Hierna volgen een zestal foto’s van mijn grootvader in militaire dienst. Deze foto’s spraken mij als kind al tot de verbeelding en ik deel ze hier graag. De foto’s zijn afkomstig uit de oude fotodoos van mijn grootmoeder Gijsberta Wagensveld- van Roekel (1922-2007). Op de foto’s staan ook nog andere militairen, wiens namen mij niet bekend zijn. Mocht u iemand herkennen en dat met mij willen delen, dan hoor ik dat uiteraard graag! Klik op de foto’s voor aanvullende informatie en/ of een grotere weergave.
De meidagen van 1940
Toen de Duitse bezetter op 10 mei 1940 Nederland binnenviel was Hendrik nog gelegerd in Veenendaal. Veel heeft hij niet verteld over zijn ervaringen in meidagen. Hij heeft weleens losgelaten dat hij bij terugkeer van een patrouille vanuit de eigen stellingen werd beschoten. Ook heeft hij weleens losgelaten dat zijn peloton met een mitrailleur op de vijandelijke vliegtuigen heeft geschoten. Of dat enige uitwerking heeft gehad heeft hij er niet bij vermeld. De linies werden tijdens de gevechten heftig beschoten door de Duitse invaller. Dit ging gepaard met zoveel geweld dat men met de handen de wanden van de loopgraven moest tegenhouden om deze tegen instorting te beschermen. Dit alles wordt ook in de gevechtsverslagen bevestigd, zowel het feit dat de compagnie beschikte over mitrailleurs als dat er actief oorlogshandelingen werden verricht.
Op 13 mei 1940 kwam het bericht dat het 22ste Regiment Infanterie moest terugtrekken. Als doel werd gesteld Odijk. Nog voordat zij daar aankwamen kregen zij het bericht dat Odijk niet langer het doel was, maar dat zij naar Utrecht moesten afmarcheren. De opdracht was het inrichten van een stelling ten zuidwesten van het Merwedekanaal. De militairen werden in Utrecht hartelijk welkom geheten door de burgerij. De voeten werden verzorgd bij het Academisch ziekenhuis en er werd gerust bij de HAKA (Handelskamer).
Nog voordat aan het opzetten van de stelling aan de Merwede kon worden begonnen, werden de militairen doorgestuurd naar Fort Vechten. Zij kregen de opdracht dat Fort te bezetten. Bij aankomst werd duidelijk dat dit niet kon om reden dat het 21ste Regiment Infanterie het al had bezet en het fort niet wenste te verlaten.
Terwijl zij in afwachting waren van nadere marsorders werd het nieuws bekend dat Nederland zich, met uitzondering van Zeeland, had overgegeven. Op 15 mei moesten de militairen van het 22ste Regiment hun wapens inleveren bij de Kromhoutkazerne. Het 2e bataljon (waar Hendrik deel van uitmaakte) werd daarna ondergebracht in het Jaarbeursgebouw. Wat daarna precies gebeurde wordt niet beschreven in de verslagen.
Thuis hoorde men wel de berichten over de strijd en de capitulatie, maar men had geen idee hoe het ging met Hendrik. Men beschikte over uiterst beperkte communicatiemiddelen, voor zover daar al gebruik van kon worden gemaakt. Het was niet eens zeker of Hendrik nog in leven was. De echtgenote van Hendrik, Gijsberta (Bep) van Roekel, is op 14 mei in Veenendaal naar hem op zoek geweest. Dit schrijft zij hem op een kaart. Zij vertelt dat ze gehoord had dat er nog militairen van het 22ste Regiment in Veenendaal zouden zijn geweest, maar dat die al waren vertrokken toen zij daar kwam. Ook zijn schoonvader Gerrit (Gaart) van Roekel ging naar hem op zoek. Hij is heel Veenendaal en Rhenen rond gegaan op zoek naar een teken van leven van zijn schoonzoon. Kort na de capitulatie keerde Hendrik, gezond, maar voor het leven getekend, weer naar huis.