Inleiding
De oudst bekende voorvader, die met zekerheid kan worden gekoppeld aan het geslacht (van) Wagensveld waar ik uit stam, is Jan Gijsbertsen (op (Groot) Lambalgen). Zijn zoon Hendrick (1652-1715) woonde op Groot Wagensveld en is in naam de stamvader van dit geslacht.
Jan is de stamvader van meerdere families en komt dus ook in meerdere genealogieën terug. Dat is ook de reden dat ik dit verhaal deel op mijn website. Op deze manier kan en wil ik zijn gegevens beschikbaar stellen voor een breder publiek dan enkel degenen die deze gegevens aan mijn boek ontlenen.
Henry Wagensveld
Kampen, Juni 2017
Jan Gijsbertsen (op (Groot) Lambalgen)
Jan werd omstreeks 1620 geboren, waarschijnlijk in Scherpenzeel. Mogelijk was hij een zoon van Gijsbert Hermens (van (Cleijn) Lambalgen) en Weimgen Jans (van Landaes). Jan is overleden voor 23 maart 1673. Hij trouwde omstreeks 1646 met IJdtje Gerrits. Uit de doopinschrijvingen van de kinderen blijkt dat Jan op Lambalgen woonde.
Op 9 april 1666 droegen Willem Corneliss Ravenhorst, Jan Corneliss Ravenhorst, Jorden Corneliss Ravenhorst, Jorden Janss Ebbenhorst (gehuwd met Jantje Corneliss Ravenhorst), en Jan Janss Schaffelaer (gehuwd met Aelbertje Corneliss Ravenhorst), voor het gericht van Renswoude het goed Groot Ravenhorst over aan “Jan Gijsbertss woonende op Lambalgen” en zijn erven.
In de akte wordt het goed Groot Ravenhorst als volgt omschreven: “seecker huijzinge, hoff, ende hofsteede, Berge, en Schuijr; mitsgaders bepotinge ende beplantinge daer op staande ende verders met alle sijns toebehooren, en al t’goed daer in aert en nagelvast is; Oock mette landerijen, daer aen behoorende sijnde ’t samen vijff gedeelten van ’t Arff ende goet, genaemt groot Ravenhorst” (Gerecht Renswoude, 1634-1679).
In 1675 wordt in de lijsten van het familiegeld vermelding gemaakt van Jan Gijsbertze YL (?) als belastingbetaler in Renswoude. Hij wordt aangeslagen voor een bedrag van f 10,–,–. Er wordt geschreven: “Bouwt op eigen grond met 8 kinderen”. De vermelding van Jan is postuum geweest, hier heeft de term YL dan mogelijk ook betrekking gehad[1]. Sander Gijsbertsen, zijn broer, krijgt dezelfde vermelding mee. Hij betaalde f 6,–,–. Bij hem wordt vermeld: “doet wat bouwerije op een klein plaatsje” (Putman, J.H.M. & Burgman-Feenstra, H.A., 1998).
Jan wordt in 1657 genoemd in het lidmatenregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Scherpenzeel. De betreffende lidmatenlijst werd samengesteld door ds. Henrici Frederici de Loos: “Naem Register der Ledematen gelijck deselve in het laatst den jaere 1657 bevonden sijn“. Hij wordt hier genoemd: “Jan Gijsberts, op Lambalgen”. In 1673 wordt de weduwe van Jan in hetzelfde lidmatenregister genoemd.
Een nieuwe lijst van lidmaten werd toen opgesteld door ds. Jacobus Steen: “Namen der Ledematen dieder bevonden zijn, wanneer ick Jacobus Steen alhier tot Predikant bevestight ben geworden den 23 Martii 1673”. Zij wordt genoemd als: “Ydtje Gerrits, wed Jan Gijsbertsen, nu wonende onder Renswoude”.
De kinderen van Jan en IJdtje
Jan Gijsbertsen op (Groot) Lambalgen en IJdtje Gerrits kregen, voor zover bekend, acht kinderen:
- [Mogelijk] Gerrit Jansz van ’t Broeck, geboren omstreeks 1646 in Scherpenzeel Volgt 1.1
- Henrick Jansen van Ravenhorst (op Wagensfelt), gedoopt op 16 mei 1652 in Scherpenzeel Volgt 1.2.
- Gijsbert Jansen van Ravenhorst, geboren omstreeks 1657 in Scherpenzeel Volgt 1.3.
- Jacopien (Jacobje) Jans (van Ravenhorst), gedoopt op 30 januari 1659 in Scherpenzeel Volgt 1.4.
- Teunis (Toon) Jansen (van Ravenhorst), gedoopt op 14 juli 1661 in Scherpenzeel Volgt 1.5.
- Hendrick Jansen (van Ravenhorst) (van R(h)enswoude), gedoopt op 1 januari 1664 in Scherpenzeel Volgt 1.6.
- Jannetien Jans van Ravenhorst, gedoopt op 1 juli 1666 in Scherpenzeel[2].
- Cornelis (Knelis/ Cnelis) Jansen (van Ravenhorst) (op de Nap), gedoopt op 16 februari 1670 in Scherpenzeel Volgt 1.7.
1.1 [Mogelijk[3]] Gerrit Jansz van ’t Broeck, landbouwer op Klein Lambalgen, geboren omstreeks 1646 in Scherpenzeel. Gerrit is overleden op 6 februari 1679 in Scherpenzeel.
Gerrit trouwde op 11 december 1670 in Scherpenzeel[4] met Geertgen Rijckze van de Fliert[5], gedoopt in maart 1647 in Renswoude, dochter van Rijck Claesse (van de Vliert) en Merritje Gerrits.
1.2 Henrick Jansen van Ravenhorst (op Wagensfelt), schepen te Renswoude, diaken in de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Renswoude, van beroep landbouwer, gedoopt op 16 mei 1652 in Scherpenzeel[6], zoon van Jan Gijsbertsen op Groot Lambalgen. Henrick is overleden op 21 november 1715 in Renswoude (op Wagensveld).
Henrick trouwde op 4 mei 1690 in Renswoude[7] met Geertje Hendricks van Willer. Geertje is overleden op 17 mei 1719 in Renswoude (op Wagensveld).
1.3 Gijsbert Jansen van Ravenhorst[8], geboren omstreeks 1657 in Scherpenzeel, zoon van Jan Gijsbertsen op Lambalgen. Gijsbert is overleden op 14 september 1700 in Renswoude.
Gijsbert trouwde (I) op 18 november 1683 in Renswoude[9] met Phijgje (Fijtje) Sanders (van Ravenhorst), gedoopt op 17 november 1661 in Renswoude, dochter van Sander Gijsbertsen (van Ravenhorst) en Engeltje Gijsbertse (van Achterberg). Phijgje is overleden op 19 juni 1691 in Renswoude.
Gijsbert trouwde (II) op 14 februari 1697 in Renswoude[10] met Geertruidt (Truijtje) Willems.
1.4 Jacopien (Jacobje) Jans (van Ravenhorst)[11], gedoopt op 30 januari 1659 in Scherpenzeel[12], dochter van Jan Gijsberts op Lambalgen.
Jacobje trouwde (I) op 29 april 1677 in Scherpenzeel[13] met Jan Adriaensen Decker. Jan is overleden op 23 maart 1687 in Scherpenzeel.
Jacobje trouwde (II) op 18 maart 1688 in Scherpenzeel[14] met Gerrit Jacobsz van Blotenburg[15]·[16]·[17]·[18]·[19], schepen te Leersum, van beroep landbouwer, zoon van Jacob Gerritsz van Blotenburg en Willemtgen Cornelisse van Langelaer.
1.5 Teunis (Toon) Jansen (van Ravenhorst)[20], gedoopt op 14 juli 1661 in Scherpenzeel[21], zoon van Jan Gijsbertse op Lambalgen. Teunis is overleden op 20 maart 1720 in Renswoude.
Teunis trouwde op 1 april 1689 in Leersum[22] met Merrighie Morren, mogelijk een dochter van Mor Cornelissen en Maijghien Hermans Deijs.
1.6 Hendrick Jansen (van Ravenhorst) (van R(h)enswoude)[23], ouderling in de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk te Leersum, van beroep landbouwer, gedoopt op 1 januari 1664 in Scherpenzeel[24], zoon van Jan Gijsbertsse op Lambalgen. Hendrick trouwde op 11 december 1692 in Renswoude[25]·[26] met Aeltje Gerrits (van Leersum).
1.7 Cornelis (Knelis/ Cnelis) Jansen (van Ravenhorst) (op de Nap), gedoopt op 16 februari 1670 in Scherpenzeel[27], zoon van Jan Gijsbertsse op Lambalgen. Cornelis is overleden op 14 januari 1720 in Lunteren (“op ’t Erf den Nap onder Lunteren”)[28].
Cornelis trouwde op 24 december 1699 in Renswoude[29] met Teuntje Jans[30], gedoopt op 6 juni 1675 in Renswoude, dochter van Jan Rijckse en Hendrikje Teunisse. Teuntje is overleden in Ede (Ederveen (“ten huise van haar zoon Gerrit Knelisse aan de Veenkant onder Ede”)).
Aantekeningen
[1] Een bevestiging hiervan ligt in het feit dat IJdtje, toen reeds genoemd als de weduwe van Jan, in 1673 “onder Renswoude” woonde.
[2] Inschrijving in het doopregister: “Jannetien D van Jan Gijsbertsen op Lambalgen”.
[3] Gerrit wordt regelmatig in genealogieën genoemd als zoon van Jan en IJdtje. Gelet op zijn naamgeving is dat ook niet onlogisch. Hij zou dan zijn vernoemd naar zijn grootvader van moederszijde. Ook zijn achternaam “van ’t Broeck” is verklaarbaar in het feit dat potentiële voorvaders van hem (mede) eigenaar waren van het goed (’t) Broek onder Woudenberg. Onmogelijk is het dus niet dat Jan en IJdtje ook een zoon Gerrit zouden hebben gehad. In deze genealogie wordt hij dan ook genoemd, ware het niet met de kanttekening, dat het verre van zeker is dat deze Gerrit een zoon van Jan en IJdtje was.
Er zijn namelijk ook diverse historische aantekeningen op grond waarvan de aanname dat Gerrit een zoon is van Jan en IJdtje in twijfel kan worden getrokken.
- In 1653 in het register van het Slaperdijksgeld ene Jan Gerritsz genoemd die woonde op of in ’t Broeck (Reichgelt, A.F.M. (e.a.), 2000). Hij zou mogelijk ook de vader van Gerrit kunnen zijn.
- Een andere mogelijkheid is dat Gerrit het in het doopregister van Scherpenzeel naamloos ingeschreven kind van Jan Jansen op Klein Lambalgen is, dat op 9 maart 1645 in Scherpenzeel werd gedoopt. Dit zou ook verklaren waarom Gerrit later wordt genoemd als bewoner van Klein Lambalgen.
- Een laatste mogelijkheid is dat hij dezelfde persoon is als Gerrit, de zoon van de dochter op Groot Lambalgen, die op 27 maart 1646 in Scherpenzeel werd gedoopt.
[4] Inschrijving in het trouwregister: “Gerrit Jansen van t Broeck jonckman wo op Lambalgen met Geertien Rijcksen van de Fliert jonge Dochter uyt Renswoude”.
[5] Geertgen trouwde later op 18 januari 1680 in Scherpenzeel met Roelof Cornelissen van Egdom.
[6] Inschrijving in het doopregister: “den 16 Maij, kind voor Jan Gijsbertsen, op groot Lambalgen: genoemt Henrick”.
[7] Inschrijving in het trouwregister: “Hendrick Jansen J.M. van Ravenhorst: & Geertje Hendricks van Willer, J.D. woonende op Berckhorst. Testis (huwelijksgetuige) Faes Evertsen op Berckhorst. Ingeschreven den 12 April 1690. (Attestatie mede genomen na Renswoude om aldaer oock geproclameert te worden). Opgeroepen 1 den 13 April 2 den 20 April 3 de 27 April. Getrout den 4 Maji, tot Renswoude hebbenden hier van daen daer na toe attestatie mede genomen”.
[8] Gijsbert kwam op 22 februari 1683, met zijn moeder, voor het gerecht van Renswoude. Er werd een akte opgemaakt betreffende een geschil over de afdracht van de “cooppenningen” van de boerderij Ravenhorst. Gijsbert beschikte over papieren die de afdracht bewezen. Daarmee werd de zaak afgedaan (Gerecht Renswoude, 1682-1725).
[9] Inschrijving in het trouwregister: “Gijsbert Janß j.m. met Phijgje Sanders j.dgr.”
[10] Inschrijving in het trouwregister: “Gijsbert Janß van Ravenhorst wedunaar van Phijgje Sanders met Geertruijdt Willems j.dgr.”
[11] Jacobje trouwde eerst met Jan Adriaansz. Toen zij trouwden woonden zij beiden in Amersfoort. Op 3 juni 1677 werd zij “Jacobje Jans huijs vrou van Jan Adriaensen”, met attestatie van Amersfoort, ingeschreven in het lidmatenregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Scherpenzeel. In juli 1651 lieten Jacobje en Jan, voor het gerecht van Scherpenzeel, hun testament opmaken (Woudenberg, H.M. van, 1994).
[12] Inschrijving in het doopregister: “30 jan jacopien D van Jan Gijsberts op Lambalgen”.
[13] Inschrijving in het trouwregister: “Jan Adriaensen J.M. van Scherpenzeel: ende Jacobje Jansen, J.D.van Scherpenzeel, woonende tot Amersfoort. Testis: Teunis Jansen Broeder des Bruijts.”
[14] Inschrijving in het trouwregister: “Gerrit Jacobsen van Blotenburgh, weduwenaer van Geertje Rutgersen, woonende a/d Ginckel: & Jacobje Jansen, weduwe van Jan Arisen, woonende tot Scherpenzeel. Testis: Hendrick Jansen Broeder des Bruijdts.”
[15] Gerrit trouwde eerder op 20 november 1670 in Scherpenzeel met Geertje Rutgers van Ginckel, dochter van Rutger Harmansz van Ginckel en Hendrickje Jans. Geertje is overleden op 16 maart 1686 in Scherpenzeel (of Ginkel onder Leersum). De overlijdensdatum van Geertje is aangetekend in het lidmatenregister van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Scherpenzeel. Zij werd daar, met haar man, op 24 september 1676 als lidmaat ingeschreven. Zij woonden toen “aen de Ginckel”. De buurtschap Ginkel ligt onder Zuylenstein (Leersum).
[16] Op 15 januari 1683 (idem. op 5 mei 1684 en 11 januari 1686) werd Gerrit Jacobsz Blotenburg, door de heer van Zuilensteijn, aangesteld tot schepen te Leersum (Postema, H.J., 2011).
[17] In mei 1693 diende voor het gerecht van Leersum een zaak betreffende een tonnetje zeep dat Johan van Dalen, burger van Amersfoort, pachter van de impost op het zeep, en Tonis Wildeman, gerechtsbode van Woudenberg, in 1691 vonden in het huis van Gerrit Jacobsz Blotenburg, wonende in de Ginkelse Haar, waarbij Gerrit gefraudeerd zou hebben bij de aankoop ervan (Postema, H.J., 2011).
[18] Op 5 augustus 1698 verkoopt Evert Houwert, advocaat van het hof van Utrecht, als erfgenaam van zijn vader Herbert Houwert, een “huysinge, hofsstede en landerijen”, groot 41 morgen achter de “Beuckenbergh” aan de zuidzijde van “de Amersfoortse- of Schoonderbeecksegrift in het gerecht Ginckell”, alsmede “dartien ackeren lants” in het gerecht “Zuylesteyn ende Leersum” aan Gerrit Jacobsen Blotenburgh, gemachtigde namens zijn zoon Jacob Gerritsen van Blotenburgh en Jan Jacobsen (Notaris J. Wantenaar, 1698).
[19] In 1718 passeren er een drietal akten voor het gerecht van Leersum. Op 11 april dat jaar wordt er een akte opgemaakt met betrekking tot de nalatenschap voor zoon Jacob. Het betreft een bijstelling op het maagescheid van 23 april 1695. Als zijn moeder zou komen te overlijden zou hij erven: “de landerijen genaemt het schot met het lant gelegen inde ginkel en den hoogenhoek mitsgaders Jan Elissen Hofsteden ook den acker gelijk tselve bij Gerrit was gebruijkt en door overlijden van zijn grootvader Rutger Aelberts aenbestorven. Gerrit zou daarbij genieten jaarlijks de pachtpenningen van de hofstede die toen gebruikt werd door Cors Jansen. Zij maken nu nieuwe afspraken over het moederlijk versterf van Jacob.”
Diezelfde dag verkopen Gerrit en Jacobje al hun goederen aan zoon Jacob. Onder deze goederen “specialijk mede de jarelijxen pagtpennige of inkomste van sekre huijsing hofsteede aende Haar met het aenhorig landt tegenwoordig gebruijckt wordende bij Hendrik Janse”. Voorwaarde is dat zij, mede gelet op hun hoge ouderdom, verzorgd willen worden door Jacob en zijn echtgenote Maria Peters Woudenberg.
Tot slot verkopen zij diezelfde dag aan Jacob “twee stukjes weijlandt waervan t eene groot is omtrent drie dammiten gelegen onder den geregten vande Haar of de polder van die naem en t ander in selder onder den geregten van Hoogelandt sulx den eersten compt voor desen van seijn broeder Teunis Jacobsz Blotenburg is aengekomen” (Postema, H.J., 2011).
[20] Teunis (Toon Janse) kwam op 12 december 1716 voor het gerecht in Renswoude. Hij daagde Thijs Cornelisse (en diens echtgenote Faesge Cornelis) wegens het achterblijven van de rente op een obligatie die zijn moeder (“IJtjen Garrits wede van sallr Jan Gijsbertse gewoont hebbende op Ravenhorst gelegen onder dese heelijkheit”) op 19 juli 1674 aan hen verstrekte (Gerecht Renswoude, 1682-1725).
[21] Inschrijving in het doopregister: “14 juli Teunis S van Jan Gijsbertse op lambalgen”.
[22] Inschrijving van trouwregister: (Amerongen) “Teunis Janss j.m: won: tot Renswoude en Merrigen Morren j.d. w: aen dwerswegh zijn na voorgaende proclamatien, en betoon van attestatie van Renswoude tot Leersum getrouwt april: 1. 1689.”
[23] Hendrick Jansen en Aeltie Gerrits werden op 24 maart 1700, na het afleggen van openbare geloofsbelijdenis, ingeschreven als lidmaten van de (Nederduitsch) Gereformeerde Kerk van Leersum. Hendrick, in het register Hendrick Jansen van Rhenswoude genoemd, wordt ook genoemd als ouderling van de kerk van Leersum (Postema, H.J., 2011).
Dat Hendrick ook van R(h)enswoude werd genoemd wordt bevestigd in een tweetal akten uit 1697, gevolgd door een akte uit 1699. Op 27 november 1697 verkocht Gijsbert Jacobs van Coudijs (met zijn echtgenote Gerritje Rutgers van Ginckel) een hofstede met verschillende stukken land onder Ginkel aan Cornelis Cornelisz Floore. In de akte wordt aangetekend dat “het selve in huere gebruijckt word bij Hendrick Janssen en Aeltjen Gerrits”. Dit onroerend goed heeft Gijsbert geërfd van zijn schoonvader Rutger Harmansz van Ginckel. Op 29 december 1697 verklaart Gijsbert voor het gerecht een deel van de koopsom te hebben ontvangen “vant erff en lant te Ginckel, gebruijckt wordende bij Hendrick Jansz” (Postema, H.J., 2011).
Vervolgens werd op 13 april 1699 het register van huisgeld opgemaakt. Hierin wordt Hendrick ook genoemd: “Hendrick Jansz van Renswoude nu eigenaar Cornelis Flore” (Postema, H.J., 2011). Hieruit blijkt dat het telkens om dezelfde Hendrick gaat, immers Cornelis Floore was de nieuwe eigenaar van het goed waar Hendrick woonde. Later was Hendrick vermoedelijk bouwman op grond van zijn zwager Gerrit Jacobs Blotenburg aan de Haar onder Leersum.
Op 18 maart 1703 (idem. op 10 maart 1713 (Postema, H.J., 2011) en 14 juli 1722 (Postema, H.J., 2011)) wordt er melding gemaakt van een “bijstede” “in den hoff van Hendrick Jansz van Renswoude onder Ginckel”. De bijstede werd aangebracht door Jacob Blotenburg (Postema, H.J., 2011). Toen Gerrit zijn goederen in 1718 overdroeg aan zijn zoon Jacob werd specifiek vermeld dat het ging om een “huijsing en hofstede aende Haar” (Postema, H.J., 2011).
[24] Inschrijving in het doopregister: “Gijsbert henrick S: van Jan Gijsbertsfe op lambalgen”.
[25] Inschrijving in het trouwregister (Renswoude): “hendrick Janß van Ravenhorst j.m. met Aeltje Gerrits van Leersum j. dgr.”
[26] Inschrijving in het trouwregister (Amerongen): “hendrick Janß J.M. van Ravenhorst en Aeltje Gerrits Jd. van Leersum, hebben na voorgaande proclamatien onsen attestatie na Renswoude bekomen den 11 Decemb. 1692.”
[27] Inschrijving in het doopregister: “Cornelis S van Jan Gijsbertsfe op lambalgen”.
[28] Zijn overlijdensdatum is terug te vinden in het lidmatenregister van Renswoude. De genoemde plaats van overlijden is ontleend aan een verklaring van zijn kleindochter Knelia.
[29] Inschrijving in het trouwregister: “hendrick Cornelis Janß j.m. met Teuntje Jans j. dgr.”
[30] Teuntje, weduwe van Knelis Jansen, trouwde later op 24 oktober 1722 in Renswoude met Evert Hendricksen, jongeman, geboren en wonende te Lunteren.
Bronnenlijst (Specifieke bronnen)
- Gerecht Renswoude. (1634-1679). Geïndexeerd door M. Veldhuizen, Maartensdijk (2010). Register van Transporten, vestenissen, en andere actens, súlcx voor den Gerechte der hooge ende Vrije Heerlijckheijt van Renswoúde ende Emmickhúijsen sijn gepasseert. Van Papier naar Digitaal (VPND) (www.vpnd.nl).
- Gerecht Renswoude. (1682-1725). Geïndexeerd door M. Veldhuizen, Maartensdijk (2010). Rolle gehouden voor die van den gerechte der Hooge ende Vrije Heerlijkheijt van renswoude ende Emmickhuijsen beginnende den 16. april 1704. Van Papier naar Digitaal (www.vpnd.nl).
- Notaris J. Wantenaar. (1698, augustus 5). Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905. Verkoopakte OG. Verkoop onroerend goed door Evert Houwert aan Jacob Gerritsen van Blotenburgh (als gemachtigde). Het Utrechts Archief (www.hetutrechtsarchief.nl).
- Putman, J.H.M. & Burgman-Feenstra, H.A. (1998). Eemlandse Klapper (29). Familiegeld Eemland (Renswoude 1675). Hollandsche Rading: Genealogische Documentatie Service (Hollandsche Rading, 1998).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2471. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum dat een rol bevat van boetstraffelijke en civiele zaken. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2472. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum dat een rol bevat van boetstraffelijke en civiele zaken. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2473. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum dat een rol bevat van boetstraffelijke en civiele zaken. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2474. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum dat een rol bevat van boetstraffelijke en civiele zaken. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2477. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum betreffende voor het gerecht gevoerde lijfstraffelijke en boetstraffelijke processen. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Archief van de Dorpsgerechten (1515-1813). Nadere Toegang op inv. nr 2492. Dit document bevat regesten op een deel van de dorpsgerechten van Leersum. Dit bevat minuten van akten betreffende overige zaken, o.a. verkoop en verhuur van onroerende goederen, 1632, 1651, 1702-1809. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Postema, H.J. (2011, december). Nadere Toegang op inv. nr KR10 uit het archief van de Nederlandse Hervormde gemeente Leersum (1699-1988). Onder inventarisnummer KR10 bevindt zich het doop-, huwelijks- en lidmatenregister van Leersum over de periode 1699-1730. In dit document zijn alleen de lidmaten opgenomen. Regionaal Historisch Centrum (RHC) Zuidoost Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl).
- Reichgelt, A.F.M. (e.a.). (2000). Reichgelt, A.F.M., Greef, W. de, Nieuwenhuis, W.H.M. (Redacteur). Slaperdijkgeld Woudenberg, Leusden C.S., Renswoude (1653). Bibliotheek Archief Eemland.
- Woudenberg, H.M. van (1994, oktober). Repertorium Rechterlijke Archieven Scherpenzeel (1623-1728).