geboren. Ook mag het onderhoud van eventuele kinderen niet ten laste van het bataljon komen. De schutterij was een semimilitaire organisatie die in oorlogstijd kon worden gemobiliseerd en kon worden ingezet naast de reguliere strijdkrachten.

[114] Jacob werd op 20 november 1806 in Otterlo gedoopt.

[115] Maasje werd op 26 februari 1784 ingeschreven in het lidmatenregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Amsterdam. Zij woonde op de Oude Turfmarkt en zij kwam als lidmaat in met attestatie van de kerk van Utrecht.

Maasje kreeg twee kinderen:

  • Maria, dochter van Hendrik Engelberts en Maasjen Otterloo, gedoopt op 24 juli 1785 in de Oosterkerk, onder getuige van haar grootouders: Wijnand Engelberts en Maria van Dalen.
  • Wijnand, zoon van Hendrik Engelberts en Maasje Otterloo, gedoopt op 20 augustus 1786 in de Oosterkerk, onder getuige van zijn oom en tante uit Wekerom: Willem Otten en Aaltjen Otten.

Engelberts-Otten(Afbeelding 33)

[116] Inschrijving in het begraafregister van Amsterdam (St. Anthonis Kerkhof): “31 Oct: Maasje Otterloo Huysv Hendrik Engelberts | 2k(inderen) | Hoogte van de Kadijk”.

Matthijs Meijerink gaf op 27 oktober 1786 het overlijden van Maasje aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden: “Octb: 27 Matthijs Meijerink V Maasje Otterloo | 24 j | keelz (keelziekte)”.

[117] Inschrijving in het ondertrouwregister van Amsterdam (Kerk) (3 december 1784): “Hendrik Engelberts, van Amsterdam Gerefor wede van Elisabeth Langkamp op de Cadijk (met) Maasje Otterloo, van Amsterdam Gerefor: oud 23 Jaar woont als voorn ouders doot Geadstr met Gerrit de Graaf, aan de Scherbiersluijs”. Ondertekent door “Hendrik Engelberts” en “maasien otterlo”.

Naamloos(Afbeelding 34)

[118] Hendrick, woonachtig op de “Hoogte v: de Kadijk” werd op 23 februari 1780, na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, ingeschreven in het lidmatenregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Amsterdam. Uit dit register blijkt dat Hendrick op 18 december 1788 attestatie werd verleend vanwege vertrek naar Vreeland.

Op 4 mei 1796 werd door ds. Gibbon te Vreeland een attestatiebrief afgegeven op naam van Hendrik en Leijsje vanwege hun vertrek naar Loenen (Ut.). Op 5 juni dat jaar werden zij daar in het lidmatenregister ingeschreven. Zes jaar na dato werd aan Hendrik en Leijsje, op 18 november 1802, attest verleend wegens vertrek naar Gouda.

Zij vestigden zich in Gouda aan het Jaagpad, zo blijkt uit het lidmatenregister van de plaatselijke (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk. In 1810 worden Hendrik en Leijsje genoemd in de lidmatenregisters van Kralingen, al lijkt het erop dat de naam van Hendrick op een later moment werd bijgeschreven in de lijst. Dat laatste klopt wel, want uit de registers van Gouda blijkt dat Hendrik en Leijsje op 12 juni 1818 vertrokken naar Rotterdam.

In 1813 was Hendrik aanwezig bij een voogdbenoeming voor het vredegerecht in Gouda. In de akte wordt aangetekend dat hij werkzaam was bij de katoendrukkerij buiten de Potterspoort en dat hij woonachtig was aan het Jaagpad (Vredegerecht Gouda, 1813). Toen hij in 1816 weer voor het gerecht kwam inzake een familiezaak, werd opnieuw bij hem aangetekend dat hij werkzaam was bij de katoendrukkerij (Vredegerecht Gouda, 1816).

Een tastbare herinnering aan Hendrik vinden we in de voormalige drukzaal van de oude katoendrukkerij in Kralingen die destijds de naam “Non Plus Ultra” droeg en waar Hendrik als katoendrukker werkzaam was (Wiersum, dr. E. & Sillevoldt, J. van, 1921). Hendrik was de dichter van een kreupelrijmpje dat daar werd vastgelegd: “1833-1834. Het werk begon met vlugge vaart, Zooals men ’t nimmer zag, Reeds van den negentienden Maart Tot Louwmaands derden dag. Engelberts.

Hendrik werd door drie van zijn dochters (Grietje, Maria en Harmijntje) volledig vernoemd. Met volledig bedoel ik dat drie van zijn kleinzoons de voornamen Hendrik Engelberts meekregen: Hendrik Engelberts Ivens (1834-1837), Hendrik Engelberts Besselaar (1836-1837) en Hendrik Engelberts Roodkerk (1830-1870).

[119] Hendrick trouwde eerder op 19 juni 1781 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Liesebet (Lisabeth/ Elisabeth) Lankamp (Langkamp/ Bankkamp), gedoopt op 14 november 1755 in Amsterdam (Westerkerk), dochter van Barent Lankamp (Lancamp/ Langkamp/ Bankkamp) (afkomstig uit Groningen) en Johanna Coenrat (Coenraad(s)) (afkomstig uit Ellecom (Rheden)).

Inschrijving in het ondertrouwregister van Amsterdam (1 juni 1781): “Hendrik Engelberts van Amst gereformeert Oud 20 Jaren Op de Cadijk geadst met sijn vader Wijnand Egberts (met) Elisabeth Lankamp, van Amst Gerefor oud 25 Jaren woont als voorn Geadst met haar vader Barend Lankamp. Ondertekent door “hendrik Engelberts” en “Lisabet Lankamp”.

Liesebet overleed in Amsterdam (“in de Laagte van de Cadijk”) en werd op 24 januari 1782 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof). Inschrijving in het begraafregister van Amsterdam (St. Anthonis Kerkhof): “24 Lisabeth Lankamp H(uisvrouw) van Henderik Engelberts … 1k(ind) | on de Laagte van de Cadijk”.

Mietje Andreve gaf op 22 januari 1782 het overlijden van Liesebet aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden: “Mietje Andreve v. Elisabeth Lankamp | 26j | kraamv(rouw)”.


Hendrick trouwde later op 2 mei 1790 in Vreeland met Leijsje van den Broek, geboren in Nieuwersluis aan de Vecht (“Nieuwe sluis aan de Vegt”), gedoopt op 4 juni 1769 in Loenen aan de Vecht, dochter van Jacob van den Broek (in de overlijdensakte van Leijsje wordt hij Barend genoemd) en Grietje de Ru (Ruu/ Rue).

Inschrijving in het huwelijksregister: “Den 2 Maij – Hendrik Engelberts, Laatst weduwnaar van Maasje Otterloo, Geboortig van Amsteldam en woonende te Vreeland; Met Lijsje van den Broek J:D: Geboortig van de NieuwerSluis, en woonende te Vreeland.”

Leijsje is overleden op 15 augustus 1855 in Rotterdam (“Schiedamschendijk 3-66”). Aangever van haar overlijden was haar schoonzoon Fredrik Adolph Roodkerk. Hij woonde op hetzelfde adres als waar Lijsje overleed. Het is niet onwaarschijnlijk dat zij bij hen in huis woonde.

[120] De doopgetuigen waren Gerret Cossier en Maria Engelberts.


4 Bronnenlijst (Inleiding)


De data in deze publicatie die dateren van voor invoering van de Burgerlijke Stand (1811) zijn ontleend aan de doop-, trouw-, begraaf- en lidmaten-registers (DTBL) van de kerkelijke gemeente waar de persoon werd geboren (en/ of gedoopt), trouwde (en/ of in ondertrouw ging) of overleed (en/ of begraven werd). De data na 1811 (geboorten tot plm. 1915, huwelijken tot plm. 1940 en overlijden tot plm. 1960) zijn ontleend aan de plaatselijke registers van de Burgerlijke Stand (BS). Recentere data zijn ontleend aan de plaatselijke bevolkingsregisters, registers van begraafplaatsen en familieadvertenties.

Tot 1811 werden de bevolkingsadministraties niet door de gemeente bijgehouden, maar door de kerken. Er zijn wel uitzonderingen te noemen, er zijn ook steden bekend waar wel stadsregisters werden bijgehouden. In dat geval dienden de kerken periodiek afschriften uit de doop-, trouw- en begraafregisters aan te leveren aan het gemeente- of stadsbestuur. Uiteraard waren er ook mensen die niet aangesloten waren bij een kerk, zij konden dan vaak trouwen voor het stadsbestuur.

Voor wat betreft de bronvermelding als het gaat om deze data het volgende: Wanneer iemand bijvoorbeeld in Ede is geboren of werd gedoopt, dan is de inschrijving in het kerkregister of de Burgerlijke Stand van Ede terug te vinden. Dit is dan ook de feitelijke bronvermelding. Er is verder geen specifieke bronvermelding opgenomen voor deze data in deze publicatie. De data in deze publicatie zijn zoveel als mogelijk gecontroleerd in de originele bronnen. In de meeste gevallen heb ik de data voor deze publicatie in de gemeente- streek- provinciale- en rijks-archieven geraadpleegd. Een overzicht van archiefinstellingen en registers kunt u hier vinden.

Daarnaast groeit ook de beschikbare data op internet. In de afgelopen jaren hebben veel archiefdiensten indexen op de doop-, trouw-, begraaf- en lidmatenregisters (DTBL) en Burgerlijke Stand (BS) registers online gepubliceerd. Via deze indexen is het heel eenvoudig om verder te zoeken naar de originele akten. Daarnaast hebben inmiddels ook veel lokale en regionale archiefdiensten akten gedigitaliseerd en online beschikbaar gesteld, wat maakt dat je als onderzoeker in veel gevallen de deur niet meer uit hoeft.

De grootste online database met originele DTBL en BS registers is door de mormonen (De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen) online beschikbaar gesteld op de website familysearch.org. Deze digitale bronnen zijn goed toegankelijk gemaakt door de beheerders en vrijwilligers van de website zoekakten.nl (voorheen Genver).

Bij alle aanvullende informatie, zijnde geen informatie uit de Burgerlijke Stand (BS) of de doop-, trouw-, begraaf- en lidmaten-registers (DTBL), is zoveel als mogelijk de titel van het brondocument vermeld. Deze documenten zijn vervolgens weer terug te vinden in de plaatselijke archieven, de regionale- en streekarchieven, de provinciale archieven en de landelijke archieven. Dergelijke verwijzingen zijn een voorbeeld van verwijzingen die terug zijn te vinden in het laatste onderdeel van dit onderdeel van deze publicatie.

Tot slot: Veel genealogen publiceren hun eigen onderzoeksresultaten op internet. Dit is natuurlijk ook een grote bron van informatie. Wanneer ik daaraan informatie heb ontleend, dan heb ik dit specifiek benoemd in de bronverwijzing.


4.1 Bronnenlijst (Afbeeldingen)


  • (Afbeelding 1). Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom. (1418-1812). Vermelding in het “Protocol van opdrachten en verbanden, 1675-1733: Vermelding van Ot Gerritsen en Gerrit, Gijsbert, Willem en Rijck Otten. Arnhem: Gelders Archief (0203) (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 2). Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom. (1418-1812). Vermelding in het “Protocol van opdrachten en verbanden, 1675-1733” (0203): Vermelding van Gerrit Otten. Arnhem: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 3). Register Volkstelling. (1749). Deze lijst is opgemaakt in het kader van de volkstelling die dat jaar was uitgeschreven door de Staten van de Veluwe in het kader van de belastingheffing. Deze volkstelling was een voorloper van de huidige bevolkingsregistratie. Vermelding van Rijk, Willem en Gijsbert.  Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • (Afbeelding 4). Foto. (1896). Jan Willem Otten (1878-1960). Ede: G.M. Engelen- van Voorst.
  • (Afbeelding 5). Foto. (ca. 1910). Maria van de Bospoort (1881-1925). Ede: G.M. Engelen- van Voorst.
  • (Afbeelding 6). Foto. (ca. 1930). Jan Willem Otten (1878-1960) en Elizabeth van Voorst (1884-1951). Ede: G. Otten.
  • (Afbeelding 7). Foto. (1931, juni). Trouwfoto Geurtje Otten en Dirk van Voorst. Ede: M. Wagensveld- van Voorst.
  • (Afbeelding 8). Overlijdensregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1766, december 17). Inschrijving Rijk Otten. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 9). Trouwregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1723, december 9). Inschrijving Rijk Otte en Aaltje Gijsberts. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 10). Doopregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1727, november 2). Inschrijving Otto Rijksen. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 11). Overlijdensregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1765, januari 26). Inschrijving Otto Rijksen. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 12). Trouwregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1756, juni 20). Inschrijving Oth Rijksze en Teunisje Willemsze. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 13). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. (1811, mei 13). Notaris C.J. van Dedem: Registratie van een hypotheek ten laste van Willem Otten en Maria Riks: Handtekening Willem Otten. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • (Afbeelding 14). Doopregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1759, november 11). Inschrijving Willem Otten. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 15). Overlijdensregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1811, november 18). Inschrijving Willem Otten. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 16). Trouwregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1793, mei 19). Inschrijving Willem Otten en Maria Rijkse. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 17). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. (1845, november 15). Notaris J.Ch. Fischer: Verkoop onroerend goed door Rik Otten. Handtekening Rik Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • (Afbeelding 18). Doopregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Ede. (1798, augustus 26). Inschrijving Rik Willemsen. Ede: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • (Afbeelding 19). Barneveldsche Courant: Veluwsch Nieuws- & Advertentieblad. (1884). Vermelding een erfhuis ten huize van Gerrit Otten op Westeneng in Harskamp (Otterlo-Westeneng) onder Otterlo. Barneveld: G.W. Boonstra (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • (Afbeelding 20). Barneveldsche Courant: Veluwsch Nieuws- & Advertentieblad. (1884). Vermelding een erfhuis ten huize van wijlen Jan van Butselaar op den Oudendijk in Harskamp (Otterlo-Westeneng) onder Otterlo. Barneveld: G.W. Boonstra (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • (Afbeelding 21). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. (1885, februari 4). Notaris G.J. Wilbrink: Definitieve toewijzing en ophouding van het boerenplaatsje den Oudendijk te Harskamp, een perceel bouw- en weiland te Harskamp en enkele gronden van de Buurt van Harskamp door de erven van Jan van Butselaar te Harskamp. Handtekening Gerrit Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • (Afbeelding 22). Ede op de kaart. (2017, april 6). Bonnekaarten, de eerste Nederlandse militaire stafkaarten, 1850-1900. Detail kaart Otterlo-Westeneng. Ede: Ede op de kaart (www.edeopdekaart.nl).
  • (Afbeelding 23). Barneveldsche Courant: Veluwsch Nieuws- & Advertentieblad. (1885). Roggeverkoop voor o.a. de erven Jan van Butselaar en de weduwe van Gerrit Otten. Barneveld: G.W. Boonstra (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • (Afbeelding 24). Foto. (2017, februari 22). Boerderij “den Oudendijk”. Otterlo-Westeneng: Eigen collectie (foto gemaakt met toestemming van mw. Termaten).
  • (Afbeelding 25). Rouwbrief. (2021, april 27). Rouwbrief Jan Otten. Ede: Familie van Voorst-Otten.
  • (Afbeelding 26). Foto. (ca. 1935). Boerderij aan de Maanderdijk. Ede-Maanen: G.M. Engelen- van Voorst.
  • (Afbeelding 27). Foto. (ca. 1930). Jan Willem Otten (1878-1960). Ede: M. Wagensveld- van Voorst.
  • (Afbeelding 28). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. (1931, juli 28). Notaris R. Dinger: Registratie van een hypotheek ten laste van Jan Willem Otten. Handtekening Jan Willem Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • (Afbeelding 29). Edesche Courant. (1960, augustus 23). Artikel m.b.t. het ongeval van Jan W. Otten (1878-1960). Ede: Drukkerij Frouws.
  • (Afbeelding 30). Foto. (ca. 1940). Elizabeth van Voorst (1884-1951). Ede: G.M. Engelen- van Voorst.
  • (Afbeelding 31). Foto. (ca. 1941). Gijsbertje Otten (1883-1970). Ede: G.M. Engelen- van Voorst.
  • (Afbeelding 32). Barneveldsche Courant: Veluwsch Nieuws- & Advertentieblad. (1885). Vermelding de verkoop van het huis van Aart Lam in Doesburg onder Ede. Barneveld: G.W. Boonstra (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • (Afbeelding 33). Doopregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Amsterdam (Oosterkerk). (1786, augustus 20). Inschrijving Wijnand Engelberts. Amsterdam: Stadsarchief (www.gaa.nl).
  • (Afbeelding 34). Ondertrouwregister Amsterdam (Kerk). (1784, december 3). Inschrijving Hendrik Engelberts en Maasje Otterloo. Amsterdam: Stadsarchief (www.gaa.nl).

4.2 Bronnenlijst (Algemene bronnen)


  • Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenregisters (DTBL). (ca. 1550-1811). De bevolkingsadministratie voor de invoering van de Burgerlijke Stand (1811). Genealogische data van voor de invoering van de burgerlijke stand zijn voornamelijk ontleend aan de plaatselijke Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenregisters. De kerkelijke bevolkingsadministratie had, voor de invoering van de Burgerlijke Stand (1811), dus ook de publieke functie van bevolkingsadministratie. De data is afkomstig uit de registers van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk, tenzij anders vermeld. Diverse archiefinstellingen.
  • Burgerlijke Stand (BS). (1811- ca. 1960). De bevolkingsadministratie na de invoering van de Burgerlijke Stand (1811). Genealogische data van na de invoering van de Burgerlijke Stand zijn ontleend aan de plaatselijke. Geboorte-, Huwelijks- en Overlijdensregistraties. Na de invoering van de Burgerlijke Stand is de kerk haar publieke taak kwijt geraakt. Diverse archiefinstellingen.
  • Bevolkingsregisters (BR) en hun voorgangers. (ca. 1749-1940). Genealogische data uit, onder andere, volkstellingsregisters, bevolkingsregisters, archiefkaarten en persoonskaarten. Diverse archiefinstellingen.
  • Overige bronnen. (1920-2016). Genealogische data. Gegevens van de Burgerlijke Stand worden resp. na 50 (overlijdensakten), 75 (huwelijksakten) en 100 (geboorteakten) jaar openbaar. Latere data zijn o.a. ontleend aan plaatselijke bevolkingsregisters, familieadvertenties, persoonskaarten (CBG) en registers van begraafplaatsen. Deze data zijn afkomstig van diverse particuliere websites en van verschillende archiefinstellingen. Diverse (archief)instellingen.

4.3 Bronnenlijst (Specifieke bronnen)


  • Adresboek voor de gemeente Ede. (1916-1917). Omvattende de dorpen: Ede, Bennekom, Lunteren, Geldersch-Veenendaal en Otterlo. Benevens eene lijst van de voornaamste vereenigingen en corporaties in de gemeente Ede. Ede: J. Frouws (Bibliotheek gemeentearchief Ede).
  • Adresboek der gemeente Ede. (1928). Deel 3. Bevattende de namen der inwoners van Ede, Bennekom, Lunteren, Geldersch-Veenendaal en Otterlo, benevens de namen en adressen van de bestuursleden der verschillende vereenigingen, enz. Bewerkt naar officiële gegevens per 1 juni 1928. Ede: J. Frouws (Bibliotheek gemeentearchief Ede).
  • Adresboek der gemeente Ede. (1951). Bevattende de namen der inwoners van Ede, Bennekom, Lunteren, Ederveen, Harskamp, Otterlo en Geldersch Veenendaal benevens de namen en adressen van de bestuursleden der verschillende vereenigingen, enz. Bewerkt naar officiële gegevens juli 1951. Ede: N.V. Drukkerij en Uitgeverij v/h J. Frouws.
  • Archief van de gemeentepolitie Ede, (1914-1994). Dagrapporten betreffende de gebeurtenissen binnen de gemeente Ede (1947-1992): Dagrapport d.d. 21 augustus 1960. Verslag van het dodelijke ongeval van J.W. Otten. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Arnhemsche Courant. (1899, juli 7). 86e jaargang. No. 3991. p2. Brand in Harskamp. Arnhem: C.A. Thieme (Gedigitaliseerd door de Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl)).
  • Bakkersgilde Arnhem. (1773-1784 en 1789). 2001 Gasthuizen en gilden in Arnhem. Inventaris. 2. Gilden, schutterijen en vendels. 2.04. Bakkers- en brouwersgilde. 2.04.1. Het gilde in het algemeen. Lijst van de namen der bakkers te Arnhem met opgave van de door hen gebruikte merken, 1773-1784 en 1789. 1 deel. N.B. Deze lijst werd als uitvloeisel van het reglement, door den magistraat gearresteerd op 13 Februari 1775, opgemaakt; een nieuwe lijst werd in 1789 vervaardigd. Arnhem: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • Barneveldsche Courant (1885). Veluwsch Nieuws- & Advertentieblad. Vermelding van de verkoop van rogge door de erven G. Otten en de Erven J. van Butselaar in Harskamp onder Otterlo. Barneveld: G.W. Boonstra (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • Barneveldsche Courant (1927). Officieel orgaan voor de gemeente Barneveld. Vermelding van de verkoop van hakhout door J.W. Otten o.h. Laarderbosch. Barneveld: Bijlsma en Heine (ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl)).
  • Belasting op het Gemaal. (1825-1828). Belasting op het gemaal hield zoveel in dat er belasting werd geheven op het gemaal. Dit was het gewas dat aan de plaatselijke molenaar werd aangeboden ter bewerking). Gemeentearchief Barneveld (www.barneveld.nl/ gemeentearchief).
  • Belasting voor het Veefonds. (1827-1829). Deze belasting was feitelijk een verzekering. Mocht er een besmettelijke ziekte uitbreken onder het vee, dan kregen de veehouders uit dit fonds een financiële compensatie voor de geleden schade. Gemeentearchief Barneveld (www.barneveld.nl/ gemeentearchief).
  • Belastingkohieren Gemeente Ede. (1818-1931). Belastingkohieren Gemeente Ede. Klassificatierollen voor de personele omslag (1818-1825 en 1829-1851); Kohieren van de hoofdelijke omsla, (1852-1902); Kohieren van de plaatselijke directe belastingen naar het inkomen (1903-1921); Kohieren van de rijksinkomstenbelasting, daarbij inbegrepen de verdedigingsbelasting en de gemeentelijke inkomstenbelasting (1923-1931). Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
    • Ter aanvulling op de data uit deze bron: Voor wat betreft Rik, Gerrit en Jan Willem Otten zijn de adressen en huisnummers van de panden die zij bewoonden (Wekerom 251, boerderij “Westeneng” in Harskamp en boerderij “den Oudendijk” in Harskamp) ontleend aan de belastingkohieren van de gemeente Ede (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931). Het adres van “het Laarderbosch” is ontleend aan een adresboek van de gemeente Ede (Adresboek der gemeente Ede, 1928). Verdere huisnummers zijn ontleend aan de betreffende akten of het gereconstrueerde bevolkingsregister van de gemeente Ede. Het bevolkingsregister is, omdat het een reconstructie betreft, niet altijd even betrouwbaar. Deze nummers die worden genoemd moeten dan ook worden gezien als een handreiking voor nader onderzoek. Recente adressen zijn ontleend aan allerhande familieberichten etc.
  • Beek, G. van, (2017, februari 22). Gerritje Otten (1912-1968). E-mail met de aanvulling van de huwelijksdatum Gerritje Otten en Cornelis van Harskamp.
  • Belasting op het gemaal. (1829). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 1866. Journalen van ontvangst van het verschuldigde in de accijns op het gemaal over de jaren 1828 en 1829, 1828-1829. 2 katernen en 1 omslag. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Bevolkingsregister Barneveld. (1827). Vermelding in het Bevolkingsregister van Barneveld van het jaar 1827. In het gemeentearchief bevindt zich een boekje waarin de huisnummers en bewoners uit 1827 zijn vermeld. Het werd hoogstwaarschijnlijk samengesteld door Hendrik Bouwheer (1842-1909), gemeentebode en dorpshistoricus. Dit boekje is opgemaakt aan de hand van een bevolkingsregister uit de periode 1827-1832 en kan als het eerste ‘ bevolkingsregister’ worden beschouwd. Gemeentearchief Barneveld (www.barneveld.nl/ gemeentearchief).
  • Bevolkingsregister Ede (Reconstructie). (plm. 1780-1940) Gereconstrueerd bevolkingsregister waarop personen staan, geboren voor 1811 en in 1850 nog in de gemeente Ede verblijvend en Gereconstrueerd bevolkingsregister waarop personen staan, die gedurende de periode 1850-1940 in de gemeente verbleven. Het originele bevolkingsregister van Ede is in 1942 door brand vernietigd. Direct na de Tweede Wereldoorlog is er een reconstructie gemaakt aan de hand van de toen nog aanwezige bronnen. Dit gereconstrueerde bevolkingsregister tot 1940 is helemaal openbaar en in te zien in de studiezaal. De informatie uit de persoonskaarten van mensen geboren tot en met 1913 is digitaal te doorzoeken. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
    • Ter aanvulling op de data uit deze bron: Voor wat betreft Rik, Gerrit en Jan Willem Otten zijn de adressen en huisnummers van de panden die zij bewoonden (Wekerom 251, boerderij “Westeneng” in Harskamp en boerderij “den Oudendijk” in Harskamp) ontleend aan de belastingkohieren van de gemeente Ede (Belastingkohieren Gemeente Ede, 1818-1931). Het adres van “het Laarderbosch” is ontleend aan een adresboek van de gemeente Ede (Adresboek der gemeente Ede, 1928). Verdere huisnummers zijn ontleend aan de betreffende akten of het gereconstrueerde bevolkingsregister van de gemeente Ede. Het bevolkingsregister is, omdat het een reconstructie betreft, niet altijd even betrouwbaar. Deze nummers die worden genoemd moeten dan ook worden gezien als een handreiking voor nader onderzoek. Recente adressen zijn ontleend aan allerhande familieberichten etc.
  • Bok, Notaris A.J. (1920, januari 6). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Aankoop onroerend goed door Teunis Pater Janszoon en Gijsje Otten. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Bok, Notaris A.J. (1920, maart 10). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Teunis Pater Janszoon en Gijsje Otten. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Bok, Notaris A.J. (1921, april 15). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Teunis Pater Janszoon en Gijsbertha Otten. ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Bok, Notaris A.J. (1923, november 30). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Derk Otten. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Bok, Notaris A.J. (1923, augustus 2). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Aankoop onroerend goed door Derk Otten. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Brès, Guido de. (1561). De Nederlandse Geloofsbelijdenis.
  • Buurtboek Doesburg. (1685-1911). Vermelding in het “Buurtboek van de buurtschap Doesburg”. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Buurtboek Harskamp, Westeneng en Westerhuis. (1618-1883). Vermelding in het “Buurtboek van de buurtschap Harskamp, Westeneng en Westerhuis”. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Buurtboek Wekerom, De (Hoge en Lage) Valk en Eschoten. (1758-1854). Vermelding in het “Buurboek van de buurschappen Weekerom Eschooten de Hooge en Laage Valk”. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Cedulle van de impost van het geslacht, gemaal, hoorn-, morgen- en zoutgeld (1705-1706). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 77. Cedul van te betalen bedragen in de impost van het geslacht, gemaal, hoorn-, morgen- en zoutgeld, 1 juli 1705-30 juni 1706. 1 omslag. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Cedulle van de impost op de vijf speciën (1705-1750). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 79. Cedullen, borderellen, afrekeningen en enkele andere stukken betreffende het middel op de vijf speciën, 1705-1708, 1748-1750 en z.j.. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Cedulle van de impost op het capitale zoutgeld (1748-1749). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 83. Cedullen, borderellen en afrekening met betrekking tot de impost van het capitale zoutgeld, 1748-1749. 1 omslag. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Cedulle van de impost op het bier (1748-1749). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 84. Cedullen en borderellen betreffende de aanslag in de impost op de bieren, alsmede een bewijs van afdracht van het ingevorderde bedrag aan de ontvanger-generaal van de Veluwe, 1 juli 1748-30 juni 1949. 1 omslag. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Cedulle van de bruik- of haafschatting (1698-1771). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 114-120. Cedullen van hetgeen in de bruik- of haafschatting moet worden betaald, 1698, 1708, 1761, 1768 en 1771. 7 delen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • CBG|Familienamen. (2016, juni 8). Nederlandse FamilienamenBank (NFB). In de Nederlandse FamilienamenBank zijn meer dan 320.000 familienamen opgenomen. Bij deze namen vindt men het aantal naamdragers volgens de Gemeentelijke Basisadministratie van 2007 en de volkstelling van 1947 in verspreidingskaarten getoond. ‘s-Gravenhage, ZH, NL: CBG (Centraal Bureau voor Genealogie) | Centrum voor familiegeschiedenis (Voorheen Meertens Instituut (http://www.meertens.knaw.nl/)).
  • De Telegraaf. (1899, juli 4). 7e jaargang. No. 2377. p2. Brand in Harskamp. Amsterdam: Dagblad de Telegraaf (Gedigitaliseerd door de Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl)).
  • De Tijd. (1899, juli 6). No. 15779. p6. Brand in Harskamp. ‘s-Hertogenbosch: Gebr. Verhoeven (Gedigitaliseerd door de Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl)).
  • Dedem, Notaris C.J. van. (1811, mei 13). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Willem Otten en Maria Riks. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dedem, Notaris C.J. van. (1813, mei 18). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Boedelinventarisatie van wijlen Willem Otten. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1906, mei 30). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelscheiding. Boedelscheiding tussen de erven van Cornelis van Beek en Maartje Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1909, februari 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Aankoop van “de Koeweide” te Harskamp door Jan Otten te Barneveld. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1919, september 17). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Jannetje van den Berg. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1926, januari 26). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelscheiding. Boedelscheiding tussen Jan Willem Otten en zijn kinderen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1926, maart 26). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Jan Willem Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Dinger, Notaris R. (1931, juli 28). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Jan Willem Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Ellis Island Records. (2016). New York Passenger Arrival Lists (Ellis Island). New York: The Statue of Liberty – Ellis Island Foundation Inc. (www.libertyellisfoundation.org).
  • Elsevier, Notaris I.J., (1815, mei 13). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend door Jan Willemsen (van) Zandbergen en zijn kinderen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Elsevier, Notaris I.J., (1815, mei 27). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Kwitantie. Kwitantie als bewijs van de terugbetaling van een lening door Jan Willemsen en wijlen Jantje Willemsen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Evertse, E., Hartman, B., & Nieuwenhuis, M. (1991, januari). Het Geslacht Zandbergen. Uit het leven van Jan Hendrik en Metje: hun voor- en hun nageslacht. Ruinen: Drukkerij Bariet (Uitgave in eigen beheer).
  • FamilySearch. (2016, december 11). URL: familysearch.org. Database van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (Mormonen). Salt Lake City, UT, USA: The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints (LDS).
  • Feuille politique du département de l’Issel-supérieur (Staatkundig dagblad van het departement van den Boven-IJssel). (1813, september 20). Vermelding Egbert van den Berg. ‘s-Gravenhage: Koninklijke Bibliotheek (www.delpher.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1819, juni 1). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door de erven Jan Willemsen (van) Zandbergen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.C. (1820, oktober 25). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Akte van bekendheid. Verklaring m.b.t. o.a. Hendrik Wolbersen en Aalbertje Wolbersen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1822, april 8). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Uitkoop. Jan Jansen Schut koopt de mede-erfgenamen van zijn vrouw Trijntje Barten Loois uit. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1822, augustus 3). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelscheiding. Boedelscheiding door de erven van Jacob Barten Loois. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1823, april 9). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door de erven Heijmen Bouw. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1824, februari 21). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelscheiding. Scheiding van de boedel van wijlen Jacob Janssen en diens weduwe Derkje Gerrits. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1829, mei 7). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop roerende goederen. Verkoop roerende goederen door Dirkje Gerrits, weduwe van Jacob Jansen onder Otterlo. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1831, februari 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerende goederen door Wijmpje Folmer, weduwe van Gerrit Dirksen van Hal, en haar kinderen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1835, januari 20). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Evert Vos. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1835, januari 20). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Aaltje Otten. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1836, mei 12). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Maria Riksen Beek. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.C. (1841, augustus 24). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerende goederen door de erven Willem Otten en Maria Riksen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.C. (1841, september 7). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop roerende goederen. Verkoop van bomen door Rik Otten te Wekerom. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1843, april 24). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Aart Lam. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1845, mei 11). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Maas van Zandbergen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1845, september 9). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van een lening ten laste van Aalbertje Hendriks, weduwe Willem Zandbergen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1845, november 15). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Rik Otten. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1847, november 10). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Hendrik van Zandbergen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Fischer, Notaris J.Ch., (1849, maart 3). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Jan Hendrik Schut. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Graftombe. (2016, december 10). URL: www.graftombe.nl. Database met Nederlandse grafmonumenten. NL: Graftombe.nl.
  • Gelders Archief. (2016, december 11). URL: www.geldersarchief.nl. (Digitale) Toegang op historische data uit de provincie Gelderland. Arnhem, GE., NL: Gelders Archief.
  • Gemeentearchief Barneveld. (2016, december 11). URL: barneveld.nl/ gemeentearchief. Historische data uit de gemeente Barneveld. Barneveld, GE, NL: Gemeente Barneveld.
  • Gemeentearchief Ede. (2016, december 11). URL: www.ede.nl/ gemeente/ gemeentearchief. Historische data uit de gemeente Ede. Ede, GE, NL: Gemeente Ede.
  • Ham, Notaris J.H.Th.W. van den. (1865, mei 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelscheiding. Boedelscheiding tussen Evert Vos en zijn zoons Willem en Otto. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Hartgers, J.G. Reconstructie van huisnummers binnen de gemeente Ede (1818-1962). Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Het Utrechts Archief. (2016, december 11). URL: www.hetutrechtsarchief.nl. Het Utrechts Archief bewaart de geschiedenis van de provincie en de stad Utrecht. In onze collectie vindt u meer dan 29 kilometer archief en ruim een half miljoen foto’s, films, tekeningen, prenten en kaarten. Utrecht, UT, NL: Het Utrechts Archief.
  • Heuven, Notaris D. van. (1886, december 30). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van een hypotheek ten laste van Evert Blotenburg. ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Heuven, Notaris D. van. (1894, januari 30). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Verkoop roerend goed door Evert Blotenburg. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Heuven, Notaris D. van. (1894, juni 14). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Aankoop onroerend goed door Evert Blotenburg. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Heuven, Notaris D. van. (1894, juli 12). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van een hypotheek ten laste van Evert Blotenburg. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Heyst, Notaris H.P. (1866, april 6). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Evert (de) Vos. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Historisch Kadaster Ede. (2004, juli 29). Kadastrale Legger (1832 – 1970). NB: Deze data is inmiddels (2016) ook digitaal raadpleegbaar op de website www.archieval.nl. Inschrijving van Jan Willem Otten (Otterlo Legger No. 1196). Otterlo: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Historisch Kadaster Ede. (2016). Kadastrale Legger (1832-1970). In Archieval vindt u historische kadastrale gegevens van de Gemeente Ede over de periode 1832-1967. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
    • Ter aanvulling op de data in deze bron: In de registers van het kadaster wordt de term “dienstjaar” gebruikt. Hiermee bedoelt men het jaar waarin de nieuwe belastingplichtige voor het eerst moest worden belast. Derhalve kan de feitelijke datum van de wijziging waarop de aantekening betrekking heeft, bijvoorbeeld de aankoop van het perceel, in het genoemde kadastraal dienstjaar dan al wel een jaar oud zijn.
  • Hofman, P. (1998, november 28). Het Kerspel Otterlo. Schets van een veluwse dorpsgemeenschap in de Bataafs- Franse tijd 1795-1813. Druk: Ede, Drukkerij Permar. Uitgave: Gemeente Ede.
  • Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). (2016, december 10). The IISH List of Datafiles of Historical Prices and Wages. Comparing the purchasing power of the guilder from 1450 to any other year. Amsterdam: http://www.iisg.nl/hpw/calculate.php.
  • Ligger van de verponding (1682). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 42. Ligger van de verponding, [1682]. 1 deel. N.B. In dit deel zijn alle belastbare goederen per eigenaar of gebruiker bijeengebracht onder verwijzing naar het voorgaande deel. Hierin zijn tevens opgenomen de in de bruikschatting te betalen bedragen. De ligger heeft gediend tot het opstellen van de maancedullen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Memories van Successie (Gelderland). (1818-1927). Alle kantoren. Een Memorie van Successie is een overzicht van bezittingen en schulden van een overledene en de verschuldigde successierechten (erfbelasting). In een memorie van aangifte moesten de erfgenamen van een overledene aangifte doen van het vermogen van een overledene (erfenis). Een belastingambtenaar stelde op basis hiervan de Memorie van Successie op. Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • Meurs, Notaris E.D. van,. (1819, juni 1). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door de erven van Jan Willemsen van Zandbergen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Meurs, Notaris E.D. van,. (1819, juli 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Verstrekking van financiële door Jan Schut te Otterlo. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Meurs, Notaris E.D. van,. (1820, november 8). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Maria Riksen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Meurs, Notaris E.D. van,. (1820, november 8). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Aart Jansen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Meurs, Notaris E.D. van,. (1821, augustus 20). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop onroerende goederen. Verkoop onroerend goed door Bessel Geurtsen van de Beek. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Middleburg Births. (1906-1920). Births/baptisms from Middleburg Ref. Church from about 1906 – 1920. Transcribed by Wilma J. Vande Berg. Sioux County: The Greater Sioux County Genealogical Society (http:// www.iagenweb.org/ sioux/ births/ Middleburg.htm).
  • Militieregisters. (2016). In het digitale archief van de gemeenten Ede en Barneveld worden de plaatselijke militieregisters digitaal aangeboden. Ede/ Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Nederlandse Hervormde Gemeente Ede (1569-1992). Kerkenraad, Stukken van algemene aard, Notulen. Notulen van de kerkenraadsvergaderingen (1722-1951). Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Nimwegen, Notaris D.C. van,. (1910, september 12). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Testament. Registratie van het testament van Marinus van den Brink. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Nimwegen, Notaris D.C. van,. (1913, september 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Hendrik Jan van Ruler. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Olevianus, Casper en Ursinus, Zacharias. (1563). De Heidelbergse Catechismus.
  • Online begraafplaatsen (Voorheen Zerken.nl). (2016, december 11). URL: www.online-begraafplaatsen.nl. Database met Nederlandse grafmonumenten. Brandwijk, ZH, NL: Kineo.
  • Oud Rechterlijk Archief (ORA) Arnhem. (1293-1811 (1820)). Toegangsnummer 2003 ORA Arnhem, Inventarisnummer 443, Folio 188r/ 188v: 11 augustus 1792. Aankoop onroerend goed door Willem van den Hof en Petronella Joosten. Arnhem: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • Oud Rechterlijk Archief (ORA) Veluwe en Veluwezoom. (1418-1812). Vermelding in het Oud Rechterlijk Archief van de Veluwe en Veluwezoom (0203). Inleiding: Het archief bevat o.a.: Archief Klaringsgericht te Engelanderholt; Archief Drostambt van Veluwe en Richterambt van Veluwezoom; Plaatselijke gerichten in Veluwe en Veluwezoom (1795-1802); Archief Scholten van de Veluwe en het Archief van de Protocolhouders (1675-1811). Voor het “Protocol van opdrachten en verbanden, 1675-1733” is een toegang gemaakt korte beschrijvingen van de akten. Deze is terug te vinden op de website van het gemeentearchief van Ede (https://www.ede.nl/gemeente/ gemeentearchief/collecties/oud-rechterlijk-archief-ora/).Arnhem: Gelders Archief (www.geldersarchief.nl).
  • Quotisatie t.b.v. een bewaarplaats voor doorreizende gevangenen. (1817). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 359. Quotisatierol met betrekking tot een omslag, te betalen door de inwoners van de gemeente Ede, waarvan de opbrengst is bestemd tot de aanschaf van een huis, in te richten als bewaarplaats voor doorreizende gevangenen, 1 november 1817. 1 katern. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Quotisatie t.b.v. het halve loon en de kleding van de veldwachter. (1815-1816). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 357-358 Lijsten van quotisatie of omslag over de grondeigenaren ten behoeve van het halve loon en de kleding van de veldwachter, 1815-1816. 2 omslagen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Register van aangenomen geslachtsnamen Ede. (1812, november 3). Jan Willemsen laat de achternaam van “Zandbergen” registreren. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Register Volkstelling. (1749). Deze lijst is opgemaakt in het kader van de volkstelling die dat jaar was uitgeschreven door de Staten van de Veluwe in het kader van de belastingheffing. Deze volkstelling was een voorloper van de huidige bevolkingsregistratie. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Stadsarchief Amsterdam. (2016, december 11). URL: archief.amsterdam. Historische data uit de gemeente Amsterdam. Amsterdam, NH, NL: Gemeente Amsterdam.
  • United States Federal Census. (1900, juni 20). Twelfth Census of the United States: State Iowa, County Mahaska, Township of other division of county: Richland. Inschrijving Rik Otte. FamilySearch (www.familysearch.org).
  • Verponding: Staten van ontvangst (1671-1806). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 47-62: Registers van ontvangst van de verponding, 1671, 1680-1684, 1686, 1704-1728, 1737-1751 en 1778-1806. 17 delen. N.B. In de registers tot en met 1751 zijn mede de ontvangsten van de bruikschatting opgenomen. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Verpondingsregisters: Staat van posten (1647-1720). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 43. Staat van alle posten voorkomende zowel op het grote kohier van 1647 als op het kleine kohier van 1651, met opgave van de sindsdien voorgevallen splitsingen van goederen tot het jaar 1713, [1713]. 1 deel. N.B. De getallen in de marge verwijzen naar de pagina’s van het grote kohier. Voorts is bij iedere belastingplichtige een verwijzing geplaatst naar de desbetreffende registers van ontvangst van de verponding en wel door middel van de letters A tot en met F. De letters A tot en met D hebben betrekking op niet meer aanwezige delen, de letter E verwijst naar het register 1714-1719 en de letter F heeft betrekking op het register 1720. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Vermogensverklaring (1798, maart 11). Inventaris Gemeentearchief Ede: J. Das (1971) Aanvullingen en bewerking: A.J. Molenaar (2004). No. 32: Lijsten van personen doe verklaarden geen inkomen te hebben van meer dan fl 300,–, 11 maart 1798 en z.j. 1 omslag. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Vredegerecht Gouda. (1813, mei 3). Vredegerecht civiele zaken (1811-1833): Inventarisnummer 5, aktenummer 96. Inhoud familieraad: benoeming curator. Gouda: Streekarchief Midden-Holland (http://www.samh.nl/).
  • Vredegerecht Gouda. (1816, september 19). Vredegerecht civiele zaken (1811-1833): Inventarisnummer 8, aktenummer 108. Inhoud familieraad: huwelijk. Gouda: Streekarchief Midden-Holland (http://www.samh.nl/).
  • Vries, Notaris C.B., (1813, januari 11). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Huwelijksconsent. Huwelijkstoestemming door Jan Willemsen van Zandbergen ten behoeve van zijn dochter Jantje ten behoeve van haar huwelijk met Berend Alberts. Ede: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wagensveld, H. (2015, december). Wagensveld | De geschiedenis en de genealogieën van de families (van) Wagensveld. Deel 1: De naam Wagensveld. Kampen: Uitgave in eigen beheer.
  • Wartena, R. (1984). Huwelijksdispensatien in Gelderland (1617-1775). Index op de dispensatieverleningen uit de Memorie- en Resolutieboeken van het Hof van Gelderland (H) en in de Landdagsrecessen (L). Barneveld: Vereniging Veluwse Geslachten (http://www.veluwsegeslachten.nl/ downloads/ publicaties-2/).
  • Westenberg, Notaris R.J., (1876, oktober 26). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Huwelijkse voorwaarden. Huwelijkse voorwaarden tussen Derk Evers en Heintje van Dijk. Barneveld: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wiersum, dr. E. & Sillevoldt, J. van. (1921). Rotterdamsch Jaarboekje 1921. De katoendrukkerij Non Plus Ultra. Rotterdam: W.L. & J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij.
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1884, mei 31). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelinventarisatie. Boedelinventarisatie van wijlen Jan van Butselaar. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1884, juni 30). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Veilingcondities. Registratie van de voorwaarden voor een veiling van goederen uit de nalatenschap van Jan van Butselaar. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1884, juli 14). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Veiling. Veiling van goederen uit de nalatenschap van wijlen Jan van Butselaar. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1884, augustus 23). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelinventarisatie. Boedelinventarisatie van wijlen Heintje van Dijk. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1884, november 11). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Veiling. Veiling van roerende goederen uit de nalatenschap van wijlen Jan van Butselaar. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1885, januari 2). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop roerende goederen. Verkoop roerende goederen op verzoek van Gerrit Otten op “Westeneng”. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1885, februari 4). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop Onroerend goed. Definitieve toewijzing en ophouding van het boerenplaatsje den Oudendijk te Harskamp, een perceel bouw- en weiland te Harskamp en enkele gronden van de Buurt van Harskamp door de erven van Jan van Butselaar te Harskamp. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1885, maart 16). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Hypotheek. Registratie van een hypotheek ten laste van Gerrit Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1885, juli 4/7). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Huwelijkse voorwaarden. Verkoop roerende goederen door o.a. de erven Jan van Butselaar en de erven Gerrit Otten. Lunteren/ Otterlo: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1885, oktober 22). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Huwelijkse voorwaarden. Huwelijkse voorwaarden tussen Derk Evers en Aaltje van Leijenhorst. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1888, april 17). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelinventarisatie. Boedelinventarisatie van wijlen Gerrit Otten. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1888, september 28). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Boedelinventarisatie. Boedelinventarisatie van wijlen Derk Evers. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1893, november 28). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop roerende goederen. Verkoop roerende goederen op verzoek van Aart Lam. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Wilbrink, Notaris G.J., (1893, november 28). Notarieel Archief Ede/ Barneveld. Verkoop roerende goederen. Verkoop roerende goederen op verzoek van Aalbert van Lambalgen. Lunteren: ArchieVal: Gemeentearchieven Barneveld, Ede & Scherpenzeel (www.archieval.nl).
  • Zandbergen, J.H., (2005). Jan Schut (1780-1858). Een Roman met Stamboom (De levensroman van Jan Schut).
  • Zoekakten.nl (voorheen GenVer). (2016, december 11). URL: zoekakten.nl. Verzameling koppelingen naar genealogische bronnen (Familysearch).