Egbart van Wagensveld (1788-1831)

Inleiding


Persoonlijk haal ik in mijn hobby het meeste voldoening uit het vertellen van het verhaal van die personen uit mijn familiegeschiedenis wiens naam anders in stilte in de geschiedenis zouden verdwijnen. Zo ook het verhaal van Egbart van Wagensveld (1788-1831).

Egbart was de enige van de zes kinderen van Jan van Wagensveld (Wagensfeld) en Jaukje (Jaapie/ Jaabjen) (Egberts) Adolfs (Dolfs) die de volwassen leeftijd bereikte. Omdat hij niet trouwde en, voor zover bekend, geen nageslacht heeft, is deze geslachtslijn in 1831, bij zijn overlijden, uitgestorven.


Zijn jeugd


Egbart was één van de “Vijf kinderen Gedoopt Op Zond: Nam: Eerste Paaschd: dn 23e maart (Ao 1788) door Do A: Kuijper” in de Noorderkerk in Amsterdam. Als getuigen waren Coenraad Meetz (Metz) en diens echtgenote Adriana Metz (Wolfswinkel) aanwezig bij de plechtigheid. Adriana was een dochter van Reijnier van Wolfswinkel en Grietje Timmer. Zij was een halfzus van de grootmoeder van Egbart, Clara van den Toorn.

Het was een roerige tijd waarin Egbart opgroeide. Nederland werd vanaf 1795 bezet door het leger van keizer Napoleon van Frankrijk. De eerste jaren van zijn leven woonde Egbart met zijn ouders aan de Tuinstraat in Amsterdam. Veel specifieker valt dat niet te maken. De Tuinstraat ligt tussen de Lijnbaansgracht en de Prinsengracht.

Toen Egbart net 8 jaar oud was stierf zijn moeder Joukje. Nog geen drie maanden later werd hij wees, toen ook zijn vader Jan stierf. Uit de inschrijving van het overlijden van zijn vader Jan in de registers van de weeskamer (1796), blijkt dat hij in de nog aan de “TuijnStraat” woonde. Daarbij wordt aangetekend: “Bij de Prinsegragt”. Waar Egbart daarna woonde weten we niet. Het zou bij familie kunnen zijn, maar even zo goed in het weeshuis.


Poorter in Amsterdam


Dat hij wel een vak heeft geleerd kunnen we opmaken uit het Poorterboek van de stad Amsterdam. Daarin werd hij op dinsdag 14 april 1809 (14e van Grasmaand 1809) ingeschreven (Poorterboeken Amsterdam, 1584-1812). Er waren drie manieren om poorter te worden: Je werd geboren als de zoon van een poorter, je kocht het poorterschap of je trouwde met een poortersdochter.

Nu Egbart de volwassen leeftijd van 21 jaar had bereikt ging het poorterschap automatisch van zijn vader over op hem. Hij werd ingeschreven in het register van behuwde en ingeboren poorters van de stad Amsterdam: “Egbart van Wagesvelt, Steenhouwer, zoon van Jan van Wagesvelt, in leven Timmerman”. Deze inschrijving werd overgenomen in het “Generael Poorterboek”: “Wagesvelt/ Van/ Egbart Steenhouwer Zoon Van Jan Van Wagesvelt in leven Timmerman x P(oorte)r”.


Militaire dienstplicht


Nederland werd in 1810 officieel onderdeel van de Franse Republiek en diende daarmee ook mannen aan te leveren voor dienst in het Franse leger. Dat hield in dat toen de dienstplicht werd ingevoerd. Deze dienstplicht gold ook voor Egbart. In 1810 kwam hij in dienst bij de marine. Hij diende als matroos op het schip “de Koning” waarbij in één lijn staat “bij de Hollanders(Stamboek 3de Bat(taill)on Veld Artillerie Trein Kompagnien, 1819).

In het Stamboek van het “algemeen depot der landmagt no 33” schrijft men dat hij dienst deed op het schip “de Koninglijke Hollander”. Op 6 juni 1814 werd hij, wegens volbrachte dienstplicht, te Amsterdam gepasporteerd (Stamboek Algemeen depot der Landmagt No 33, 1826).


Vrijwillige militaire dienst


Kennelijk trok de militaire dienst Egbart wel, want hij werd op 6 juni 1814 ingeschreven bij “‘t Bataillon Trein Soldaten van Ligne”. Daarna vervolgde hij zijn dienst bij het “Bataljon Artillerietrein no 2”. Op 7 januari 1816 werd hij in het stamboek van dit legeronderdeel ingeschreven (Stamboek Bataillon Artillerie Trein Nationale Militie No 2, 1816).


De slag om Waterloo


In het stamboek van het “Bataljon Artillerietrein no 2” vinden we een aantekening die bevestigd dat Egbart in 1815 mee ten strijde trok tegen Frankrijk. Hij vocht mee in de bekende slag bij Waterloo. Uit het register van “Waterloo gratificaties” blijkt dat Egbert voor deelname aan deze slag een gratificatie kreeg van 29 gulden en 10,5 cent. Dit bedrag werd voldaan aan de administratie van het 2e bataljon waar Egbert diende (Waterloo Gratificaties, 1815).


Zijn verder militaire loopbaan


Egbart werd op 13 oktober 1816 bevorderd tot korporaal en op 21 maart 1818 werd hij weer gedegradeerd tot soldaat. De reden van zijn degradatie wordt in het stamboek niet genoemd. De eerstvolgende vermelding van Egbart is dan die van de overgang naar het “3e bataljon veldartillerie treincompagnie” op 1 januari 1819. Dit was een administratieve overgang wegens de opheffing van het 2e bataljon artillerietrein (Stamboek 3de Bat(taill)on Veld Artillerie Trein Kompagnien, 1819).

Op 11 augustus 1819 ging Egbart over naar “het Regiment Ligte Dragonders No 4”. Op 7 april 1820 werd hij, zo blijkt uit het stamboek, geëngageerd voor zes jaar en op 3 november 1824 gere-engageerd voor opnieuw zes jaar. Dit keer met zes gulden handgeld. Er wordt aangetekend dat Egbart op 10 augustus 1826 een bronzen medaille, zonder gratificatie, kreeg toegewezen voor twaalf jaar “trouwen Nederlandsche dienst(Stamboek Regiment Ligte Dragonders No 4, 1819).


Naar Nederlands-Indië


Egbart werd op 6 oktober 1826 ingelijfd bij het “algemeen depot der landmagt no 33”, het latere Koloniaal Werfdepot. Hij had natuurlijk al de nodige ervaring als militair opgedaan en had kind nog kraai op de wereld. Het zal geen onwaarschijnlijke aanname zij dat het avontuur hem wel aantrok.

In het stamboek van het depot-bataljon wordt aangetekend dat Egbert op 28 februari 1827 werd gedecoreerd met de bronzen medaille. Hij ontving daarbij een gratificatie van zes gulden. Wellicht was dit een correctie op zijn decoratie in augustus 1826, waarbij hij geen gratificatie ontving. In dit register wordt zijn militaire loopbaan ook uitgebreid beschreven (Stamboek Algemeen depot der Landmagt No 33, 1826).

Opvallend is de aantekening dat Egbart op 6 augustus 1822 voor de krijgsraad in Limburg moest verschijnen. Kennelijk werd hem een straf opgelegd, want pas op 14 november dat jaar werd hij weer in vrijheid gesteld. Het voorval had in ieder geval geen ontslag uit actieve dienst tot gevolg.

Bij Zijne aankomst bij het Korps (depot  bataljon)” was Egbart “lang 1 ellen, 6 palmen, 4 duimen en 8 strepen.” Zijn signalement werd als volgt beschreven:

  • Aangezigt: ovaal
  • Voorhoofd: rond
  • Oogen: blaauw
  • Neus: groot
  • Mond: Klein
  • Kin: lang
  • Haar: Blond
  • Wenkbraauwen: id-
  • Merkbare teekenen: Geene

Na inlijving bij het depot-bataljon, werd Egbart aangewezen voor Indische dienst in wat later heette het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).  Hij zal zijn verdiende gratificatie, behorend bij zijn bronzen medaille, nauwelijks hebben kunnen uitgeven, want hij vertrok op 3 maart 1827, aan boord van het schip “Wilhelmina”, naar “O.(ost) Indien”.

Over zijn diensttijd in Indië is verder niets bekend. Toen hij ruim vier jaar later, op 15 september 1831, in Semarang (Nederlands-Indië) overleed was hij, zo blijkt uit zijn overlijdensakte, nog steeds militair van beroep (Etmans, M. & W., 2015).


Bronnenlijst


  • Etmans, M. & W. (2015). Burgerlijke Stand Nederlands-Indië. Genealogisch onderzoeksbureau Roosje Roos (www.roosjeroos.nl).
  • Poorterboeken Amsterdam. (1584-1812). Archief van de Burgemeesters: Poorterboeken. Stadsarchief Amsterdam (stadsarchief.amsterdam.nl).
  • Stamboek 3de Bat(taill)on Veld Artillerie Trein Kompagnien. (1819). Inschrijving Egbert van Wagensveld (Stamboeknummer 595). FamilySearch.org via Zoekakten.nl.
  • Stamboek Algemeen depot der Landmagt No 33. (1826). Inschrijving Egbert van Wagensveld (Stamboeknummer 11327). FamilySearch.org via Zoekakten.nl.
  • Stamboek Bataillon Artillerie Trein Nationale Militie No 2. (1816). Inschrijving Egbert van Wagensveld (Stamboeknummer 494). FamilySearch.org via Zoekakten.nl.
  • Stamboek Regiment Ligte Dragonders No 4. (1819). Inschrijving Egbert van Wagensveld (Stamboeknummer 1822). FamilySearch.org via Zoekakten.nl.