Gijsbert Martensz van den Toorn (1661-1734)

Inleiding


Toen ik de geschiedenis van Arie Gijsen van den Toorn (1704-1732) had uitgediept, ben ik ook op zoek gegaan naar zijn vader: Gijsbert Martensz van den Toorn. Gijsbert is een voorvader van mij in de 10e generatie in het eerste kwartier van mijn kwartierstaat (No.532). Over Gijsbert is aanzienlijk meer bekend dan over zijn zoon Arie.

Hoewel er nog wel hiaten in het verhaal zitten, ben ik wel tot een behoorlijke levensbeschrijving gekomen. Het onderzoek naar Gijsbert Martensz van den Toorn, de vader van Arie, levert een boeiend verhaal op.

Henry Wagensveld
Ede, December 2008 (Herzien: Kampen, Mei 2017)


gijsbert-martensz-van-den-toorn(Afbeelding 1)


Gijsbert Martensz van den Toorn (1661-1734)


De wieg van Gijsbert stond in Boskoop. Hij werd daar op 3 april 1661 gedoopt als zoon van Maerten Aryenss en Dirckje Willems. De doopgetuigen waren Jacob Aryens en Aryaentje Jans. Verder is mij over de jeugd en het voorgeslacht van Gijsbert niets bekend.

Doopinschrijving GvdT(Afbeelding 2)


Een arrestatie en een opmerkelijke bekentenis


Tussen zijn doop en de eerst bewaarde vermelding van Gijsbert passeerde 33 jaar. De vermelding waarom het gaat is, op z’n zachtst gezegd, gelijk een opmerkelijke. Gijsbert werd op 20 oktober 1694, in de Spinhuissteeg in Amsterdam, van zijn bed gelicht door de trawanten van de schout van Amsterdam. Van zijn bed gelicht is overigens niet de geheel juiste uitdrukking, Gijsbert werd namelijk naakt onder de bedstee vandaan gehaald, waar hij zich had verstopt.

Gijsbert werd verhoord en dan wordt de reden van het arrest snel duidelijk en ook waarom Gijsbert zich verstopte: “Gijsbert Martense van buskop out 31 jaaren omlooper (venter) met knuf Look gev(raagd): of hij gev(raagde): huijde desen morgen niet gevonden is op de caamer van annetie hosbrink staande in de spin huijs steegh booven de smit (de verhoorde) seght ja”.

Vervolgens wordt hem gevraagd of hij de nacht “in bij slaap” met Annetie heeft doorgebracht, waarop hij zegt dat hij op de bank heeft geslapen. Toen de “dienaars” aan de deur stonden, zegt hij zich verstopt te hebben onder de bedstee. Gijsbert verklaarde, desgevraagd, ook niet bij Annetje te wonen, maar goederen van hem bij haar in huis onder te brengen en die daar op te halen als hij ze nodig heeft.

Het meest verrassende in het verhoor is het antwoord op de slotvraag. Dit antwoord verraad dat Gijsbert en Annetie geen onbekenden van elkaar waren en dat dit de schout ook niet onbekend was. Gijsbert wordt gevraagd of het zo is dat hij bij Annetje een kind heeft verwekt. Hij bevestigde dit, maar vult aan dat dit voor zijn huidige huwelijk is geweest (Confessieboeken, 1534-1731).

Dat het niet bij één keer is gebleven blijkt uit een inschrijving in hetzelfde register op 24 augustus 1696. Gijsbert werd gehoord wegens herhaling van feiten. Gijsbert “is gelast sigh van het vroumens waar hij gevonde is, te onthoude op poene van swaerder straff.” Anna, van beroep omloopster, oud 28 jaar, werd ook gehoord en haar “is gelast sigh van Gijsbert Martensz van buskoop te onthoude (Confessieboeken, 1534-1731).

(Afbeelding 3)


Zijn huwelijken


Gijsbert, van beroep knoflookverkoper (“omlooper met knoffelook”), woonde ten tijde van deze vermelding al in Amsterdam. Wat we ook weten is dat hij op het moment van zijn arrestatie getrouwd was. De naam van zijn echtgenote was Jannetje Daniels. Waar en wanneer dit eerste huwelijk werd gesloten, is niet bekend. Het was in ieder geval niet in Boskoop of in Amsterdam. Van Jannetje weten we alleen dat zij is overleden in Amsterdam (“in de korte leijtse dwarsstraad”) en dat zij op 19 november 1702 werd begraven op het Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof[1]·[2].

GvdTHv1(Afbeelding 4)

Verrassend of niet, op 31 augustus 1704 hertrouwde Gijsbert in Amsterdam (Nieuwe Kerk) (Huwelijksbevestiging door ds. H. Sibersma)[3] met Annetje (Anna) Jans, de vrouw met wie hij tijdens zijn eerste huwelijk al een affaire had en die nu zwanger was van hun zoon Ariaen. In de inschrijving van de ondertrouw, deze dateert van 15 augustus dat jaar, wordt Gijsbert genoemd als: “gijsbert martensz van den toren, van búskoop, binnelansvaarder, wede. jannetie daniels in de spinhuyssteeg”. Gijsbert en Anna ondertekenden beiden de akte met een merkteken. Gijsbert tekent latere akten ook hij met hetzelfde teken, maar ook met de variatie waarbij een kruisje tekende in het rondje.

GvdTOT(Afbeelding 5)

Annetje was, zo blijkt uit het register van ondertrouw, 36 jaar oud en afkomstig uit Amsterdam. Zij werd, haar ouders waren niet meer in leven, geassisteerd door Claasie van Dam. Anna (Annetie) Jans Hosbrink werd op 15 juni 1664 in Amsterdam gedoopt (Evangelisch-Luthers). Zij was een dochter van de uit “Herfort” (Herford, Nordrhein-Westfalen, Duitsland) afkomstige “drooghscheerder” Joan (Jan) Hasbrinck (Hosbrinck) die op 3 januari 1660 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) trouwde met de uit “Witmont” (Wittmund, Niedersachsen, Duitsland) afkomstige Annetie (Anna) (Hendricks) Foocken.

Gijsbert en Anna zijn beiden in Amsterdam overleden. Anna overleed “in de spinhuijs steegh” in Amsterdam en werd in de Zuider Kerk (onder “Letter F No. 29”) aldaar begraven[4]. Haar kinderen betaalden op 5 juni 1726 de rekening voor dit kerkgraf (f 15,-). Opmerkelijk is dat er f 15,- voor een kerkgraf wordt betaald, wat een aanzienlijk bedrag was, maar dat Anna in de klasse van de onvermogenden werd ingeschreven in het register (de gaarder) voor de belasting (impost) op het begraven.

GvdTHv(Afbeelding 6)

Gijsbert werd op 27 januari 1734 in de Zuider Kerk (bij de 6e pilaar) begraven. Er werd ook voor zijn graf f 15,- betaald. Uit de akte van boedelscheiding van Gijsbert weten we dat hij vijf dagen eerder, op 22 januari 1734, is overleden. Letterlijk staat in deze akte: “dat den opgemelden gijsbert martensz van der Toren op den 22 Jann: 1734 zijn voorsz: testament met er dood geconfirmeert (heeft)” (Rijpland, Notaris Jan,  1746).

(Afbeelding 7)

Margareta Jans, zijn schoondochter, gaf op 28 januari 1734 zijn overlijden aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de derde belastingklasse. Zijn erven dienden een bedrag van 6 gulden impost te betalen.


Zijn kinderen


Dan nu verder met de kinderen van Gijsbert. Het blijft een vraag hoeveel hij er had. Met het vastleggen van zijn laatste wilsbeschikking[5] geeft Gijsbert in 1724 een doorkijkje in zijn gezinssituatie: “dat bij soo verre hij testateur d eerst stervende quam te sijn, de Testatrice sijn erffgenaame gehouden sal weesen aan sijn testateurs natuurlijke soon Marten Gijsbertsz: van den Toorn[6], dewelike hij voor dato sijner huwelijk met de testatrice, bij een ander persoone buijten huwelijk heeft verwekt gehad, sal hebben uijt te keeren en te laaten volgen een somma van vier hondert gls eens en de gemelde Marten Gijsbertsz voor hem testateur overleeden sijnde als dan aan sijn wettigh nazaat bij plaats vullingh die uijtkeeringh te doen t geen hij aan de voornoemde Marten Gijsbertsz tot sijn Erffdeel toevoegt en waar inne hij hem off sijn naazaat door deesen tot meede erffgenaam institueert sonder verder Gelijkck meede in opsighte van de drije kinderen die sij testateuren saamen hebben verwekt met naamen Jan[7], Jacobus[8], en Adriaan van der Toorn[9](Wilde, Notaris Hendrik de, 1724).

Van de kinderen van Gijsbert en Anna is alleen de doopinschrijving van zoon Ariaen (Arie) in de doopregisters van Amsterdam terug te vinden. Mogelijk voeren de vrouwen van Gijsbert, hij was immers schipper, met hem mee en zijn er elders in het land nog kinderen gedoopt. Wel werden in Amsterdam vijf kinderen van Gijsbert Martens en Jannetje Daniels gedoopt. Er is verder geen ouderpaar met dezelfde namen bekend, dus ook al gebruikt Gijsbert enkel zijn patroniem (en eenmaal de naam Torenvliet), deze kinderen zullen zijn kinderen zijn: Maria[10], Willem[11], Marritje[12], Jacobus[13], Klaasje[14] en Lijntje[15]. Welke van deze kinderen wanneer is overleden, dat is niet duidelijk. Er zijn meerdere kinderen van Gijsbert Martensz terug te vinden in de begraafregisters, maar er waren in die periode wel meer mannen in de stad Amsterdam die de naam Gijsbert Martensz droegen. Aangezien de naam van de moeder niet vermeld is in het register, is het lastig te zeggen welke kinderen aan Gijsbert toegevaderd zouden kunnen worden.

Uit het begraafregister weten we dat toen Jannetje overleed er nog één kind uit dit huwelijk in leven was. Toen Gijsbert in 1704 hertrouwde hoefde hij de weeskamer niets te betalen. Het was in die tijd de gewoonte dat, wanneer de overlevende ouder hertrouwde, het erfdeel van eventuele kinderen uit het voorgaande huwelijk werd uitbetaald. Daaruit kunnen we met enige zekerheid concluderen dat het kind dat bij het overlijden van zijn eerste vrouw Jannetje nog in leven was, inmiddels ook was overleden.

Nu weten we dus dat Gijsbert uit zijn tweede huwelijk drie zoons heeft en dat Marten een onwettig kind is uit een andere relatie. Daarbij weten we al dat Gijsbert uit zijn verhouding met Anna, voor zijn huwelijk met Jannetje, ook een kind had. Waarschijnlijk is dat Willem, de zoon van Gijsebert Martensen en Annetje Jansen Hofbrijck, die op 7 april 1686 in Amsterdam (Evangelisch-Luthers) werd gedoopt[16].

Het is niet onmogelijk dat de hiervoor genoemde Willem dezelfde persoon als Willem Gijsbertsz van den Toren die op 4 januari 1708, samen met Maria Hendrick, in Amsterdam (Zuiderkerk), getuige was bij de doop van Gijsbert, zoon van Marten Gijsberts van de Toren en Maergrietie Jans. Het zou een logische conclusie zijn dat hij dan als oom van het kind getuige was bij deze doop.

Voor het feit dat Willem de volwassen leeftijd heeft bereikt, vinden we in de begraafregisters van Amsterdam, zeer waarschijnlijk, een onderbouwing, namelijk de inschrijving van zijn begrafenis. Op 25 september 1714 werd op het St. Anthonis Kerkhof in Amsterdam “Willem van Den Toren” woonachtig in de “Spinhuysteeg”, waar ook Gijsbert en Anna woonden, begraven. Van zijn overlijden werd dezelfde dag door Maria Ruytenhuysen aangifte gedaan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.


Zijn finale wilsbeschikking


Gijsbert liet “Int Jaar naarde geboorte onses heeren en Saligmakers Jesú Christi duisent seeven hondert een en dertigh op woensdagh den Thiende Jannuarij”, door notaris Hendrik de Wilde te Amsterdam, de verdeling van zijn nalatenschap vastleggen in zijn finale wilsbeschikking. In dit testament legateert Gijsbert 100 gulden aan zijn vroegere huishoudster Antje Davids en aan zijn toenmalige huishoudster, Saartje de Vries, een bedrag van 150 gulden (als zij nog bij hem woont, anders erft zij ook 100 gulden).

Gijsbert stelde in zijn testament vast dat één derde deel van zijn nalatenschap zou toekomen aan zijn zoons Marten, Jacob en Arij. Zoon Jan was blijkbaar inmiddels overleden en hij had kennelijk geen kinderen. Twee derde deel liet Gijsbert na aan zijn kleinkinderen. Gijsbert bepaalde hierbij overigens wel bij dat het deel dat hij aan zijn kleinkinderen na zou laten pas twaalf jaar na zijn overlijden mag worden verkocht. Tot die tijd moeten de (huur)inkomsten uit deze eigendommen worden verdeeld ten bate van hun onderhoud (Wilde, Notaris Hendrik de, 1731).

Gijsbert stelt Claas Backer en Jacob Lucht aan als voogden over zijn nalatenschap aan zijn kleinkinderen. Zijn boedel mag in geen geval worden beheerd door de weesheren van de weeskamer van Amsterdam of elders. Na het verloop van de gestelde twaalf jaar mogen de kleinkinderen, zonder toestemming van de voogden, zelf hun nalatenschap verkopen.

Uit de akte van boedelscheiding, deze passeerde op 25 juli 1746 voor notaris Jan Rijpland, blijkt dat voogd Claes Backer inmiddels was overleden en dat hij nadien werd opgevolgd door de, inmiddels eveneens overleden, Jan Backer (Rijpland, Notaris Jan, 1746). In een akte die op 17 oktober 1737 passeerde voor notaris Jan Freeman werd half-oom Marten van den Toorn aangesteld als voogd over de nagelaten kinderen van Jacobus en Arij van den Toorn (Freeman, Notaris Jan, 1737).


Zijn vastgoed


Gijsbert komt meermaals voor in de transportregisters van de stad Amsterdam. Hierna volgen eerst de transacties die bij zijn leven het stadsbestuur passeerden (Transportakten Amsterdam, 1563-1811). Dit betreft panden die hij tijdens zijn leven reeds verkocht. In het volgende hoofdstuk volgt het vastgoed dat hij bij zijn overlijden nog in bezit had en dat als onderdeel van zijn nalatenschap werd verdeeld.

De eerste vermelding van Gijsbert dateert van 1 juni 1715 toen hij, samen met Jacob Achthoven[17], zijn zwager, een pand aan de “kleyne verwersgragt daar Frankfurt uyt hangt naest verwerij de blauwe hand” kocht[18]. Op 27 april 1724 verkochten zij dit pand aan Johannes Mulder.

In 1721 kocht Gijsbert, wederom samen met Jacob Achthoven, van Anna Wesenaar, weduwe van Christoffel Jorijs van de Boogaard, ieder voor de helft, een huis en erf aan de “openharts dwarsstraat”. Gijsbert kocht in 1732 (27 juni) de wederhelft van de erven van Jacob. Op 8 mei 1733 verkocht hij het geheel aan Maria Gerrits Leurs, weduwe van Frans Boogaard.

Gijsbert kocht op 27 maart 1723, van Antoni Santfoort (en diens echtgenote Rebecca Molanus), een huis op de “niewe Loojersstraat aan de zuidzijde”, hetwelk hij in 1729 (29 juni) verkocht aan Johannes Wildenberg. Gijsbert wordt in deze akte genoemd als Gijsbert Martensz van den Tooren, weduwnaar en boedelhouder van Anna Jans volgens testament van 12 januari 1724 voor notaris Hendrik de Wilde.

Tot slot nog een laatste vermelding van vastgoed van Gijsbert in Utrecht: Op 18 november 1717 kocht hij, van Anna van Rosendael (weduwe van Anthony van Veen), de helft uit twee kelders, gelegen aan de oostzijde van de Oudegracht, onder de Bakkerbrug en onder “huysinge Vinckenborgh” (Pronckert, Notaris C.F., 1717).

Op 29 oktober 1727 liet Gijsbert, namens hemzelf, zijn zoon Arien en Zacharias Buys de koopcondities vastleggen voor de verkoop van deze kelders aan Dirk van Bergen (Dam, Notaris H. van, 1727). Op 8 november dat jaar werd het geheel van deze kelders door Zacharias Buys (als gemachtigde voor Gijsbert Martense van den Toorn) en Jan van Steenweerd (met zijn echtgenote Cornelia de Heus) verkocht aan genoemde Dirk van Bergen (Vlaer, Notaris E., 1727).


Zijn nalatenschap


Uit de akte van boedelscheiding (1746) blijkt dat Gijsbert vastgoed naliet met een totale waarde van 5500,-. Uit het taxatierapport, de taxatie vond plaats op 9 juni 1746, blijkt dat het ging om:

  • Een huis en erf op de Nieuwe Rapenburgerstraat ter waarde van f 1800,-;
    • In de aankoopakte genoemd als liggende aan “de laagte van de Cadijk
  • Twee huizen en erven op de Baangracht ter waarde van 2700,-;
  • Twee achterhuizen en erven op Oostenburg in de derde straat, achter de hoop ter waarde van 1000,-.

De omvang en waarde van overige goederen (roerende goederen) zijn niet meer vast te stellen. Dat komt doordat de inventarisatie van 20 juli 1734 ontbreekt in de archieven van notaris mr. Jan Snoek.

In deze akte van boedelscheiding worden de volgende erfgenamen genoemd:

  • Ten eerste: Gijsbert van den Toren[19], Jacobus van den Toren[20], Abraham van Wiel als in huwelijk hebbende Maria van den Toren[21], Evert van Eden als getrouwd zijnde met Jannetje van den Toren[22], en Jan (Johannes) van der Weijde als ten echt hebbende Sophia van den Toren[23], als kinderen van Marten van den Toren[24].
  • Ten tweede: Jacob Lugt[25] en Marten van den Toren als voogden over Gijsbert[26] en Antje van den Toren[27], nagelaten kinderen van Jacob van den Toorn.
  • Ten derde: Jacob Lugt en Marten van den Toren als voogden over Claertje van den Toorn[28], nagelaten dochter van Arij van den Toorn (Rijpland, Notaris Jan, 1746)[29].

Het resterende vastgoed van Gijsbert werd in drie delen opgedeeld:

Loth No 1 (…) een huijs en erve, staende en leggende in de nieuwe raepenburgstraet”.

  • Dit lot kwam toe aan de kinderen van Marten van den Toorn.
  • Behalve het genoemde vastgoed kreeg de erfgenaam die dit lot trok een compensatie van f 16-13-6 van de andere erfgenamen ter compensatie van de lagere waarde die dit lot had ten opzichte van de andere loten.
  • De helft van dit huis werd op 27 april 1724 door grootvader Gijsbert gekocht van Harmanus en Barent Swartwout. De andere helft werd toen verkocht aan zijn zwager Jacob Achthoven.
  • Na het overlijden van Jacob Achthoven verkochten zijn erven hun deel in het huis en erf aan Jacobus Warrings. Hij verkocht dit deel op 15 december 1740 aan de erven van Gijsbert Martensz van den Toorn.
  • Dit huis (“een huijs en erve in de nieuwe Rapenburgerstraat off laagte van de Cadijk, staande en leggende, naast daar de morgenster voor de gevel staat (enz.)”) werd op 23 februari 1747, door makelaar Arnout de L’Hommel, namens de erven, verkocht aan Jan Sweeren.

Loth No 2 (…) het agterste huijs, en erve op de baengraft (…) en het agterste huijs en erve getekent met No 5 staende en gelegen op oostenburg”.

  • Dit lot kwam toe aan de kinderen van wijlen Jacobus van den Toorn.
  • Het eerste huis, aan de Baangracht, werd, het maakte deel uit van twee panden die in één koop werden aangekocht, op 19 februari 1727 gekocht van Teunis van Bominse en Amos Suijderhoff.
  • Het tweede huis, op Oostenburg, werd, het maakte deel uit van twee panden die in één koop werden aangekocht, op 10 september 1733 door grootvader Gijsbert Martensz gekocht van Jan Sluijter, onder de, zo wordt geschreven in de verkoopakte, “abusive benaaming van Marcus Gijsbertsz van den Toorn”. Hij was toen van beroep rentenier. Waar deze verschrijving vandaan komt blijkt ook niet uit de aankoopakte.
  • Gerrit Scholten, makelaar te Amsterdam, verkocht op 20 maart 1777, na hiervoor te zijn gemachtigd[31], namens de erven Gijsbert Martensz van den Toorn, twee panden in Amsterdam uit diens nalatenschap. Het eerste pand: “Een Huys en Erve Staande en gelegen aan de Baangragt tusschen De Reguliersgragt en de Vijzel gragt” werd op 24 december 1776 “in publique Vijlinge” verkocht aan Hendrik Veldhuijsen. Het tweede pand, “Een agterhuijsje en erve Staande en gelegen op Oostenburg in de Agterstraat in den gang van de Hoop getekent met No. 5.”, werd verkocht aan Cornelis de Wilde.
    • De verkopers waren de erven van Gijsbert Martensz van den Toorn te weten: Jacobus van den Tooren en Jannetje van den Tooren (gehuwd met Evert van Eeden), als nagelaten kinderen van wijlen Marten van den Tooren, en Dirk van Wagensveld, als assisterende zijn vrouw Klaartje van den Tooren, wonende “te Scherpenseel in gelderland”, als enig nagelaten kind van Arij van den Tooren. Deze twee huizen werden in 1746 het eigendom van Gijsbert en Antje van den Tooren, de nagelaten kinderen van Jacob(us) van den Tooren. Beiden waren inmiddels overleden en hebben geen andere erfgenamen (“naastbestaande Vrienden”) dan de gemelde, nog in leven zijnde, neef en nichten.

Loth No 3 (…) Het voorste huijs en erve staende en gelegen op de baengraft (…) En het voorste agterhuijs en erve, getekend met No 4 staende en leggende op oostenburg”.

  • Dit lot kwam toe aan het kind van wijlen Arie van den Toorn.
  • Het eerste huis, aan de Baangracht, werd, het maakte deel uit van twee panden die in één koop werden aangekocht, op 19 februari 1727 gekocht van Teunis van Bominse en Amos Suijderhoff.
  • Het tweede huis, op Oostenburg, werd, het maakte deel uit van twee panden die in één koop werden aangekocht, op 10 september 1733 door grootvader Gijsbert Martensz gekocht van Jan Sluijter, onder de, zo wordt geschreven in de verkoopakte, “onder de naam van Marcus Gijsbertsz van den Toorn”. Waar deze verschrijving vandaan komt blijkt ook niet uit de aankoopakte.
  • Het huis aan de Baangracht, werd op 26 oktober 1756, voor de schepenen van Amsterdam, verkocht aan Hendrik Koopman.
    • Als “specialyk gevolmachtigd(e)” van “Clara van den Toorn, sijnde voor soo veel nodig geadsisteert met haar man Dirk van Wagensvelt zijnde zij constituante en kinds-kind en volgens Testament op den 10 Januarij 1731 voor Hendrik de Wilde, Notaris en zeekere getuigen alhier gepasseert mede Erfgenaame van wijle haere Grootvaeder Paternel[30] Gijsbert Martensz van den Tooren…” was bij de verkoop aanwezig “Arri van Wagensvelt Meester Timmerman binne dese Stad, als volgens Acte op den 22 maart 1756 ten overstaan Schepenen en Secretaris der Heerlijkheijdt Scherpenzeel gepasseert”.
  • Het huis op Oostenburg werd op 20 januari 1768, voor de schepenen van Amsterdam, verkocht aan Jurriaan Oversteeg.
    • Als “gemagtigde” trad wederom “Arris van Wagensveld, wonende binnen deese Stad, in qualiteit als volgens acte in dato 10 augustus 1765 voor Scholtus & Schepenen der Heerlijkheid Scharpenzeel” op namens “Derck van Wagensveld, man x voogd sijner huijsvrouwe Klaartje van den Toorn, wonende te Scherpenzeel voornt, kiesende hij Comparant daaromme de Constituants domicilium Citantdi et Executandi, ten huijse van de Jongste Procureur indertijd alhier, welke Klaartje van den Toorn is de eenige nagelatene dogter van wijlen Ary van den Toorn, x also ingevolge den Testamente op den 10 Januarij 1731 voor de notaris Hendrik de Wilde en zeekere getuijgen alhier gepasseerd mede erffgename van haar Grootvader Gijsbert Martens van den Toorn”.

Een latere aanvulling op de boedelscheiding


Wat nog een interessante toevoeging is op het testament van Gijsbert en diens boedelverdeling, is zijn een tweetal documenten die werden toegevoegd aan de boedelpapieren van weeskinderen van wijlen Maria van den Toren, weduwe van Abraham van der Wiel, toen zij bij de diaconie van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk te Amsterdam werden aangemeld, na het overlijden van hun moeder. Abraham overleed eind oktober 1758 in Amsterdam en werd op 30 oktober dat jaar op het Leydse Kerkhof begraven. Nog geen twee weken later overleed Maria. Zij werd op 11 november 1758, eveneens op het Leydse Kerkhof begraven.

In de boedelpapieren wordt verwezen naar de nalatenschap die Maria erfde van haar grootvader Gijsbert Martensz van den Toorn. Zo wordt eerst vastgelegd dat haar kinderen Martha Jacoba, Johannes en Hendrik, haar kinderen en haar erfgenamen, nu erfgenamen zijn in de boedel van hun overgrootvader Gijsbert.

(Afbeelding 8)

In deze akte komen we ook een klein beetje meer aan de weet over de executeur testamentair Jacob Lugt. Hij was appelschipper en gevestigd op de Appelmarkt. Misschien was hij wel een directe collega of werknemer van grootvader Gijsbert.

Aardig is ook de kleine stamboom die, ter onderbouwing van de boedelverdeling van grootvader Gijsbert, werd opgemaakt en toegevoegd. Het verschaft in ieder geval duidelijkheid over de over de kinderen van Jacobus: Gijsbert en Antje.

(Afbeelding 9)

In een aanvullend schrijven wordt over hen geschreven: De kinderen van Maria zijn “ab intestato voor 1/5 in de helft van 1/3 Erfgenaam van de nalatenschap van Gijsbert van der Tooren voor de wal overleden op het Schip delft voor de kamer Delft thuijsvarende als Soldaat, zijnde een mede Erfgenaam voor 1/6 van gijsbert vander toon zijn grootvader, maar dese Gijsbert vander Toorn heeft een Suster gehad Antie van der Toorn zijnde met hun beijde als kindskinderen voor 1/3 inde 2/3 Erfgenaam geweest, maar dit meijsje is als huwbaar zijnde reeds voor 16 a 18 Jaaren weggegaan, sonder dat men Ooijt iets het Allerminste weder van haar hebbe gehoord, daar en booven is zij in die tijd reeds driemaal in de Courant geset, met versoek dat die geene die van haar eenige onderregting wist te geven, een premie zoude genieten (etc.)”.

Dat Antje in de krant heeft gestaan klopt. Er werden drie advertenties geplaatst in de Amsterdamsche Courant. De eerste keer was op 14 april 1761, en de tweede keer op 18 april dat jaar en de derde keer op 7 mei datzelfde jaar. De tekst is hetzelfde: “By aldien Antje van den Tooren, die een Dogter is geweest van Jacob van den Tooren en Delia Christoffels, en een Zuster van Gysbert van den Tooren, en welke Antje van den Tooren, in den jaare 1742 heeft gediend in de Plaats Royaal nog in leven is, word dezelve geadverteert uiterlyk voor den eersten Juny dezes Jaars, zig aan te melden aan Jacob Lugt op de Appelmarkt t’ Amst., of aan dezelve kennis te doen geven waar zy haar onthoud, alzo na verloop van dien tyd, over zekere portie haar in de nalatenschap van haar Grootvader Gysbert Martensz. van den Tooren opgekomen, zal worden gedisponeert, zo als na regten behooren zal (Amsterdamsche Courant, 1761)”.

Uit de scheepssoldijboeken van de VOC weten we dat Gijsbert inderdaad als soldaat in hun dienst was. Hij voer in 1750 met het schip Giessenburg uit naar Batavia. Tijdens zijn terugreis met het schip Delft overleed hij op 23 juli 1758. Tenminste dat is wat de administrateurs aannemen op basis van wat is op te maken uit de scheepsjournalen. Uit scheepssoldijboek blijkt dat zijn zaakwaarnemer in Amsterdam, de ons inmiddels bekende, Jacob Lugt was. Met hem werd afrekening gehouden voor wat betreft het dienstverband van Gijsbert bij de VOC (VOC Opvarenden, 1633-1794).

Bij Arie van den Toorn wordt de naam “Magteld” genoemd in het overzicht van nazaten van grootvader Gijsbert. Zou met “Magteld” bedoeld worden “Wagensveld”? Clara is natuurlijk op jonge leeftijd met haar moeder en stiefvader verhuisd naar Scherpenzeel. Zij groeide dus niet op in de buurt van haar vaders familie. Overigens liet zij, met haar man Dirk van Wagensveld, op 11 oktober 1750 wel een dochter, haar naam was Geertje, dopen in de Westerkerk in Amsterdam. Of Clara in die tijd in contact stond met haar familie weet ik niet, maar rondom de verdeling van de erfenis van grootvader Gijsbert moet er wel contact zijn geweest. Clara eiste immers haar aandeel daarin wel op.


Aantekeningen


[1] Marritje Hendriks gaf op 17 november 1702 het overlijden van Jannetje aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[2] Inschrijving in het begraafregister: “Jannetie Daniels huysvrouw van Gijsbert (later aangevuld met “Martens”) in de korte leijtse dwarsstraad laet nae 1 kint”.

[3] Inschrijving van de ondertrouw op 15 augustus 1704: “gijsbert martensz vanden toren van buskoop binnelansvaarder wed. jannetie daniels Inde spinhuijssteeg x anna Jans van A: oud 36 jaren als voorn ouders doodt geasst met Claesie van dam”.

[4] Abigaeltie Christiaansz gaf op 31 mei 1726 het overlijden van Anna (Antie) aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[5] De aanhef van dit testament luidt als volgt: “In naame Godes Amen. int jaar naar de geboorte onses Heeren en salighmaackers Jesu Christi een duysent zeeven honderd vier en twintig op woonsdagh den twaalfde Jannuarij des na middagh de klocke omtrent drij uuren Compareerde voor mij Hendrick de Wilde openbaar Notaris bij den hoove van holland geadmitteerd binnen Amsterdam resideerende en de Getuygen naar genoemd. Den Eersamen Gijsbert Martensz van den Toorn binnenlands vaarder en d Eerbaare Anna Jans echtelieden woonende in de Spinhuijs Steegh, op den kamer booven de Smit aldaar”.

[6] Inschrijving in het ondertrouwregister van Amsterdam (1 februari 1704): “Marten Gijsbers van den Thooren van A: varentman oud 21 jaer in de Spinhuijs steegh ouders doot geassist met hendr Janß & Margrita Jansz van A: oud 25 jaren op uylenburgh ouders doot geassist met haer suster Cornelia janß”. Marten en Margrita trouwden op 10 februari 1704 in Amsterdam (Oude Kerk).

Margreta Kooning, huisvrouw van Marten van der Toorn, overleed in Amsterdam (“Binne Amstel”) en werd op 26 oktober 1749 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof). Haar schoonzoon Abraham Wiel gaf op 24 oktober 1749 haar overlijden aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

Marten zelf werd op 1 juli 1758 ook op het St. Anthonis Kerkhof begraven. Teuntie van de Meer gaf op 30 juni 1758 zijn overlijden aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[7] Jan wordt in 1724 door zijn vader genoemd als erfgenaam. In diens latere testament (1731) noemt hij Jan niet. Ook worden er geen kinderen van Jan genoemd. Daaruit kunnen we opmaken dat Jan waarschijnlijk ongehuwd zal zijn overleden en dat hij geen erfgenamen heeft nagelaten.

[8] Een eerste gedachte bij Jacobus zou kunnen zijn dat hij dezelfde zoon van Gijsbert is als Jacobus die in 1692 werd geboren. Een eerste feit dat daartegen pleit, is dat Anna hem expliciet als haar zoon noemt. Dat deed zij toen zij op 2 mei 1726 een specifieke aanvulling liet vastleggen op het testament van 1724. Deze aanvulling is als aanvullende aantekening op het testament van 1724 bijgeschreven. Zij laat vastleggen dat zij bepaalde sieraden aan Antje Jacobs van den Toorn, de dochter van haar zoon Jacobus van den Toorn, wil nalaten.

Uit de akte van ondertrouw van Jacobus weten we dat hij, toen hij trouwde, 23 jaar oud was. Hij ging op 2 april 1723 in Amsterdam in ondertrouw met Dilia Christoffels. We kunnen dus, op basis van zijn leeftijd bij zijn huwelijk, nog wat stelliger concluderen dat deze Jacobus een andere persoon is dan Jacobus die in 1692 werd geboren.

Verder lezen we in de akte van ondertrouw dat de bruidegom, Jacobus Geijsberse, “inde SpinhuijSteeg” woonde en dat zijn vader Gijsbert Martens zijn getuige was. Dilia (Diliya) was 25 jaar oud en woonachtig “op marken”. Haar moeder Rachel Christoffels was haar getuige. Het huwelijk werd op 25 april 1723 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) gesloten.

Van Dilia weten we dat zij op 9 maart 1698 in Amsterdam (Amstelkerk) gedoopt werd als dochter van de timmerman Christoffel Christoffelsz en Raghel (Rachel) Christoffels. Dilia (de weduwe van “Jacobus van ter tooren (aan de) WeesepStr (Weesperstraat)”) werd op 9 januari 1746 in Amsterdam (op het Sint Anthonis Kerkhof) begraven. Susanna de Ru deed op 8 januari bij het stadsbestuur aangifte van het overlijden van Dilia. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

Jacobus van den Toor&” overleed ook in Amsterdam, hij “op Marke in de WeijSegang”. Hij werd op 17 januari 1740 op het Sint Anthonis Kerkhof begraven. Uit het register weten we dat hij twee kinderen naliet. Van zijn overlijden werd een dag eerder door Harmen Nieuland aangifte gedaan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[9] Ariaen (Arij) (Gijsbertsen) van den Toorn.

[10] Maria werd op 29 april 1687 in Amsterdam (Westerkerk) gedoopt als dochter van Gijsbert Martense en Jannitie Daniels.

[11] Willem werd op 14 november 1688 in Amsterdam (Westerkerk) gedoopt als zoon van Geijsbert Martensz en Jannetje Daniels.

[12] Marritje werd op 8 oktober 1690 in Amsterdam (Westerkerk) gedoopt als dochter van Gijsbert Martenz Torenvliet en Jannitje Daniels.

[13] Jacobus werd op 20 februari 1692 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) gedoopt als zoon van Gijsbert Martensz en Jannetje Daniels.

[14] Klaasje werd op 5 september 1694 in Amsterdam (Westerkerk) gedoopt als dochter van Gijsbert Martense en Jannitie Danielse.

[15] Lijntje werd op 8 september 1697 in Amsterdam (Westerkerk) gedoopt als dochter van Gijsbert Martensz en Jannitie Daniels.

[16] Getuige was Maria Janssen Hofbrijck. Gijsbert en Anna waren toen nog niet getrouwd. Anna had een zus die de naam Maria droeg en ook was zij van Evangelisch-Lutherse afkomst.

[17] Jacob, van beroep schoenlapper, was getrouwd met Maria Jans Hosbrink, een zus van Anna, de vrouw van Gijsbert.

[18] De verkoopakte passeerde op genoemde datum, het pand werd op 13 januari 1714 bij een executieverkoop gekocht.

[19] Gijsbert, poorter in Amsterdam, van beroep opperscheepstimmerman, gedoopt op 17 december 1713 in Amsterdam (in de Zuiderkerk onder getuige van Reijnier van Deursz en Catriena van Deursz), zoon van Marten van der Toren en Margrietie Jans. Gijsbert is overleden omstreeks 12 november 1747.

  • Gijsbert werd op 25 april 1745 ingeschreven als Poorter (ingezetene) in het poorterboek van de stad Amsterdam. Er waren drie manieren om poorter te worden: Je werd geboren als de zoon van een poorter, je kocht het poorterschap of je trouwde met een poortersdochter. Gijsbert kocht het poorterschap (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812): “1740 21 Sept: Gijsbert van den Toorn, van Amsterdam, Scheepstimmerman heeft &tc: en de Heeren Thesaurieren het Poortergeld betaalt”.
  • Gijsbert vertrok op 3 maart 1747, in dienst van de VOC, met het schip “Domburg” naar Batavia. Het schip vertrok op 12 november 1747 uit Batavia voor de terugeis. Het schip is vermist geraakt tussen Batavia en de Kaap. Dit ligt vast in het scheepssoldijboek van de “Domburg”. Er werd afrekening gehouden met zijn vader Marten die als voogd optrad voor de zoon van Gijsbert. Uit het register kunnen we opmaken dat Barbara, de vrouw van Gijsbert, in de periode 1747-1749 is overleden (VOC Opvarenden, 1633-1794).
  • In 1758 bevindt zijn zoon en erfgenaam Marten (gedoopt op 23 november 1740 in Amsterdam (Zuiderkerk)) zich in het Burgerweeshuis (BWH).

Gijsbert, woonachtig “op de agterg(racht)t”, trouwde op 6 december 1739 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Barber (Barbera) Meijer (Mijer), woonachtig in de “inde Kerks(traa)t”, gedoopt op 15 april 1714 in Amsterdam (Oude Kerk), dochter van Abraham Meijer en Belitje Andries. Barber is overleden in Amsterdam (“oostenb”) en werd op 17 januari 1748 aldaar begraven (op het St. Anthonis Kerkhof).

  • Susanna Pieters gaf op 16 januari 1748 het overlijden van Barber aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de vierde belastingklasse. Haar erven dienden een bedrag van 3 gulden impost te betalen.

[20] Jacobus, poorter in Amsterdam, van beroep scheepstimmerman, gildelid van het scheepstimmermans- en mastenmakersgilde, gedoopt op 10 december 1719 in Amsterdam (in de Zuiderkerk, onder getuige van Gijsbert van der Toore en Annetie Jans), zoon van Marte van den Toore en Margrietie Jans. Jacobus is overleden in Amsterdam (“Oostenburger gragt”) en werd op 17 februari 1797 aldaar begraven (Sint Anthonis Kerkhof).

  • Jacobus werd, door zijn huwelijk, op 25 april 1745 ingeschreven als Poorter (ingezetene) in het poorterboek van de stad Amsterdam. Er waren drie manieren om poorter te worden: Je werd geboren als de zoon van een poorter, je kocht het poorterschap of je trouwde met een poortersdochter. Jacobus trouwde met een poortersdochter (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812): “1745 21 april Jacobus van den Toorn van Amsterdam Scheeps Timmerman get(rouwd) Margareta blok dogter van gabriel barendsz blok in Zijn Leven Schuijtevoerder”.
  • Marten van den Tooren gaf op 14 februari 1797 het overlijden van zijn vader Jacobus aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Marten geeft als leeftijd van zijn vader 76 jaar op en als reden van overlijden verval van krachten.

Jacobus, woonachtig “op de onbekendeg(racht)t”, trouwde op 30 september 1744 in Amsterdam (voor de schepenen) met Margareta Blok, woonachtig “op uijlenburg”, dochter van Gabriel Barentse Blo(c)k en Aaltje Hillebrands. Margareta is overleden in Amsterdam (“oostenburg aghter Straat”) en werd op 27 december 1782 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).

  • Grietje Steenwinkel gaf op 24 december het overlijden van Margareta aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Margareta was, zo kunnen we opmaken uit dit register, 58 jaar oud toen zij overleed aan de gevolgen van koorts.

[21] Marike (Maria), gedoopt op 15 mei 1712 in Amsterdam (in de Oude Kerk, onder getuige van Marten Corthals en Cornelia Jans), dochter van Marten Gijsbertsz en Margrietjie Jans. Marike is overleden in Amsterdam (“inde Leydse kruijs Straat bij de Lange Leijdze dwars Straat”) en werd op 11 november 1758 aldaar begraven (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof).

  • Theuntie vander Meer gaf op 10 november 1758 het overlijden van Marike aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

Marike, woonachtig “op de agterg(racht)t”, trouwde op 24 februari 1739 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Abraham (van der) Wiel, woonachtig op “op Cattenburg”, gedoopt op 19 augustus 1703 in Amsterdam (Amstelkerk), zoon van Jan Wiel en Jannetje Janse van Doorn. Abraham is overleden in Amsterdam (“in de Leijdse Kruijs Straat bij de lange Leijdse dwarsstraat”) en werd op 30 september 1758 aldaar begraven (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof).

  • Abraham, woonachtig op “Cattenburgh”, trouwde eerder op 8 januari 1736 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Hendrikje Stevents, 30 jaar oud, afkomstig uit Amsterdam, woonachtig “op de N: 2 agterburgwal”. Hendrikje werd op 27 december 1704 in Amsterdam gedoopt (Noorderkerk) als dochter van Jan Stevens en Marritje Jans. Hendrikje is overleden in Amsterdam en werd op 28 maart 1736 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).
  • Abraham, woonachtig op “Cattenburg”, trouwde eerder op 1 februari 1728 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Elisabeth Mulder, 28 jaar oud, afkomstig uit Amsterdam, woonachtig “opde kijsersgragt”. Elisabeth werd op 22 maart 1699 in Amsterdam gedoopt (Evangelisch-Luthers) als dochter van Pieter Mulder (die toen hij trouwde “suijcker backers knecht” van beroep was) en Johanna Helinck. Elisabeth is overleden in Amsterdam (“op Kattenburg Chijnestr: hoek 1e Dwarstr:”) en werd op 6 november 1735 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).
  • Abraham, woonachtig “opde Weesperstraat” trouwde eerder op 5 november 1724 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Maria Kaatman, 27 jaar oud, afkomstig uit Amsterdam, woonachtig “opde baangragt”. Maria werd op 5 april 1697 in Amsterdam gedoopt (Oude Kerk) als dochter van Daniel Kaetman (die toen hij trouwde “suijcker backers knecht” van beroep was) en Aaltje Gerrits Kraek. Maria is overleden in Amsterdam (“katteburg Chijnestr: hoek 1e Dwarstr”) en werd op op 11 oktober 1727 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).
    • Huwelijksgetuige voor Maria was haar broer Mattheus (Mattewis) Kaatman (Caatman). Maria was op haar beurt op 29 december 1724 zijn getuige, toen hij in ondertrouw ging met haar schoonzus Jannetje Wiel.
  • Theuntie van der Meer gaf op 29 september het overlijden van Abraham aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[22] Jannetje, gedoopt op 7 augustus 1715 in Amsterdam (in de Nieuwe Kerk, onder getuige van Daniel Korthals en Willemijntje Kuijf), dochter van Marten van der Tooren en Marregrietje Jans. Jannetje is overleden in Amsterdam (“oostenburgergragt”) en werd op 24 februari 1780 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).

  • Elisabeth de Vries gaf op 22 februari het overlijden van Jannetje aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Elisabeth gaf verder op dat Jannetje 74 jaar oud is geworden. Als reden van overlijden wordt genoteerd dat Jannetje afgeleefd (“afgel”) was.

Jannetje trouwde op 3 juli 1735 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Evert van Eede, poorter in Amsterdam, van beroep (scheeps)timmerman (“scheepstimmermansknegt op de Compewerf”), gedoopt op 22 april 1716 in Amsterdam (Zuiderkerk, onder getuige van zijn grootvader Rombouth Huijbertsz), zoon van Meijndert Eden en Maria Rombouts. Evert is overleden in Amsterdam (“Oostenburg”) en werd op 27 april 1787 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).

  • Evert werd 14 november 1735 ingeschreven als Poorter (ingezetene) in het poorterboek van de stad Amsterdam: “14 9ber (november) Evert van Eeden Timmerman zoon van Meyndert Eeden in syn leven backer en Poorter, is een ingeboren Poorter”. Er waren drie manieren om poorter te worden: Je werd geboren als de zoon van een poorter, je kocht het poorterschap of je trouwde met een poortersdochter. Evert was een poorterszoon en dus een ingeboren poorter (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812).
  • Evert, woonachtig op “Oostenburg”, die kennelijk nog niet zo afgeleefd was als zijn overleden vrouw, trouwde later op 29 oktober 1780 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Leena (Helena) ten Katen, woonachtig “op de Pijpemart”, geboren in Amsterdam, gedoopt op 28 juli 1734 aldaar (Zuiderkerk), dochter van Jan ten Katen en Pitertie (Pietertje) Jacobs.
    • Helena, woonachtig “op Oostenburg” trouwde later op 23 maart 1788 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Jan Horsius, woonachtig “op Oostenburg”, afkomstig uit Deventer, zoon van Gerrit Horsius. Jan is overleden in Amsterdam (“Oostenburg”) en werd op 10 november 1789 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).
    • Jan, woonachtig “op de prinse gragt” trouwde eerder op 17 mei 1750 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Willempie van Soelen, woonachtig “op de Hereg(rach)t”, afkomstig uit Amsterdam, gedoopt op 13 december 1722 aldaar (Nieuwe Kerk), dochter van Frans van Soelen en Roelofje Barents. Willempie is overleden in Amsterdam (“Groote oosten burger Straat”) en werd op 16 december 1779 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).
  • Cornelis de Waard gaf op 25 april het overlijden van Evert aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden. Cornelis gaf als leeftijd van Evert 71 jaar op. Kennelijk is zijn tweede huwelijk hem niet in de koude kleren gaan zitten, want ook hij was nu afgeleefd (“afgel”).

[23] Sofia (Sophija/ Sophia), gedoopt op 3 oktober 1717 in Amsterdam (in de Nieuwe Kerk, onder getuige van Jan Martese en Cornelia Jans), dochter van Marten van de Tore en Margrietje Jans. Sofia is overleden in Amsterdam (“Oostenb agterstr(aat)”) en werd op 30 september 1750 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).

  • Lijsbeth Togt gaf op 26 september 1750 het overlijden van Sofia aan bij het stadsbestuur. Zij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.
  • In 1758 bevinden de erfgenamen van Sophia, haar zoon Johannes en dochter Marretje, zich in het Burgerweeshuis (BWH).

Sofia, woonachtig “op de Agterg(racht)t”, trouwde op 9 juni 1737 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Johannes (Jan) van der Weijde, woonachtig “op de BoomSloot”, gedoopt op 8 maart 1711 in Amsterdam (Oude Kerk), zoon van Willem Kaspersz van der Weijde en Marritje de Veer. Johannes is overleden in Amsterdam (“Agter St”) en werd op 9 mei 1755 aldaar begraven (Sint Anthonis Kerkhof).

  • Johannes van der Weijde, weduwnaar van Sophia van den Toorn, woonachtig “op Oostenburg” trouwde later op 6 februari 1752 met Judick van Beijnem (Beijnum/ Beijnom), woonachtig “op de Heere gragt”, afkomstig uit Doornik bij Wageningen, gedoopt op 5 december 1728 in Wageningen, dochter van Claas van Beinom en Henderijne Jacobsen van de Peppel. Judick werd op 6 november 1798 in Amsterdam begraven (in of bij de Westerkerk).
    • Inschrijving in het begraafregister: “Judick Van Beynum Huysvrouw Van Jan Gerrit Nazelaar Rustend Turfdraager Inde NooderStraat by de Veyselgragt op half 2 uuren met B en R mondege kinderen”.
    • Judick, woonachtig “opt Vlakkeveld”, trouwde later op 14 mei 1780 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Jan Gerrit Nazelaar (Naselaer), van beroep turfdrager, woonachtig “in de Noorderdwarstraat”, afkomstig uit Nunspeet, zoon van Wouter Nazelaar. Jan Gerrit werd op 5 september 1799 in Amsterdam begraven (in of bij de Westerkerk).
    • Jan Gerrit, woonachtig “In de Noorder Dwrs Strt:”, trouwde eerder op 4 mei 1760 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) met Johanna van Reeven, 32 jaar oud, woonachtig “op de Heere gragt”, afkomstig uit Utrecht. Mogelijk was Johanna dezelfde persoon als Johanna van Reeven die op 23 oktober 1720 in Utrecht werd gedoopt. Deze Johanna werd geboren “op de Camp” en was een dochter van Johannes (Jan) van Re(e)ven en Metje(n) Egberts de Kruyf. Johanna is overleden in Amsterdam (“inde noorder dwars Straat bij Vijsel gragt”) en werd op 22 januari 1780 aldaar begraven (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof).
  • Jan Simshuijsen gaf op 7 mei 1755 het overlijden van Johannes aan bij het stadsbestuur. Hij werd in het register (de gaarder) van de belasting (impost) op het begraven ingeschreven in de klasse van de onvermogenden.

[24] Naast de genoemde kinderen had Marten nog twee kinderen. Zij zullen jong zijn overleden. Mogelijk was één van hen het kind van Marten Geijsbers “op Uijlenb(urg)” dat op 26 september 1714 in Amsterdam werd begraven (St. Anthonis Kerkhof).

  • Jacobus, gedoopt op 14 oktober 1704 in Amsterdam (Nieuwe Kerk), zoon van Marten Gijsberts van den Toren en Margrietie Jans. De doopgetuigen waren Marten Koerhals en Kornelia Jansz.
  • Jannetie, gedoopt op 29 september 1709 in Amsterdam, dochter van Marten Gijsbertsz en Maergrietie Jans. De doopgetuigen waren Marten Herthals en Cornelia Jans.

[25] Jacob Lugt had geen bloedband met de familie, maar was blijkbaar een goede vriend. Gijsbert was namelijk zijn huwelijksgetuige toen hij op 14 januari 1729 in Amsterdam in ondertrouw ging met Krijntje Paulus (Pouwelis) Voogt, weduwe van Florus Sonnevelt.

[26] Gijsbert werd op 9 oktober 1726 in Amsterdam (Zuiderkerk) gedoopt als zoon van Jacobus Ghijsbertse van den Thooren en Dilia Christoffels. Doopgetuigen waren zijn oom en tante Barend Vogt en Aeltie Christoffels. Gijsbert is op 23 juli 1758 op zee (aan boord van het schip Delft) overleden.

[27] Annetje (Antje) werd op 15 augustus 1723 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) gedoopt als dochter van Jacobus Geijberts en Dilia Christoffels. Doopgetuigen waren haar grootouders Geijsbert Martense van de Tooren en Annetje Hosbrink. Waar en wanneer Annetje is overleden is niet bekend.

[28] Clara werd op 2 mei 1728 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) gedoopt onder getuige van Jacobus vanden Tooren en Clara Timmers. Zij werd in het register ingeschreven als dochter van Adrianus van den Tooren en Margrietje Timmers. Clara werd op 15 juli 1795 in Scherpenzeel begraven. Zij trouwde op 12 juli 1750 in Scherpenzeel met Derk (Dirck) van Wagensveld (Wagensfeld), van beroep timmerman, geboren in Scherpenzeel, gedoopt op 31 januari 1723 aldaar, zoon van Jan van Wagensvelt en Geertje Derksen van Maanen. Dirck is overleden in 1787 in Scherpenzeel.

[29] Arij had ook nog een zoon, zijn naam was Gijsbert. Gijsbert werd op 10 februari 1726 in Amsterdam (Nieuwe Kerk) gedoopt door ds. L. Beels. Zijn ouders worden in het register Aris Gijsen en Grietje Timmer genoemd. Zijn grootouders Gijsbert Martens en Annetje Jans waren als getuige aanwezig bij zijn doop. Gijsbert is overleden in Amsterdam (“Nieuwe Rapenburg Str: Midde”) en werd op 30 september 1733 aldaar begraven (St. Anthonis Kerkhof).

[30] Grootvader paternel betekent grootvader van vaderskant, van moederskant is de term maternel.

[31] De akte van volmacht passeerde op 24 oktober 1776 voor notaris Anthonij Tappe te Amsterdam (Tappe, Notaris Anthonij, 1776).


Bronnenlijst (Afbeeldingen)


  • Afbeelding 1. (1731, januari 10). Notarissen ter standplaats Amsterdam – Notaris Hendrik de Wilde. Handtekening Gijsbert Martens van den Toorn. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam.nl).
  • Afbeelding 2. (1661, april 3). Doopregister (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk Boskoop. Inschrijving van Gijsbert Martensz van den Toorn. Boskoop: Zoekakten.nl/ Familysearch.org.
  • Afbeelding 3. (1696, augustus 24). Confessieboeken Amsterdam (1535-1732). Inschrijving van Gijsbert Martensz van Buskoop. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 4. (1702, november 19). Begraafregister Amsterdam (1553-1811) (Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof). Inschrijving van Jannetie Daniëls. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 5. (1704, augustus 15). Ondertrouwregister Amsterdam (1565-1811). Inschrijving Gijsbert Martensz vanden Toren en Anna Jans. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 6. (1726, juni 5). Begraafregister Amsterdam (1553-1811) (Zuider Kerk). Inschrijving van Annetje Jans. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 7. (1734, januari 27). Begraafregister Amsterdam (1553-1811) (Zuider Kerk). Inschrijving van Gijsbert vanden Tooren. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 8. (1758, november 16). Archief van het Diaconieweeshuis der Hervormde Gemeente te Amsterdam. Boedelpapieren van de nagelaten kinderen van Maria van den Toorn en Abraham van der Wiel. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Afbeelding 7. (1734, januari 27). (1758, november 16). Archief van het Diaconieweeshuis der Hervormde Gemeente te Amsterdam. Boedelpapieren van de nagelaten kinderen van Maria van den Toorn en Abraham van der Wiel. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).

Bronnenlijst (Specifieke bronnen)


  • Confessieboeken. (1534-1731). Archief van de Schout en Schepenen van Amsterdam. Confessieboeken. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).
  • Dam, Notaris H. van. (1727, oktober 29). Notarissen in de stad Utrecht (1560-1905). Verkoopakte OG. Registratie koopcondities onroerend goed door Gijsbert Martensz van den Toorn. Utrecht: Het Utrechts Archief (www.hetutrechtsarchief.nl).
  • Freeman, Notaris Jan. (1737, oktober 17). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Voogdij. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).
  • Poorterboeken Amsterdam. (1584-1812). Archief van de Burgemeesters: Poorterboeken. Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Pronckert, Notaris C.F.. (1717, november 18). Notarissen in de stad Utrecht (1560-1905). Verkoopakte OG. Aankoop onroerend goed door Gijsbert Martensz van den Toorn. Utrecht: Het Utrechts Archief (www.hetutrechtsarchief.nl).
  • Rijpland, Notaris Jan. (1746, juli 25). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Boedelscheiding. Scheiding van de boedel van Gijsbert Martens van den Toorn. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).
  • Tappe, Notaris Anthonij. (1776, oktober 24). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Volmacht. Gerrit Scholte wordt gemachtigd door de erven van Gijsbert Martensz van den Toorn inzake de verkoop van onroerend goed. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (www.stadsarchiefamsterdam.nl).
  • Transportakten Amsterdam. (1563-1811). Archief van de schepenen van Amsterdam. Registratie van de overdracht van onroerend. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).
  • Vlaer, Notaris E.. (1727, november 8). Notarissen in de stad Utrecht (1560-1905). Verkoopakte OG. Verkoop onroerend goed door Gijsbert Martensz van den Toorn. Utrecht: Het Utrechts Archief (www.hetutrechtsarchief.nl).
  • VOC Opvarenden. (1633-1794). Scheepssoldijboeken. Nationaal Archief, Den Haag, Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), nummer toegang 1.04.02, inventarisnummer 6269. De scheepssoldijboeken vormen de basis van de personeelsadministratie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Per uitreis van elk schip worden daarin alle betaalde opvarenden vermeld, in totaal zo’n 655.000 personen in de periode 1700-1794. Nationaal Archief (www.gahetna.nl).
  • Wilde, Notaris Hendrik de. (1724, januari 12). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Testament. Registratie van het testament van Gijsbert Martens van den Toorn. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).
  • Wilde, Notaris Hendrik de. (1731, januari 10). Notarissen ter standplaats Amsterdam. Testament. Registratie van het testament van Gijsbert Martens van den Toorn. Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam (archief.amsterdam).